NOTULEN VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

 

Gemeente Bertem

 

Zitting van 22 oktober 2019

Van 21 uur tot 22 uur

 

Aanwezig:

Voorzitter:

Albert Mees

Voorzitter vast bureau:

Joël Vander Elst

Leden Vast Bureau:

Marc Morris, Greet Goossens, Joery Verhoeven en Tom Philips

Raadsleden:

Yvette Laes, Jan De Keyzer, Joris Fonteyn, Karin Baudemprez, Griet Verhenneman, Wouter Fock, Diane Vander Elst, Maria Andries, Eddy Vranckx, Jenne Van Cortenberg, Iris De Smet, Roland Gustin, Peter Persyn en Jimmy Geyns

Algemeen directeur:

Dirk Stoffelen

 

Verontschuldigd:

Raadslid:

Pieter Sempels

 


Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

ZITTINGEN RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.

 

Juridische gronden

         Artikel 74 van het decreet lokaal bestuur
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt, mits eventuele aanpassingen, de notulen en het zittingsverslag van de vorige raadszitting goed.

         Artikel 33, §2 van het huishoudelijk reglement
De OCMW-raad beslist om het zittingsverslag, zoals vermeld in artikel 278 van het decreet lokaal bestuur, te vervangen door een audio-opname van de openbare zitting van de raad.

         Artikel 34, §3 van het huishoudelijk reglement
Elk raadslid heeft het recht tijdens de vergadering van de OCMW-raad opmerkingen te maken over de redactie van de notulen van de vorige raadsvergadering. Als die opmerkingen door de raad worden aangenomen, worden de notulen in die zin aangepast. Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen van de vorige raadsvergadering, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de raad en de algemeen directeur.

 

 

Bijlagen

         Notulen zitting van 24 september 2019.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De raad keurt de notulen van de zitting van 24 september 2019 goed.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

AUDIT VLAANDEREN. KENNISNAME OPVOLGINGSRAPPORT VAN AUDIT VLAANDEREN OVER DE REALISATIE VAN DE AANBEVELINGEN UIT DE AUDITOPDRACHTEN BIJ GEMEENTE EN OCMW BERTEM.

 

Voorgeschiedenis

  • Kennisname door de raad voor maatschappelijk welzijn op 6 januari 2015 van het rapport van Audit Vlaanderen over de forensische audit bij OCMW Bertem.

 

Feiten en context

  • Op 4 november 2014 leverde Audit Vlaanderen een auditrapport op over de forensische audit bij OCMW Bertem (auditopdracht 1408 001). Dit rapport bevatte 14 aanbevelingen, waarvoor het management een streefdatum, een verantwoordelijke en een actieplan heeft bepaald.

 

Juridische gronden

  • Artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap “Audit Vlaanderen”
    Er is bij een audit bij een OCMW minstens een rapportering aan de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

 

Bijlagen

  • Opvolging Audit Bertem

 

Besluit

 

Mededeling

De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het bijgevoegde opvolgingsrapport van Audit Vlaanderen over de realisatie van de aanbevelingen uit de auditopdrachten bij gemeente en OCMW Bertem.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

UITZENDARBEID. GOEDKEURING REGLEMENT VOOR DE INZET VAN UITZENDARBEID BIJ HET OCMW.

 

Voorgeschiedenis

  • Raadsbesluit van 24 september 2019 over de toetreding tot Poolstok

 

Feiten en context

  • Het decreet van 27 april 2018 betreffende de uitzendarbeid in de Vlaamse overheidsdiensten en de lokale besturen breidt de motieven uit waarvoor besturen uitzendkrachten kunnen inschakelen. Uitzendarbeid is decretaal toegelaten voor een periode van maximaal 12 maanden, met inbegrip van eventuele verlengingen. Indien een lokaal bestuur gebruik wenst te maken van uitzendkrachten, komt het aan de gemeenteraad toe om hiervoor een kader (reglement) vast te stellen. In toepassing van het syndicaal statuut moet hierover voorafgaand onderhandeld worden met de vakorganisaties. Het college van burgemeester en schepenen heeft dan de bevoegdheid om een beroep te doen op uitzendarbeid binnen het kader dat door de raad wordt opgesteld. Het kader moet bepalen op welke vormen/motieven van uitzendarbeid het bestuur zich wilt beroepen. Niet alle in het decreet voorziene motieven zijn automatisch toegelaten bij een lokaal bestuur. Volgende motieven zijn mogelijk:

o        Tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst

o        Tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd

o        Tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid met deeltijdse loopbaanonderbreking of met vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van het zorgkrediet

o        Tijdelijke vervanging van een ambtenaar die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent

o        Een tijdelijke vermeerdering van werk

o        Uitvoering van uitzonderlijk werk

o        In het kader van tewerkstellingstrajecten

o        Voor artistieke prestaties of artistieke werken.

  • Verder worden hierin de voorwaarden opgenomen voor elke vorm van uitzendarbeid bv. beperkt tot bepaalde functies, maximum aantal uitzendkrachten per motief, de voorwaarden voor verlenging (binnen de wettelijk maximumtermijn van 12 maanden)... Het bestuur heeft een informatieplicht t.a.v. de vakorganisaties bij elke indienstneming van een uitzendkracht. In het reglement moet de wijze opgenomen zijn waarop de vakorganisaties in kennis worden gesteld van het feit dat een uitzendkracht in dienst zal treden. Deze kennisgeving moet in ieder geval plaatsvinden voordat een uitzendkracht aan de slag gaat. Er is hierbij geen goedkeuring van de vakorganisaties vereist. Ook de duur, waarvoor maximaal gebruik kan worden gemaakt van een motief van uitzendarbeid, moet in het reglement opgenomen worden. Deze duur kan nooit langer zijn dan 12 maanden (inclusief verlengingen).
  • Jaarlijks zal globale informatie (per motief het aantal uitzendkrachten en de gepresteerde uren + de totale kostprijs) over uitzendkrachten bezorgd moeten worden aan het plaatselijke hoog overlegcomité (HOC).
  • Aangezien de uitzendkracht geen personeelslid wordt van de (lokale) overheid, is hij ook niet onderworpen aan de rechtspositieregeling van het (lokaal) bestuur (m.u.v. feestdagenregeling, arbeidsduur, loonschalen, vergoedingen, toelagen...). De rechtspositieregeling van de uitzendkrachten blijft gewaarborgd door het Sociaal Fonds en de Commissie van goede diensten.
  • Er moet op toegezien worden dat de aanstelling van het uitzendarbeidsbureau waarop een beroep wordt gedaan op een correcte wijze verloopt (wet op overheidsopdrachten).

 

Juridische gronden

  • Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers
  • Decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling
    Dit decreet bepaalt de voorwaarden inzake private arbeidsbemiddeling en inzake uitzendactiviteiten, de erkenning als uitzendbureau, de klachtenprocedure en de handhaving.
  • Artikel 4 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de uitzendarbeid in de Vlaamse Overheidsdiensten en de lokale besturen
    De Vlaamse overheidsdiensten en de lokale besturen kunnen een beroep doen op uitzendarbeid in de hierna volgende gevallen:

o        1° tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst;

o        2° tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd;

o        3° tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid met deeltijdse loopbaanonderbreking of met vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van het zorgkrediet;

o        4° tijdelijke vervanging van een ambtenaar die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent;

o        5° een tijdelijke vermeerdering van werk;

o        6° uitvoering van uitzonderlijk werk;

o        7° in het kader van tewerkstellingstrajecten;

o        8° voor artistieke prestaties of artistieke werken.

  • Artikel 6 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de uitzendarbeid in de Vlaamse Overheidsdiensten en de lokale besturen
    De raad bepaalt in welke gevallen uitzendarbeid mogelijk is binnen de krijtlijnen van dit decreet. De raad stelt hierover de nadere regels vast.
  • Koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers

 

Adviezen

  • Gunstig advies van het managementteam van 24 september 2019
  • Advies van het hoog overlegcomité van 9 oktober 2019: ACV Openbare Diensten gaat net zoals bij andere lokale besturen niet akkoord met de mogelijkheid om de wettelijke maximumtermijn van 12 maanden uitzendarbeid te benutten en wenst de inzet van uitzendarbeid te beperken tot specifieke functies.
  • Schriftelijk advies van ACOD-LRB van 11 oktober 2019: ACOD vraagt om maximumtermijnen te bepalen bij elk motief om een uitzendkracht in te zetten.

 

Argumentatie

Aangezien de normale aanwervingsprocedure de regel moet blijven, lijkt het niet aangewezen om uitzendarbeid voor elk motief mogelijk te maken.

Vooraleer een beroep te doen op uitzendarbeid, moeten de andere mogelijkheden voor de invulling van de tijdelijke behoefte worden benut, zoals een wervingsreserve voor de functie, een bevraging bij personeelsleden met een deeltijds contract of deeltijdse opdracht of zij bereid zijn om tijdelijk hun contract of opdracht uit te breiden, de opstart van een aanwervingsprocedure, de inzet van vrijwilligers...

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Er kan een beroep worden gedaan op uitzendarbeid overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten opgenomen in dit besluit met het oog op:

         de tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst

         de tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd

         de tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid met deeltijdse loopbaanonderbreking of met vermindering van arbeidsprestaties in het kader van het zorgkrediet

         de tijdelijke vervanging van een ambtenaar die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent

         een tijdelijke vermeerdering van werk

  • uitvoering van uitzonderlijk werk.

 

Onder de uitvoering van uitzonderlijk werk worden de volgende werkzaamheden verstaan, voor zover zij niet behoren tot de gewone bedrijvigheden van de werkgever (gebruiker):

         de werkzaamheden in verband met de voorbereiding, de werking en de voltooiing van jaarbeurzen, salons, congressen, studiedagen, seminaries, openbare manifestaties, stoeten, tentoonstellingen, recepties, marktstudies, enquêtes, verkiezingen, speciale promoties, vertalingen en verhuizingen;

         het lossen van vrachtwagens of andere vervoersmiddelen;

         het secretariaatswerk in het kader van de ontvangst en het verblijf van tijdelijke buitenlandse delegaties

         de werkzaamheden met het oog op kortstondige uitvoering van gespecialiseerde opdrachten die een bijzondere beroepsbekwaamheid vereisen;

         de arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval en de dringende arbeid aan machines of materieel

         de werken die betrekking hebben op het opstellen van een inventaris of een balans.

 

Artikel 2:

Er kan slechts een beroep gedaan worden op uitzendarbeid indien voldaan is aan onderstaande voorwaarden:

         er is geen actieve wervingsreserve voor de betrokken functie, of de bestaande wervingsreserve levert geen beschikbare kandidaat;

         er kan, gezien het dringend karakter, geen aanwervingsprocedure doorlopen worden;

         een bevraging van personeelsleden met een deeltijds contract of deeltijdse opdracht leverde geen beschikbare kandidaat op (tijdelijke uitbreiding contract of opdracht).

 

Indien duidelijk is dat er gedurende langere tijd een tijdelijk personeelslid nodig is, zal tijdens de looptijd van de uitzendarbeid een aanwervingsprocedure opgestart worden.

 

De uitzendarbeid wordt voor een termijn van maximaal 6 maanden gebruikt. Deze termijn kan maximaal 2 maal verlengd worden met een periode van 3 maanden, op voorwaarde dat het motief nog steeds bestaat en er redelijkerwijze geen aanwervingsprocedure kon gevoerd worden of deze geen resultaat opleverde.

 

Artikel 3:

Uitzendkrachten kunnen niet tewerkgesteld worden met opeenvolgende dagcontracten. Er kan geen gebruik gemaakt worden van uitzendarbeid bij staking of lock out.

 

Artikel 4:

Het vast bureau stelt de vakorganisaties in kennis van het feit dat een uitzendkracht zijn werk binnen het bestuur zal aanvatten:

         uiterlijk op de eerste dag van tewerkstelling van de uitzendkracht, evenals bij aanvang van elke verlenging;

         via e-mail, met vermelding van het motief, de functie, de verwachte duur van tewerkstelling en het uitzendkantoor dat zal optreden als werkgever.

 

Artikel 5:

In het eerste hoog overlegcomité van het kalenderjaar bezorgt het OCMW de globale informatie over de inzet van uitzendkrachten in het voorafgaande kalenderjaar. Deze informatie bevat minstens:

         per motief het aantal uitzendkrachten en de uren die ze gepresteerd hebben;

         de totale kostprijs van de uitzendkrachten.

 

Artikel 6:

De aanstelling van het uitzendbureau/de uitzendbureaus met wie de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid in uitvoering van dit besluit wordt gesloten, wordt toevertrouwd aan Poolstok.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

PERSONEELSFORMATIE. AANPASSING PERSONEELSFORMATIE EN ORGANOGRAM.

 

Feiten en context

  • De personeelsformatie bevat de opsomming van het aantal en de soorten betrekkingen die nodig zijn voor de permanente personeelsbehoeften.
  • Het organogram geeft de organisatiestructuur van de diensten weer en geeft de gezagsverhoudingen aan.

 

Juridische gronden

  • Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

         Artikel 161 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stellen het gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast.
Het organogram geeft de organisatiestructuur van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn weer, duidt de gezagsverhoudingen en de functies aan waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.

 

Adviezen

  • Gunstig advies van het managementteam van 15 oktober 2019.
  • Schriftelijk advies van ACV Openbare Diensten en van ACOD-LRB van 17 oktober 2019: de vakbonden tonen zich bezorgd over het verlies van de leidinggevende positie van de ploegbaas ten voordele van de werkleider, ook al behoudt de ploegbaas zijn wedde. Zij vragen of er geen uitdovend scenario mogelijk is. De bijkomende functies zijn contractueel; de vakbonden blijven pleiten voor statutaire tewerkstelling. Voor de rest geven zij wel positief advies.

 

Argumentatie

Aan de raad worden een aantal wijzigingen aan de personeelsformatie en aan het organogram voorgesteld:

         voor drie functies wordt een nieuwe salarisschaal voorzien (van A1a-A2a naar A1a-A3a)

         er wordt een nieuwe functie van werkleider-toezichter (C1-C3) ingeschreven

         er komt een functie van technisch assistent (D1-D3) over van de dienst openbare werken naar de facilitaire dienst.

 

Organogram:

         de functie van werkleider-toezichter (C1-C3) wordt toegevoegd

         de functies van technisch assistent openbare werken, incl. de functie van ploegbaas openbare werken, valt onder de bevoegdheid van de werkleider-toezichter

         één functie van technisch assistent (D1-D3) bij de dienst openbare werken wordt verplaatst naar de facilitaire dienst

         de functie van toezichter (B1-B3) wordt in het organogram verplaatst van de dienst openbare werken naar de dienst financiën en facilitair beheer

         de functies van afdelingshoofd (mens, interne zaken en grondgebiedzaken) worden aangepast naar niveau A1a-A3a

 

Financiële gevolgen

De globale meerkost bij invulling van alle functies wordt geschat op ongeveer 173 456 euro, incl. de bijkomende werkingskosten die het gevolg zijn van het toegenomen personeelsbestand.

 

 

Bijlagen

  • motivatienota aanpassing organogram oktober 2019
  • organogram gemeente en OCMW oktober 2019
  • legende organogram
  • formatie gemeente oktober 2019
  • formatie OCMW oktober 2019

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het gewijzigde organogram en de gewijzigde personeelsformatie, zoals gevoegd als bijlage bij dit besluit, goed.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

RECHTSPOSITIEREGELING. AANPASSING RECHTSPOSITIEREGELING OCMW-PERSONEEL.

 

Voorgeschiedenis

  • Raadsbesluit van 29 juni 2017 over de goedkeuring van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
  • Gemeenteraadsbesluit van 22 oktober 2019 over de gewijzigde personeelsformatie.
  • Gemeenteraadsbesluit van 22 oktober 2019 over de goedkeuring van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel.
  • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 22 oktober 2019 over de gewijzigde personeelsformatie.

 

Juridische gronden

  • Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Artikelen 77 en 78 van het decreet lokaal bestuur
    Het vaststellen van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel is een bevoegdheid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd aan het vast bureau.
  • Artikel 171, §4 van het decreet lokaal bestuur
    Dit artikel bepaalt dat de algemeen directeur de taak heeft om in samenwerking met het managementteam een ontwerp van plaatselijke rechtspositieregeling op te maken.
  • Artikel 186 van het decreet lokaal bestuur
    Dit artikel bepaalt dat de raad de rechtspositieregeling voor het personeel vaststelt.
  • Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

Adviezen

         Gunstig advies van het managementteam van 15 oktober 2019.

  • Gunstig schriftelijk advies van ACV Openbare diensten en van ACOD-LRB van 17 oktober 2019

 

Argumentatie

De nieuwe salarisschaal A1a-A3a voor afdelingshoofden is nog niet opgenomen bij de functionele loopbaan in de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.

Deze aanpassing in de rechtspositieregeling is noodzakelijk om te kunnen toepassen.

 

 

Bijlagen

  • Wijzigingen rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De raad keurt de wijzigingen goed aan de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.

 

Artikel 2:

Dit besluit treedt in werking vanaf 1 november 2019.

 

Artikel 3:

Het administratief personeel kan de gewijzigde rechtspositieregeling consulteren via intranet. Aan het overige personeel wordt een analoog exemplaar van deze gewijzigde rechtspositieregeling bezorgd.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Punt bijlagen/links brtg-doc-20191004-o nota aanpassing RPR.pdf Download
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

RECHTSPOSITIEREGELING. VASTLEGGING VERVANGENDE FEESTDAG EN VERVANGEND BETAALD VERLOF FEESTDAGEN 2020.

 

Feiten en context

  • In 2020 vallen de reglementaire feestdagen 11 juli, 15 augustus, 1 november en 26 december op een zaterdag of zondag.

 

Juridische gronden

  • Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
  • Artikel 179, §2 van het besluit van de Vlaamse regering houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 7 december 2007.
    De raad krijgt de opdracht om de wijze te bepalen voor compensatie van feestdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag.
  • Artikel 226, §2 van de rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel, laatst gewijzigd op 29 juni 2017
    De personeelsleden van de poetsdienst en de dienst gezinszorg die na 1 januari 2011 in dienst zijn getreden, krijgen op 26 december geen betaalde feestdag.
  • Artikel 226, §3 van de rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel, laatst gewijzigd op 29 juni 2017
    De raad bepaalt jaarlijks op welke wijze feestdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag gecompenseerd worden.

 

Adviezen

  • Op 14 oktober 2019 werd advies gevraagd aan de vakbonden. Gunstig schriftelijk advies van ACOD-LRB van 14 oktober 2019.

 

Argumentatie

Omwille van de uniformiteit en van de integratie van de diensten van gemeente en OCMW is het wenselijk om aan de personeelsleden het recht te verlenen om de compensatie voor de feestdagen die vallen op zaterdag 11 juli 2020, zondag 1 november 2020 en zaterdag 26 december 2020 conform de modaliteiten van de jaarlijkse vakantiedagen op te nemen. Voor zaterdag 15 augustus 2020 kan een vervangende feestdag vastgesteld worden op maandag 20 juli 2020.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De raad stelt de vervangende feestdag voor zaterdag 15 augustus 2020 vast op maandag 20 juli 2020.

 

Artikel 2:

Het vervangend betaald verlof voor de feestdagen van zaterdag 11 juli 2020 en zondag 1 november 2020 wordt toegevoegd aan de jaarlijkse vakantiedagen.

 

Artikel 3:

De raad beslist om aan de personeelsleden, zoals bedoeld in artikel 1, 1° en 2° van de rechtspositieregeling en voor de personeelsleden, zoals bedoeld in artikel 1, 3° en in dienst getreden voor 1 januari 2011, het recht te verlenen om het vervangend betaald verlof voor de feestdag van zaterdag 26 december 2020 conform de modaliteiten van de jaarlijkse vakantiedagen op te nemen.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

PATRIMONIUM. GOEDKEURING PROCEDURE VERKOOP/VERHUUR GEBOUW DORPSTRAAT 495 LEEFDAAL.

 

Voorgeschiedenis

  • Besluit van de raad voor maatschappelijke welzijn van 24 maart 2016 over de aankoop van het gebouw Dorpstraat 495 te Leefdaal
  • Het schattingsverslag van 14 oktober 2019 (dossier 10790) van het gebouw Dorpstraat 495, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois.

 

Feiten en context

  • Perceel bouwgrond, 3de afdeling, sectie E, nummer 17M.
  • Het perceel is gelegen in woongebied.
  • Het perceel heeft (volgens de kadastrale gegevens) een grootte van 5a.
  • Het recht van voorkoop is van toepassing.
  • Het gebouw is niet gelegen in een verkaveling of een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Juridische gronden

  • Artikel 78 van het decreet lokaal bestuur
    De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd voor de daden van beschikking over onroerende goederen. Deze bevoegdheid kan niet aan het vast bureau worden toevertrouwd.
  • Omzendbrief KB/ABB 2019/3 over de transacties van onroerende goederen door lokale en provinciale besturen en door besturen van de erkende erediensten
    Deze omzendbrief bepaalt o.a. welke procedure moet worden gevolgd voor de verkoop van eigendommen van het OCMW. Bij de verkoop van een onroerend goed door het bestuur is de schattingsprijs de minimumprijs die betaald moet worden. Als wordt afgeweken van de schattingsprijs, moet het bestuur motiveren aan de hand van objectieve redenen die daarvoor worden ingeroepen.

 

Argumentatie

De verkoop van dit gebouw kadert in de rationalisatie van eigendommen zonder rechtstreeks nut voor het lokaal bestuur.

 

Het gebouw Dorpstraat 495 is voorheen gebruikt als huisvesting van asielzoekers in het kader van het Lokaal Opvang Initiatief (LOI), georganiseerd door het OCMW Bertem, en als opslagruimte voor het Rode Kruis Bertem-Huldenberg.

Het gebouw staat de laatste jaren bijna permanent leeg door een combinatie van 2 factoren:

         Het OCMW beschikt over een andere eigendom: het gebouw op de hoek van de Dorpstraat en de Mezenstraat met een appartement op het gelijkvloers (verhuurd) en de noodwoning op de verdiepingen.

         Het OCMW heeft het LOI stopgezet.

Het OCMW heeft het gebouw Dorpstraat 495 niet meer nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen.

 

Het gebouw was vroeger in gebruik als winkel met woonst. Mits een kleine verbouwing kan de winkelfunctie hersteld worden.

 

Het lokaal bestuur wenst de lokale economie, maar ook en vooral de detailhandel (het leveren van fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan de consument) en de diversiteit van het aanbod te ondersteunen. Eén van de randvoorwaarden om die doelstelling te kunnen bereiken, is de beschikbaarheid van winkelpanden. Daarom wenst het bestuur een koper te vinden die het gebouw Dorpstraat 495 zal gebruiken als detailhandelszaak gericht op de directe verkoop van producten aan een lokaal cliënteel. Het bestuur meent dat dit gebouw zich daar goed toe leent. Het is vanuit commercieel standpunt zeer goed gelegen: in de hoofdstraat van de deelgemeente (Dorpstraat), midden in het centrum, in de buurt van een grote basisschool, gelegen bij een bushalte en dichtbij een gratis parking voor personenwagens. De kandidaat-koper of -huurder moet tevens zelf instaan voor de inrichting van 2 parkeerplaatsen voor auto's op privaat terrein.

 

Het bestuur zal dit gedeelte van de Dorpstraat de komende jaren herinrichten. Door het zeer beperkte aantal parkeerplaatsen op de Dorpstraat tussen Boskee en Neerijse steenweg, moet de gewenste handelsactiviteit gericht zijn op een lokaal cliënteel. Het type winkel en de aard van de aangeboden handelswaar mogen dus in geen geval uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op klanten die met de auto naar de winkel komen.

 

Om deze redenen wenst het bestuur niet alleen de prijs maar ook de voorgestelde handelsbestemming van het gebouw in aanmerking te nemen als beoordelingscriterium voor de biedingen. Daarom wordt niet gekozen voor de formule van de openbare verkoop, maar wel voor een openbare procedure met onderhandeling.

 

Financiële gevolgen

 

Registratiesleutel

Budgettair krediet

Geraamde inkomsten

 

 

 

Bijlagen

         schattingsverslag met fotobijlage

         biedingsformulier

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het perceel Dorpstraat 495 gelegen te Leefdaal, met als kadastrale aanduiding 3e afdeling, sectie E, nummer 17 M en met als oppervlakte 5 are, eigendom van OCMW Bertem, wordt verkocht of verhuurd via een openbare procedure d.m.v. onderhandeling, onder de voorwaarden van dit besluit.

 

Artikel 2:

Deze procedure wordt uiterlijk op 26 oktober 2019 publiek bekendgemaakt op de website van de gemeente Bertem, in de gemeentelijke elektronische nieuwsbrief, op affiches in de gemeentelijke infoborden en in 1 dagblad.

 

Artikel 3:

Alle biedingen kunnen onder gesloten omslag tot uiterlijk 12 november 2019 om 13 uur aan het OCMW worden toegestuurd per aangetekend schrijven of afgegeven op het directiesecretariaat op het gemeentehuis tegen ontvangstbewijs.

Elke bieder gebruikt daartoe een uniform biedingsformulier, ter beschikking gesteld door de gemeente.

Elke bieder mag slechts 1 bieding indienen.

 

Artikel 4:

De biedingen worden door het vast bureau beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

1)     op 50 punten: de geboden aankoop- of huurprijs. Deze aankoopprijs mag niet lager liggen dan de geschatte verkoopswaarde van het gebouw, vastgesteld door landmeter-expert Jonas Artois: 275 000 euro. Het maximum van 50 punten wordt toegekend aan de bieding met de hoogst geboden prijs. Elke andere bieding krijgt een score die gelijk is aan de formule ((geboden prijs / hoogste geboden prijs) * 50). Een bieding onder de schattingswaarde wordt niet aanvaard en is onregelmatig. In geval van meerdere biedingen die betrekking hebben op aankoop en op huur, wordt een aparte score opgesteld voor aankoop en voor huur.

2)     op 50 punten: de waarde van de voorgestelde economische activiteit voor de detailhandel en voor het lokale karakter ervan. De kandidaat-koper of -huurder beschrijft in een nota van max. 3 A4-bladen welke activiteit op vlak van detailhandel hij zal ontwikkelen in het aangeboden gebouw. Dit beoordelingscriterium wordt beoordeeld op grond van de volgende subcriteria:

a)     een voorstel wordt hoger gequoteerd indien het de diversiteit van het commercieel aanbod in Leefdaal verhoogt of veiligstelt. Daarmee wordt respectievelijk bedoeld: de bieder ontwikkelt een niet-bestaand commercieel aanbod in de deelgemeente Leefdaal of hij behoudt een commercieel aanbod dat met een redelijke zekerheid dreigt te verdwijnen in de deelgemeente Leefdaal.

b)     een voorstel wordt hoger gequoteerd indien het een commercieel aanbod betreft dat verenigbaar is met de mobiliteitsvisie voor het dorpscentrum van Leefdaal, zoals goedgekeurd in het mobiliteitsplan van de gemeente Bertem.

c)      een voorstel wordt hoger gequoteerd indien het een commercieel aanbod betreft dat hoofdzakelijk gericht is op lokaal cliënteel.

 

Het gebouw wordt eerst aangeboden aan de bieder met de meeste punten op een totaal van 100, vervolgens aan de bieder met de op één na hoogste punten enz.

 

Artikel 5:

De aanvullende voorwaarden zijn:

  • het perceel wordt verkocht in de staat zoals het is;
  • alle kosten (erelonen notaris, registratie- en zegelrechten, bodemattesten, schattingsverslag en opmetingsplan...) verbonden aan deze verkoop zijn ten laste van de koper of huurder.
  • De kandidaat-koper of -huurder moet zelf instaan voor de inrichting van 2 parkeerplaatsen voor de auto's van klanten.

 

Artikel 6:

Het vast bureau wordt gemachtigd om de voorkeursbieder aan te duiden en om daarmee onderhandelingen te starten met het oog op het opstellen van de verkoopakte of het huurcontract.

 

Artikel 7:

De verkoopakte wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

PATRIMONIUM. PRINCIPIËLE GOEDKEURING VERKOOP VAN EEN PERCEEL LANDBOUWGROND AAN DE GEMEENTE BERTEM.

 

Voorgeschiedenis

         Definitieve vaststelling van het RUP Sportpark Verona door de gemeenteraad in zitting van 25 april 2017, met inbegrip van onteigeningsplan.

         Ministerieel besluit van 28 juni 2018 houdende machtiging aan de gemeente Bertem tot onteigening van de onroerende goederen die zijn afgebakend in het onteigeningsplan van het RUP Sportpark Verona.

         De gemeente voerde na het verkrijgen van de onteigeningsmachtiging onderhandelingen met de diverse betrokken eigenaars, met de bedoeling de verwerving van de gronden bij minnelijk akkoord tussen partijen te realiseren.

 

Juridische gronden

         Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder de artikelen 77 en 78, 11°, die bepalen dat de raad voor maatschappelijk welzijn beschikt over de volheid van bevoegdheid en daden van beschikking inzake onroerende goederen niet kan delegeren aan het vast bureau.

 

Argumentatie

De gemeente Bertem dient met het oog op de bouw van een nieuwe sporthal een aantal gronden te verwerven. In het kader van het bereiken van een akkoord met één van de grondeigenaars is de overdracht gewenst van een perceel gelegen aan de Nieuwstraat te Bertem, 1ste afdeling, sectie A, nr. 350A. Het OCMW verpacht momenteel dit perceel aan de betrokken grondeigenaar, de heer Victor Putseys, Nieuwstraat 20, 3060 Bertem.

 

De gemeente verzoekt tot de verkoop van het perceel Bertem, 1ste afdeling, sectie A, nr. 350A, met het oog op een ruilovereenkomst die de gemeente wenst af te sluiten in het kader van verwerving van gronden voor de bouw van een nieuwe sporthal. Voor het betrokken perceel is een actuele schatting uitgebracht door landmeter–expert Johan Artois, die de verkoopwaarde schat op 9075 euro.

 

Financiële gevolgen

Registratiesleutel

Budgettair krediet

Geraamde inkomsten

22000000/0110

€ 0

€ 9075

 

Besluit

 

18 stemmen voor: Joël Vander Elst, Marc Morris, Greet Goossens, Joery Verhoeven, Tom Philips, Yvette Laes, Jan De Keyzer, Karin Baudemprez, Griet Verhenneman, Wouter Fock, Diane Vander Elst, Maria Andries, Eddy Vranckx, Jenne Van Cortenberg, Iris De Smet, Roland Gustin, Jimmy Geyns en Albert Mees

2 onthoudingen: Joris Fonteyn en Peter Persyn

 

Artikel 1:

De raad voor maatschappelijk welzijn keurt principieel de verkoop goed van een perceel landbouwgrond, gelegen te Bertem, 1ste afdeling, sectie A, nr. 350, aan de gemeente Bertem. Het perceel heeft een oppervlakte van 3630 m² en de verkoopprijs bedraagt 9075 euro.

 

Artikel 2:

De raad voor maatschappelijk welzijn stelt notaris Stefan Vangoetsenhoven, Tervuursesteenweg 462, 3061 Leefdaal, aan met het oog op het opstellen en het verlijden van de authentieke akte.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019
Overzicht punten

Zitting van 22 oktober 2019

 

MONDELINGE VRAGEN.

 

Juridische gronden

         Artikel 31 en 74 van het decreet lokaal bestuur
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn hebben het recht aan de voorzitter vast bureau en aan de leden van het vast bureau mondelinge en schriftelijke vragen te stellen.
Voor het stellen van een vraag als vermeld in het eerste lid, is geen toegelicht voorstel van beslissing vereist.

         Artikel 12 van het huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn
Op het einde van de agenda van de openbare vergadering kunnen de raadsleden mondelinge vragen stellen over beleidsaangelegenheden van het OCMW die niet op de agenda van de OCMW-raad staan. Om het vast bureau in staat te stellen om het antwoord op een mondelinge vraag voor te bereiden, bezorgen de raadsleden uiterlijk vijf kalenderdagen vóór de zitting de omschrijving van hun mondelinge vraag aan de algemeen directeur, die deze onmiddellijk bezorgt aan het vast bureau en aan de voorzitter van de raad. Op mondelinge vragen voor een zitting die later dan de vermelde termijn worden ingediend bij de algemeen directeur, wordt ten laatste tijdens de daaropvolgende zitting geantwoord.

         Artikel 33, §1 van het huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn
Een samenvatting van de mondelinge vragen en de antwoorden daarop worden opgenomen in de notulen. Loutere meldingen die geen vraagstelling over beleidsaangelegenheden bevatten, worden niet in de notulen opgenomen.

 

Besluit

 

Mondelinge vragen

 

Er worden geen mondelinge vragen gesteld.

 

 

 

Publicatiedatum: 06/12/2019