Zitting van 23 februari 2016
ZITTINGEN GR. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische gronden
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De raad keurt de notulen van de zitting van 26 januari 2016 goed.
Zitting van 23 februari 2016
BESTUURLIJK TOEZICHT. GOEDKEURING AANGEPAST STRATEGISCH MEERJARENPLAN 2014-2019 OCMW BERTEM.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De gemeenteraad keurt het aangepast strategisch meerjarenplan 2014-2019 van het OCMW Bertem goed.
Zitting van 23 februari 2016
BESTUURLIJK TOEZICHT. KENNISNAME BUDGET OCMW 2016.
Voorgeschiedenis
• Raadsbesluit van 23 februari 2016 over de goedkeuring van het verbeterde aangepast strategisch meerjarenplan 2014-2019 OCMW Bertem.
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
• Gunstig advies van het college van burgemeester en schepenen van 1 februari 2016 over het ontwerp van budget 2016 van het OCMW Bertem.
Argumentatie
De gemeenteraad neemt kennis van het budget van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als het past binnen het meerjarenplan.
Bijlagen
Besluit
Artikel 1:
De gemeenteraad neemt kennis van het budget 2016 van het OCMW met een batig resultaat op kasbasis van 291 212 euro en een positieve autofinancieringsmarge van 1150 euro. De gemeentelijke toelage aan het OCMW bedraagt 765 000 euro.
Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Eddy Vranckx Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Dirk Stoffelen Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche aantal voorstanders: 20 , aantal onthouders: 0 , aantal tegenstanders: 0 Goedgekeurd
Zitting van 23 februari 2016
INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING. WIJZIGING GEMEENTELIJKE VERTEGENWOORDIGER PLAATSELIJK WERKGELEGENHEIDSAGENTSCHAP VAN MIDDEN-BRABANT VZW.
Voorgeschiedenis
• Brief van PWA Midden-Brabant van 31 januari 2013 over de aanduiding van de vertegenwoordigers door de nieuwe gemeenteraad
• Collegebesluit van 4 januari 2016 over de verdeling van de bevoegdheden van de leden van het college van burgemeester en schepenen.
Feiten en context
• Een Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (PWA) is een vzw, opgericht door een of meerdere gemeenten, die (langdurig) werklozen tewerkstelt buiten het reguliere arbeidscircuit.
• De gemeenten Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren richtten in april 1995 het PWA Midden-Brabant op.
• Schepen Tom Philips heeft als bevoegdheden o.a. 'tewerkstelling' en 'PWA'.
Juridische gronden
• Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen
Deze wet regelt o.a. de samenstelling, bevoegdheden en werking van de bestuursorganen van een vzw.
• Statuten van het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap van Midden-Brabant, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 1995
De gemeenteraad van Bertem duidt 2 vertegenwoordigers aan, één uit de meerderheidspartijen en één uit de minderheidspartijen. De vertegenwoordigers worden aangeduid door de gemeenteraad, maar moeten er niet noodzakelijk deel van uitmaken.
• Artikel 35 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
Er wordt geheim gestemd over het aanwijzen van de leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen.
• Artikel 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
De gemeentelijke bevoegdheden, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zijn aan de gemeenteraad toegewezen en kunnen niet worden toevertrouwd aan het college van burgemeester en schepenen.
Besluit
Na geheime stemming:
20 stemmen voor
Artikel 1:
De heer Tom Philips, schepen, wordt aangeduid als vertegenwoordiger van de meerderheidspartijen van de gemeente Bertem in de algemene vergadering van het PWA Midden-Brabant vzw.
Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Eddy Vranckx Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Dirk Stoffelen Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche aantal voorstanders: 20 , aantal onthouders: 0 , aantal tegenstanders: 0 Goedgekeurd
Zitting van 23 februari 2016
INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING. WIJZIGING VERTEGENWOORDIGER BEHEERSCOMITÉ GEMEENSCHAPPELIJKE INTERNE PREVENTIEDIENST (GD-PBW) INTERLEUVEN.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
Besluit
Na geheime stemming:
20 stemmen voor
Artikel 1:
De heer Joël Vander Elst, burgemeester, wordt aangeduid als afgevaardigde van de gemeente Bertem in het beheerscomité van de gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk (GD-PBW).
Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Eddy Vranckx Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Dirk Stoffelen Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche Ludo Croonenberghs Roos De Backer Joël Vander Elst Jan Buysse Tom Philips Wouter Fock Greet Goossens Joris Fonteyn Albert Mees Leonard Vranckx Yvette Laes Roger De Muylder Jan De Keyzer Sonia Stiasteny Marc Morris Herman Ginis Joery Verhoeven Ken Geyns Karin Baudemprez Kristien Van Essche Roger De Muylder Joël Vander Elst Ludo Croonenberghs Kristien Van Essche Marc Morris Albert Mees Karin Baudemprez Leonard Vranckx Herman Ginis Joery Verhoeven Tom Philips Jan De Keyzer Yvette Laes Jan Buysse Greet Goossens Ken Geyns Joris Fonteyn Sonia Stiasteny Roos De Backer Wouter Fock aantal voorstanders: 19 , aantal onthouders: 0 , aantal tegenstanders: 1 Goedgekeurd
Zitting van 23 februari 2016
STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING. VASTSTELLING GEMEENTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING BETREFFENDE HET AANLEGGEN VAN PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALLINGEN BUITEN DE OPENBARE WEG.
Feiten en context
Juridische gronden
De gemeenteraad kan stedenbouwkundige verordeningen vaststellen voor de materie omschreven in artikel 2.3.1[, in artikel 4.2.5 en in artikel 4.4.1, §3, tweede lid], voor het gehele grondgebied van de gemeente of voor een deel waarvan hij de grenzen bepaalt met naleving van de door de Vlaamse regering en de provincieraad vastgestelde stedenbouwkundige verordeningen.
Het college van burgemeester en schepenen is belast met het opmaken van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en neemt de nodige maatregelen tot opmaak.
Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van stedenbouwkundige verordening voor advies voor aan [het departement] en aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. [Het departement] geeft bindend advies over de verenigbaarheid met gewestelijke verordeningen. De adviezen worden binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd. Wanneer er geen advies is verleend binnen deze termijn, mag aan de adviesvereisten worden voorbijgegaan.
De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening wordt samen met het besluit van de gemeenteraad en het volledige advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening onmiddellijk na de definitieve vaststelling aan de deputatie ter goedkeuring toegezonden bij aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.
Adviezen
"In antwoord op uw bovenvernoemd schrijven en overeenkomstig artikel 2.3.2 §2 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, deel ik u mee dat bovenvernoemde verordening vanuit het departement GUNSTIG geadviseerd wordt: de verordening bevat geen strijdigheid met een gewestelijke verordening.
Graag wil ik toch volgende opmerkingen formuleren betreffende de toepassing van deze verordening:
- Artikel 1: niet alle werken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is, zijn onderworpen aan deze verordening (o.a. zoals in artikel 4.2.1 7° of 8° van bovenvernoemde codex). Waarom werd deze beperking ingevoerd?
- Artikel 2 - 1°. "de bestaande parkeerplaats of fietsenstalling mag niet al in aanmerking genomen zijn voor het verkrijgen van een andere vergunning". Betekent dit concreet dat de parkeerplaatsen aangegeven zijn op de goedgekeurde bouwplannen? Of moet er expliciet in de vergunning melding van gemaakt zijn?
- Artikel 2 - 17°: vergunning: enkel de stedenbouwkundige vergunning wordt vermeld, in de vergunningsplichtige werken (artikel 2 - 18°) wordt via de bepalingen van de codex de link gelegd naar de 'meldingen'. In artikel 4 daarentegen worden de werken opgesomd waarvoor parkeerplaatsen en fietsenstallingen moeten worden aangelegd. Sommige van deze werken zijn meldingsplichtig. Dit betekent dat ook voor meldingen de verordening van toepassing is. Indien een aanvraag voor melding (bvb verbouwen van een woning in woongebied) niet in overeenstemming is met deze verordening, de melding niet correct is gebeurd en de werken eventueel kunnen worden stilgelegd. Voor de toepassing van deze verordening is het aan te bevelen de relatie tussen de verordening en de melding duidelijker te maken in deze verordening (cfr. artikel 3 de verhouding met de BPA's of RUP's werden gelegd).
- Artikel 2 - 19°: gelet op de hoogteverschillen in de gemeente: wanneer wordt een deels ondergrondse (bewoonbare) ruimte meegerekend als vloeroppervlakte?"
De mobiliteitsraad geeft een positief advies betreffende de parkeerverordening mits het aanbrengen van de kleine correcties. Het is een eerste kapstok om afdwingbare afspraken te hebben rond verplichtte oprit én om parkeerdruk op openbare ruimte in te perken."
Beoordeling advies mobiliteitsraad
Personen met een beperking en personen met een handicap.
Daarom is het college van oordeel dat het ontwerpbesluit op dit punt niet kan aangepast worden.
Het volledige document werd gescreend en de begrippen lengte en breedte werden correct gebruikt zodat ook hier geen aanpassingen nodig zijn.
Argumentatie
Het schepencollege wenst normen op te leggen inzake parkeren voor woningbouwprojecten om te voorkomen dat de parkeerdruk van private projecten wordt afgewenteld op het openbaar domein.
Het is wenselijk om voor het volledige grondgebied te beschikken over een geschikt instrument dat juridisch afdwingbaar is om deze materie beter te sturen. Een stedenbouwkundige verordening is het instrument bij uitstek om deze doelstelling te bereiken.
De toepassing van deze verordening zal bijdragen tot een verhoogde leefbaarheid en mobiliteit in de dorpskernen.
De beschikbaarheid van parkeerplaatsen onder de vermelde voorwaarden wordt niet enkel op het moment van de bouw gegarandeerd, maar ook bij latere verkoop.
Bijlagen
Besluit
19 stemmen voor: Joël Vander Elst, Marc Morris, Greet Goossens, Jan Buysse, Tom Philips, Ludo Croonenberghs, Leonard Vranckx, Kristien Van Essche, Yvette Laes, Roos De Backer, Herman Ginis, Sonia Stiasteny, Joery Verhoeven, Jan De Keyzer, Joris Fonteyn, Ken Geyns, Karin Baudemprez, Roger De Muylder en Albert Mees
1 stem tegen: Wouter Fock
Motivatie stem tegen Wouter Fock: Het finale doel van het voorstel is goed. Deze regelgeving is echter niet de goede methode om deze te bereiken, omdat:
1 . Specifieke lokale problemen vragen om een correct parkeerbeleid op die specifieke plaatsen. Dit reglement gaat daaraan voorbij.
2 . De impact op de kostprijs van nieuwbouwwoningen zal beduidend zijn. Deze impact zal relatief groter zijn bij kleine percelen. Dit is een weinig sociale maatregel.
3 . Het risico op planschade is niet onderzocht. Bestaande woningen die niet aan de regels (kunnen) voldoen, zullen in waarde dalen.
Artikel 1:
Het onderstaande ontwerp van stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg wordt definitief vastgesteld.
Ontwerp van stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg
Artikel 1. Algemeen
De vergunninghouder moet het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen, zoals bepaald in deze verordening, aanleggen bij het optrekken van nieuwe gebouwen, het uitvoeren van bestemmingswijzigingen, het uitvoeren van herbouwingswerken, het uitvoeren van verbouwingswerken zoals bedoeld in artikel 4.2°, het opsplitsen van een woning of in een gebouw het aantal woongelegenheden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande wijzigen, voor zover deze wijzigingen vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn.
Artikel 2. Begrippen en definities
1° Aanleg van een parkeerplaats of fietsenstalling: Onder aanleg van een parkeerplaats of fietsenstalling wordt verstaan:
Indien na de periode van 27 jaar huur, erfpacht of recht van opstal de parkeerplaatsen nog niet in volle eigendom zijn gekomen dient deze periode verlengd te worden met opnieuw 27 jaar.
2° Bedrijfsoppervlakte: Onder bedrijfsoppervlakte wordt verstaan: de som van de grondoppervlakte, ingenomen voor bedrijfsdoeleinden in open lucht, en de vloeroppervlakte, gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, in gesloten gebouwen. Deze laatste vloeroppervlakte wordt gemeten per bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren.
3° Bouwperceel: Het kadastraal perceel of de kadastrale percelen waarop de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, binnen de bebouwingsmogelijkheden van het gewestplan, bijzonder plan van aanleg, ruimtelijk uitvoeringsplan of verkavelingsplan.
4° Eengezinswoning: Elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, en waarin zich geen andere woningen bevinden.
5° Fietsenstalling: Een open of overdekte ruimte, voldoende uitgerust (bv. Klemmen, rekken, een steunmuur) voor het stallen van een fiets die voldoet aan de bepalingen van artikel 10.
6° Functiewijziging: Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed voor zover deze wijziging onderworpen is aan de vergunningsplicht.
7° Groepswoningbouw: Het gemeenschappelijk oprichten van woningen die een gemeenschappelijke werf hebben of fysisch of stedenbouwkundig met elkaar verbonden zijn.
8° Handelsruimte: Ruimte die in hoofdzaak gebruikt wordt voor het verkopen op gewone wijze, van goederen aan consumenten, zonder deze goederen een andere behandeling te doen ondergaan dan die welke in de handel gebruikelijk zijn.
9° Herbouwen: Een constructie volledig afbreken, of meer dan 40% van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande volume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructies een nieuwe constructie bouwen.
10° Meergezinswoning: Een gebouw waarin twee of meerdere woongelegenheden gelegen zijn, met uitzondering van woon- en zorgcentra, assistentiewoningen, enz.
11° Parkeerplaats: Een ruimte waar één autovoertuig kan worden geparkeerd, meer bepaald een gesloten garage, een garagebox of carport of een standplaats in een gesloten ruimte of in de open lucht daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en die voldoet aan de bepalingen van de artikelen 6 en 7 van deze verordening.
12° Assistentiewoning: Woongelegenheid met de mogelijkheid voor maximum twee bejaarde bewoners en/of bewoners met een handicap om beroep te doen op dienstverlening, en gelegen in een erkende groep van assistentiewoningen zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de groepen van assistentiewoningen.
13° Sociale woning: Een sociale woning zoals bedoeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en latere wijzigingen.
14° Studio: Woonentiteit met een maximale bewoonbare vloeroppervlakte van 45 m2 waarin alle leeffuncties geïntegreerd zijn in één ruimte, behoudens het sanitair voor eigen gebruik, dat eventueel voorzien is in een aangrenzende aparte ruimte.
15° Uitbreiden: Het bestaand vergund of vergund geacht volume van een gebouw vergroten waarbij de uitbreiding fysisch één geheel vormt met het oorspronkelijk gebouw.
16° Verbouwen: Aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste 60% behouden worden.
17° Vergunning: Stedenbouwkundige vergunning zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. (Of decreet omgevingsvergunning)
18° Vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken: Handelingen zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, meer bepaald Titel 4 - Hoofdstuk 2 - Afdeling 1. (Of decreet omgevingsvergunning)
19° Vloeroppervlakte: De vloeroppervlakte wordt berekend per bouwlaag, met inbegrip van de buitenmuren, met uitzondering van gemeenschappelijke traphallen, liften en technische ruimten, kelders, ondergrondse parkeergarages en overdekte buitenruimten. Vloeren onder het dak worden enkel meegerekend vanaf 1,80 m vrije hoogte begaanbare ruimte. Bijgebouwen worden niet meegerekend.
20° Woning / woongelegenheid: Elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.
21° Zorgwonen: Een vorm van wonen waarbij voldaan is aan de voorwaarden zoals omschreven in de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening. (Of decreet omgevingsvergunning).
Artikel 3. Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Bertem. Wanneer voor een gebied binnen de gemeente een bijzonder plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan werd opgemaakt en deze andere normen opleggen, dan hebben deze voorrang op de bepalingen van deze verordening.
Artikel 4. Verplichting aanleg parkeerplaatsen en fietsenstallingen
De vergunninghouder is verplicht om het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen aan te leggen, zoals bepaald in deze verordening, en dit bij onderstaande vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken:
1° Het bouwen of herbouwen van een gebouw
2° Het uitbreiden van een gebouw met meer dan 50 m² vloeroppervlakte.
3° Het opsplitsen van een gebouw of het wijzigen van het aantal woongelegenheden, tenzij het gaat om zorgwonen.
4° Het uitvoeren van een vergunningsplichtige functiewijziging van een bebouwd onroerend goed.
De verplichtingen voortkomend uit deze verordening maken blijvend deel uit van de vergunning. Dit betekent dat de parkeerplaatsen en fietsenstallingen, nodig om te voldoen aan deze verordening, steeds aanwezig moeten blijven, ook na overdracht van de zakelijke rechten van de eigendom, en dit tot zolang de inrichting blijft bestaan waarvoor ze gelden. Ze mogen geen andere bestemming krijgen of voor iets anders gebruikt worden.
Artikel 5. Minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen en fietsenstallingen
1° Indien een gebouw opgesplitst wordt en/of een functiewijziging wordt uitgevoerd, gelden de minimumaantallen zoals in dit artikel bepaald voor het gehele gebouw.
2° Bij uitbreiding van een woning zijn de normen van toepassing voor het gehele gebouw.
3° Indien een niet-residentiële functie wordt uitgebreid met meer dan 50 m², gelden de normen voor het gehele gebouw.
4° Indien in een gebouw meerdere functies aanwezig zijn, wordt het minimaal vereiste aantal parkeerplaatsen bepaald per functie aan de hand van de oppervlakte ingenomen per functie. De som van het minimum aantal per functie geeft het totaal aantal te realiseren parkeerplaatsen.
5° Indien in een gebouw wonen en andere functies aanwezig zijn mag het minimaal vereiste aantal parkeerplaatsen voor het wonen verminderd worden met het aantal parkeerplaatsen vereist voor de andere functies indien deze ook permanent opengesteld worden voor de bewoners.
6° De afmetingen en het aantal te voorziene parkeerplaatsen voor personen met een handicap moeten voldoen aan de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van 05/06/2009 en latere wijzigingen.
7° In onderstaande bepalingen worden de normen voor het minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen weergegeven. Hierbij moet steeds naar boven worden afgerond. Een parkeerplaats mag aanvullend als berging gebruikt worden, mits parkeren te allen tijde mogelijk blijft.
a) Eengezinswoningen:
b) Meergezinswoningen en groepswoningbouw, met uitzondering van studio’s:
c) Studio’s:
d) Sociale woningen:
e) Assistentiewoningen:
f) Warenhuizen/supermarkten:
g) Winkel/handel - café's - kantoren - vrije beroepen:
h) Feestzalen, danszalen:
i) Autoherstelplaatsen, garages:
j) Kinderkribben:
Artikel 6. Locatie en inrichting van de parkeerplaatsen en fietsenstallingen
1° De te voorziene parkeerplaatsen en fietsenstallingen moeten worden aangelegd op het bouwperceel waarop het betreffende gebouw gelegen is. Autostaanplaatsen worden, waar dit technisch mogelijk en veilig is, bij voorkeur ondergronds aangelegd.
De fietsenstallingen moeten eenvoudig en veilig bereikbaar zijn vanaf de openbare weg en moeten bij voorkeur ingeplant worden op het gelijkvloerse niveau.
De aldus bestemde parkeerplaatsen kunnen geen andere bestemming krijgen zolang het hoofdgebouw niet op een andere wijze voldoet aan de opgelegde normen.
2° De parkeerplaatsen of fietsenstallingen moeten worden aangelegd op dat gedeelte van het bouwperceel dat, als gevolg van stedenbouwkundige of verkavelingsvoorschriften of de goede plaatselijke ruimtelijke ordening, voor bebouwing of verharding in aanmerking komt.
De goede plaatselijke ruimtelijke ordening mag niet in het gedrang worden gebracht.
Het bouwproject moet aangepast worden met het oog op de vermindering van de parkeerbehoefte wanneer men niet voldoende parkeerplaatsen kan inrichten zonder de goede plaatselijke ruimtelijke ordening te schaden.
3° Parkeerplaatsen voor personen met een handicap moeten zich zo dicht mogelijk bij de toegankelijke ingang van de constructie of bij de voetgangersuitgang van de parkeervoorziening bevinden.
Het oppervlak van de parkeerplaats voor personen met een handicap mag niet meer dan twee procent hellen.
Bij dwarsparkeren bedraagt de breedte van de aangepaste parkeerplaats minstens 3,50 m, bij langsparkeren bedraagt de lengte van de aangepaste parkeerplaats minstens 6 m en bij schuinparkeren wordt binnen de aangepaste parkeerplaats een rechthoek van minstens 3,50 m op minstens 6 m gegarandeerd.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is hier van toepassing.
Artikel 7. Minimale afmetingen en kenmerken parkeerplaatsen
Om in aanmerking te komen als parkeerplaats dient voldaan te worden aan volgende bepalingen:
De standplaats dient minimaal verhard te worden met grind, zodat ze niet verzakt.
Elke parkeerplaats dient afgebakend te worden met duurzame materialen. De parkeerplaatsen in open lucht dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen.
Artikel 8. Kenmerken en minimale breedte in- en uitrit naar parkeerplaatsen
Alle parkeerplaatsen moeten langs een gemeenschappelijke toegang op de openbare weg uitmonden, zonder dat ze daarbij bestaande parkeerplaatsen die gelegen zijn langs de gemeenschappelijke toegang isoleren. Dit is niet vereist voor parkeerplaatsen die bij dezelfde woning horen. Daar is het toegelaten dat één of meer auto’s moeten verplaatst worden om een parkeerplaats in te nemen of te verlaten.
De vereiste minimale breedte van de in- en uitrit is afhankelijk van de hoek tussen de parkeerplaats en de in- en uitrit:
Artikel 9. Hellende in- en uitritten
Conform de ministeriële omzendbrief van 10 september 1965 zijn er geen hellingen toegelaten in openbaar domein.
De maximale hellingsgraad van in- en uitritten wordt bepaald door de lengte van de hellingsbaan zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Lengte hellingsbaan | Hellingspercentage | |
| Aanbevolen | Maximaal |
5 m | 14% | 16% |
10 m | 14% | 16% |
15 m | 13% | 15% |
20 m | 12% | 14% |
25 m | 11% | 13% |
30 m | 10% | 12% |
35 m | 9% | 11% |
40 m | 8% | 10% |
45 m | 8% | 10% |
Hellingen moeten voldoende stroef zijn. Hellingsbanen zijn bij voorkeur recht, maar kunnen ook in ronde bochtvorm worden aangelegd. Bij sterk gekromde bochten moet rekening gehouden worden met voldoende doorzicht voor de bestuurder en met de breedte van de rijbaan.
Hellingen moeten een rijbaanbreedte van minimum 3 m tussen de kantstrepen hebben.
Artikel 10. Minimale afmetingen en kenmerken fietsenstallingen
De te voorziene fietsenstallingen moeten minimaal volgende afmetingen hebben:
De fietsenstalling moet gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf het openbaar domein, d.w.z. zonder door woon- of kantoorgedeelten te gaan. De vrije breedte van de toegangsweg tot de fietsenstalling moet minimum 0,90 m bedragen.
Standplaatsen in open lucht moeten verhard worden met waterdoorlatende materialen en voorzien worden van fietsparkeervoorzieningen die het veilig stallen van de fietsen toelaten.
Artikel 11. Bepalen van het aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen
Ten einde de omvang van de verplichtingen van deze verordening te kunnen bepalen wordt volgende procedure gevolgd:
1° Plannen
Op basis van de ingediende plannen van de aanvraag wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen en fietsenstallingen er volgens de verordening moeten voorzien worden.
Op de grondplannen die bij de vergunningsaanvraag zijn gevoegd, worden de parkeerplaatsen en fietsenstallingen aangegeven met het aantal genummerde rechthoeken die voldoen aan de minimale afmetingen opgenomen in deze verordening. Tevens worden de toegangen met hun afmetingen duidelijk aangeduid.
2° Vergunning
Het aantal te voorziene parkeerplaatsen en fietsenstallingen wordt in de vergunning opgenomen.
3° Verkoop - verhuur
Eengezinswoningen, woongelegenheden in meergezinswoningen, studio's en sociale woningen, zoals bedoeld in artikel 5., 7°, a), b), c) en d) van deze verordening, en die vergund zijn na de inwerkingtreding van deze verordening, mogen niet verkocht of verhuurd worden zonder het vereiste en eraan verbonden aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen.
Voor een sociale woning, zoals bedoeld in artikel 5., 7°, d) van deze verordening, geldt hierbij een minimum van 1 parkeerplaats en 2 fietsenstallingen per woongelegenheid.
Artikel 12. Afwijkingen
Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om, in uitzonderlijke omstandigheden, een afwijking toe te staan op de bepalingen van deze verordening.
Deze uitzonderlijke omstandigheden moeten te maken hebben met de staat en de mogelijkheden van het bouwperceel en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Een afwijking moet uitvoerig worden gemotiveerd.
Artikel 13. Strafbepalingen
De overtredingen op deze verordening worden behandeld overeenkomstig de handhavingsmaatregelen bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (Decreet Omgevingsvergunning).
Artikel 2:
Deze definitief vastgestelde stedenbouwkundige verordening wordt voor goedkeuring overgemaakt aan de deputatie van Vlaams-Brabant.
Zitting van 23 februari 2016
PATRIMONIUM. GOEDKEURING VOORWAARDEN VERKOOP GEMEENTELIJKE GEBOUWEN EN GRONDEN.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Argumentatie
De laatste gebruiker van de woning Tulpenlaan 13, het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Midden-Brabant vzw, heeft de woning verlaten sinds 1 februari 2016 en heeft een nieuwe kantoorruimte gevonden op de private huurmarkt. De gemeente heeft de woning Tulpenlaan 13 niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen. Door de verkoop van het perceel wordt aan kandidaat-kopers de kans geboden om in onze gemeente een eigen woning te betrekken.
De woning Dorpstraat 495 wordt momenteel gebruikt door het OCMW Bertem voor de huisvesting van asielzoekers in het kader van het Lokaal Opvang Initiatief (LOI). De gemeente wenst de woning onderhands te verkopen aan het OCMW, dat de woning verder zal gebruiken voor hetzelfde doel. De keuze voor onderhandse verkoop wordt gemotiveerd vanuit het grote belang van de continuïteit van de huisvesting van asielzoekers en de blijvende vervulling van opdrachten die door de federale overheid worden opgelegd aan het OCMW in het kader van de asielcrisis.
De vereniging Rode Kruis Bertem-Huldenberg is geen gebruiker meer van dit gebouw sinds 2015. De gemeente heeft de woning Dorpstraat 495 niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen, noch voor de terbeschikkingstelling ervan aan het middenveld.
De gemeente heeft de bouwgrond op de hoek Dorpstraat-Vlieguit niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen. De gemeente heeft via een verkavelingsdossier het perceel opgesplitst in 3 loten. Door de verkoop van lot 1 wordt aan kandidaat-bouwers de kans geboden om in onze gemeente een eigen woning op te richten. Lot 2 is op zichzelf onvoldoende groot om bebouwd te worden, maar kan eventueel toegevoegd of gecombineerd worden met andere percelen of delen van percelen. Door de verkoop van dit lot wordt aan kandidaat-kopers de kans geboden om een verdere ontwikkeling mogelijk te maken en om het gebied verder te ordenen.
De verkoop van de gebouwen en percelen kadert in het meerjarenplan van het gemeentebestuur en in de rationalisatie van eigendommen zonder rechtstreeks nut voor het gemeentebestuur, met het oog op de herinvestering van de verkoopsopbrengsten in nieuwe investeringsprojecten.
Financiële gevolgen
De kredieten zijn ingeschreven in het budget van 2015 en worden mee overgeschreven bij de volgende jaarrekening.
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Geraamde inkomsten |
1419/002/005/001/002/ 22000020/0110 1419/002/005/001/002/ 22100020/0110 | € 500 000
€ 550 000 |
|
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het perceel Tulpenlaan 13 gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie F, nummer 180B9, 6a 50 ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via openbare verkoop.
Artikel 2:
Het perceel Dorpstraat 495 gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie E, nummer 17M, 5a groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een onderhandse verkoop aan het OCMW van Bertem.
Artikel 3:
Het perceel bouwgrond lot 1 hoek Dorpstraat-Vlieguit gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel), 4a 52ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een openbare verkoop.
Artikel 4:
Het perceel bouwgrond lot 2 hoek Dorpstraat-Vlieguit gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel), 1a 54ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een openbare verkoop.
Artikel 5:
De gemeenteraad stelt de verkoopsprijzen als volgt vast:
Artikel 6:
De verkoop van de percelen moet gebeuren volgens de volgende voorwaarden:
Artikel 7:
De voorzitter van de gemeenteraad en de gemeentesecretaris worden gemachtigd om de gemeente te vertegenwoordigen bij de notariële verplichtingen die voortvloeien uit deze beslissing.
Zitting van 23 februari 2016
SPEELSTRATEN. GOEDKEURING AANGEPAST REGLEMENT.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
Argumentatie
Speelstraten hebben tot doel meer speelruimte te creëren. Ze bieden kinderen de kans tijdens vooraf afgesproken tijdstippen op straat te spelen. Daarnaast bieden speelstraten de buurtbewoners de kans elkaar te ontmoeten, een babbeltje te slaan en elkaar te leren kennen..., wat bijdraagt tot de samenhang in de straat.
Het proefproject in 2013 werd gunstig geëvalueerd door de bewoners van de speelstraat en de mobiliteitscel. Daarom werd, met advies van de mobiliteitsraad, op 25 maart 2014 een reglementair kader geschapen voor aanvragen voor speelstraten in de gemeente Bertem.
Na twee jaar werking en evaluatie worden een aantal kleine wijzigingen aangebracht in het reglement.
De periode waarbinnen een speelstraat kan worden georganiseerd was in het oorspronkelijke reglement te gedetailleerd beschreven. Hier wordt een grotere flexibiliteit voorzien.
Daarnaast valt vanaf het tweede jaar de verplichting weg om jaarlijks de bewonersenquête te herhalen. Na een eerste jaar ervaring en een akkoord voor verlenging van het initiatief het tweede jaar is een verdere jaarlijkse rondvraag niet langer noodzakelijk. Vanaf het tweede jaar geldt de inwonersbevraging daarom telkens voor een periode van 3 jaar.
De aanvraag zelf door de speelstraatverantwoordelijken dient wel jaarlijks herhaald te worden.
Besluit
eenparig
Artikel 1: Definitie van een speelstraat
Een speelstraat is een openbare weg die tijdelijk en tijdens bepaalde uren wordt afgesloten voor doorgaand verkeer zodat kinderen er in alle veiligheid op straat kunnen spelen.
Artikel 2: Doelstelling van een speelstraat
Speelstraten hebben tot doel meer speelruimte te creëren. Ze bieden kinderen de kans tijdens vooraf afgesproken tijdstippen op straat te spelen. Daarnaast bieden speelstraten de buurtbewoners de kans elkaar te ontmoeten, een babbeltje te slaan en elkaar te leren kennen…, wat bijdraagt tot de samenhang van de straat.
Artikel 3: Wettelijk kader
§1. De openbare weg die men als speelstraat wil inrichten, moet liggen op een plaats waar de snelheid beperkt is tot max. 50 km per uur.
§2. Hij moet liggen in een straat of wijk met overheersend woonkarakter, zonder verbindende en ontsluitende functie. De weg mag niet bediend worden door een geregelde dienst voor gemeenschappelijk vervoer (De Lijn).
§3. De openbare weg die men als speelstraat wil inrichten, moet tijdelijk afgesloten worden telkens tijdens dezelfde uren. Er moeten voldoende hekken geplaatst worden om de speelstraat duidelijk af te bakenen. Op de hekken wordt een bord C3 en onderbord "speelstraat" vast bevestigd. De uren tijdens welke de straat als speelstraat is ingericht, worden op het onderbord vermeld. De hekken worden geplaatst onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder.
§4. In de speelstraten is de ganse breedte van de openbare weg voorbehouden voor het spelen, in hoofdzaak door kinderen. Gedurende de duur van de speelstraat worden de personen die er spelen gelijkgesteld met voetgangers.
§5. Tijdens de uren dat de openbare weg als speelstraat wordt gesignaleerd, mag er speelinfrastructuur geplaatst worden mits de doorgang van toegelaten bestuurders en prioritaire voertuigen niet verhinderd wordt.
De volgende weggebruikers hebben toegang tot speelstraten:
- bestuurders van motorvoertuigen, die in de straat wonen of van wie de garage in de straat gelegen is
- prioritaire voertuigen, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
- voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen
- fietsers
- voetgangers
- gebruikers van niet-gemotoriseerde (bv. skeelers, rolschaatsen, steps, skateboard, éénwieler, rolstoel) en gemotoriseerde voortbewegingstoestellen (bv. elektrische autopeds, segways, elektrische rolstoelen of rolwagens voor personen met een beperkte mobiliteit).
§6. De bestuurders die in de speelstraat rijden, moeten dit stapvoets doen. Ze moeten de doorgang vrijlaten voor de voetgangers die spelen, hen voorrang verlenen en er zo nodig voor stoppen. De bestuurders van de toegelaten voertuigen verplaatsen zelf de hekken en plaatsen deze nadien terug op de voorziene plaats.
§7. Fietsers moeten zo nodig afstappen. De bestuurders mogen de voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen. Ze moeten bovendien dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen.
Artikel 4: Specifieke bepalingen voor Bertem
§1. De bereikbaarheid van de omliggende straten mag niet in het gedrang komen. Er moet een normale doorstroming van het verkeer mogelijk zijn rond de speelstraat.
§2. De mogelijkheid bestaat om een volledige straat of slechts een deel van de straat in te richten als speelstraat. Dit laatste wordt toegepast als het gaat om lange straten, of in straten met veel kruispunten.
§3. Straten of delen van straten waar publieke parkings zijn en straten met handelszaken en/of vrije beroepen komen niet in aanmerking, tenzij deze handelaars en/of vrije beroepen zich schriftelijk akkoord verklaren.
§4. Voertuigen die niet toebehoren aan de bewoners van de straat, moeten steeds achtergelaten worden buiten de door de hekken afgebakende zone, tenzij het gaat om voertuigen zoals vermeld in artikel 3, §5.
§5. Er mag geen speelinfrastructuur of materiaal (zoals permanente verf) gebruikt worden die de straat beschadigen of een langdurige afdruk geven op het wegdek van de straat.
§6. Een speelstraat kan pas ingericht worden als minstens 70% van de bewoners (1 stem per brievenbusnummer) van de straat (of een deel van de straat) hun goedkeuring geven opdat de straat in aanmerking kan komen als speelstraat. Dit percentage wordt vastgelegd aan de hand van een bewonersenquête. Na het tweede aaneensluitende jaar van de organisatie van een speelstraat, binnen eenzelfde zone en periode, dient deze enquête slechts om de 3 jaar herhaald te worden.
§7. De bewonersenquête wordt afgenomen door de speelstraatverantwoordelijken. De gemeente stelt hiervoor standaardformulieren (enquêteformulier buurtbewoners) ter beschikking op de website en bij de technische dienst.
§8. Een speelstraat kan enkel ingericht worden als minstens 2 speelstraatverantwoordelijken, die in de aangevraagde straat wonen op een ander huisnummer, zich engageren voor de organisatie ervan. Zij staan tevens in voor de plaatsing en het weghalen van de nadarhekken (de hekken worden geleverd door de gemeente). De straatverantwoordelijken zijn het eerste aanspreekpunt voor andere bewoners en voor het gemeentebestuur.
§9. De speelstraat kan enkel georganiseerd worden in de zomervakantie (juli en augustus), telkens van 14 uur tot 19 uur. Er kan gekozen worden uit volgende periodes: 1 aaneensluitende periode van 7 tot 14 dagen aaneensluitend, 1 vaste dag per week of de weekends (zaterdag en zondag) gedurende (een gedeelte van) de vakantiemaanden.
Artikel 5: Aanvraagprocedure
§1. Elke aanvraag om een speelstraat in te richten, moet schriftelijk gebeuren en gericht worden aan de dienst openbare werken van de gemeente. De aanvraagformulieren zijn beschikbaar bij de technische dienst van de gemeente en op de gemeentelijke website.
§2. Via een oproep in Info Bertem, de e-nieuwsbrief of op de gemeentelijke website kunnen bewoners hun straat kandidaat stellen voor de inrichting als speelstraat. In het bericht zal vermeld worden wanneer de aanvraagformulieren ten laatste bij de dienst openbare werken moeten toekomen.
§3. De mobiliteitscel van de gemeente onderzoekt de kandidaturen voor de speelstraten. De mobiliteitscel adviseert het college van burgemeester en schepenen over de goedkeuring of weigering van de aanvragen.
§4. De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht over het besluit van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 6: Praktische modaliteiten
§1. In geval van schade, ongevallen e.d. kan de gemeente niet verantwoordelijk worden gesteld. De bewoners blijven zelf aansprakelijk voor eventueel toegebrachte schade door henzelf of hun kinderen aan derden. Bovendien blijven de ouders zelf verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen.
§2. Als bewoners bepalingen van het reglement niet naleven, kan het college van burgemeester en schepenen de toelating tot het inrichten van de speelstraat intrekken. Wanneer de beslissing tot intrekking is genomen en de speelstraatverantwoordelijken hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gebracht, kan door de betrokken bewoners geen speelstraat meer worden ingericht voor de toegestane periode.
§3. Het college wordt gemachtigd om de praktische modaliteiten van dit reglement, waaronder de vaststelling van het aanvraagformulier, te bepalen.
Zitting van 23 februari 2016
VERNIEUWING SERVER EN ONDERHOUDSCONTRACT. GOEDKEURING LASTVOORWAARDEN EN GUNNINGSWIJZE.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
Financiële gevolgen
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget en exploitatiebudget van 2015 en 2016, op budgetcode 0119/24100000 (actie 1419/002/005/002/006) en 0119/61431000 en in het budget van de volgende jaren. De financiering gebeurt met eigen middelen.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het bestek met nr. S281.61/306 van 10 februari 2016 en de raming voor de opdracht “Vernieuwing server en onderhoudscontract”, opgesteld door de dienst secretariaat worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 100 385 euro excl. btw of 121 465,85 euro incl. 21% btw.
Artikel 2:
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de onderhandelingsprocedure met bekendmaking.
Artikel 3:
Een investeringssubsidie van 31 000 euro zal aangevraagd worden bij het OCMW Bertem, Tervuursesteenweg 182 te 3060 Bertem.
Artikel 4:
Het standaard publicatieformulier wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.
Artikel 5:
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget en exploitatiebudget van 2015, op budgetcode 0119/24100000 (actie 1419/002/005/002/006) en 0119/61431000 en in het budget van de volgende jaren.
Zitting van 23 februari 2016
VRAGENKWARTIERTJE.
Bespreking