NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD

 

Gemeente Bertem

 

Zitting van 23 februari 2016

Van 20.03 uur tot 21.38 uur

 

Aanwezig:

Voorzitter:

Albert Mees

Burgemeester:

Joël Vander Elst

Schepenen:

Marc Morris, Greet Goossens, Jan Buysse en Tom Philips

Schepen met raadgevende stem:

Eddy Vranckx

Gemeenteraadsleden:

Ludo Croonenberghs, Leonard Vranckx, Kristien Van Essche, Yvette Laes, Roos De Backer, Herman Ginis, Sonia Stiasteny, Joery Verhoeven, Jan De Keyzer, Joris Fonteyn, Ken Geyns, Karin Baudemprez, Wouter Fock en Roger De Muylder

Gemeentesecretaris:

Dirk Stoffelen

 

Verontschuldigd:

Gemeenteraadslid:

Anja De Herdt

 


Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

ZITTINGEN GR. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.

 

Juridische gronden

  • Artikel 33 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
    De gemeenteraad keurt, mits eventuele aanpassingen, de notulen van de vorige raadszitting goed.

 

 

Bijlagen

  • Notulen van de zitting van 26 januari 2016.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De raad keurt de notulen van de zitting van 26 januari 2016 goed.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

BESTUURLIJK TOEZICHT. GOEDKEURING AANGEPAST STRATEGISCH MEERJARENPLAN 2014-2019 OCMW BERTEM.

 

Voorgeschiedenis

  • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 1 december 2015 over de aanpassing van het strategisch meerjarenplan 2014-2019 bij het budget 2016 goedgekeurd door de gemeenteraad op 18 december 2015.
  • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 2 februari 2016 waarbij het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 1 december 2015 wordt ingetrokken en waarbij de verbeterde aanpassing van het strategisch meerjarenplan 2014-2019 wordt goedgekeurd.

 

Feiten en context

  • De financiële dienst heeft in samenspraak met de OCMW-raad en het managementteam een aangepast strategisch meerjarenplan opgesteld voor de periode 2014-2019 in het kader van de opmaak van het budget 2016.

 

Juridische gronden

  • Artikel 148 van het OCMW-decreet
    Het meerjarenplan en de aanpassingen ervan worden aan de gemeente bezorgd. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn licht het meerjarenplan of de aanpassingen ervan toe op de vergadering van de gemeenteraad waarop het geagendeerd is. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen deel uitmaakt van de gemeenteraad, wordt hij ten minste acht dagen voor de dag van die vergadering, door de voorzitter van de gemeenteraad daarvan verwittigd.
    De gemeenteraad neemt een beslissing binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de dag nadat de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn bij de gemeente is ingekomen. De gemeente bezorgt haar beslissing aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uiterlijk de laatste dag van die termijn. Als binnen die termijn geen beslissing aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is bezorgd, wordt de gemeenteraad geacht aan het meerjarenplan of de aanpassingen ervan zijn goedkeuring te hebben verleend.
  • Besluit van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

 

Adviezen

  • Gunstig advies van het college van burgemeester en schepenen van 1 februari 2016 over het aangepaste strategisch meerjarenplan 2014-2019 van OCMW Bertem

 

 

Bijlagen

  • Strategisch meerjarenplan 2014-2019.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

De gemeenteraad keurt het aangepast strategisch meerjarenplan 2014-2019 van het OCMW Bertem goed.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

BESTUURLIJK TOEZICHT. KENNISNAME BUDGET OCMW 2016.

 

Voorgeschiedenis

         Raadsbesluit van 23 februari 2016 over de goedkeuring van het verbeterde aangepast strategisch meerjarenplan 2014-2019 OCMW Bertem.

 

Feiten en context

  • De financiële dienst heeft in samenspraak met de OCMW-raad en het managementteam een budgetvoorstel voor het boekjaar 2016 opgesteld.

 

Juridische gronden

  • Artikel 150 van het OCMW-decreet
    Het budget wordt aan de gemeente bezorgd. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn licht het budget toe op de vergadering van de gemeenteraad. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen deel uitmaakt van de gemeenteraad, wordt hij ten minste acht dagen voor de dag van die vergadering door de voorzitter van de gemeenteraad daarvan verwittigd.
    Als een budget past binnen het meerjarenplan, neemt de gemeenteraad er kennis van. Als een budget niet past binnen het meerjarenplan, spreekt de gemeenteraad zich uit over de goedkeuring van het budget.
  • Omzendbrief BB 2015/2 met instructies over het aanpassen van de meerjarenplannen en budgetten 2016 van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Vlaamse Gewest.

 

Adviezen

         Gunstig advies van het college van burgemeester en schepenen van 1 februari 2016 over het ontwerp van budget 2016 van het OCMW Bertem.

 

Argumentatie

De gemeenteraad neemt kennis van het budget van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als het past binnen het meerjarenplan.

 

 

Bijlagen

  • Budget OCMW_2016
  • Toelichting bij het budget OCMW van 2016

 

Besluit

 

Artikel 1:

De gemeenteraad neemt kennis van het budget 2016 van het OCMW met een batig resultaat op kasbasis van 291 212 euro en een positieve autofinancieringsmarge van 1150 euro. De gemeentelijke toelage aan het OCMW bedraagt 765 000 euro.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING. WIJZIGING GEMEENTELIJKE VERTEGENWOORDIGER PLAATSELIJK WERKGELEGENHEIDSAGENTSCHAP VAN MIDDEN-BRABANT VZW.

 

Voorgeschiedenis

         Brief van PWA Midden-Brabant van 31 januari 2013 over de aanduiding van de vertegenwoordigers door de nieuwe gemeenteraad

         Collegebesluit van 4 januari 2016 over de verdeling van de bevoegdheden van de leden van het college van burgemeester en schepenen.

 

Feiten en context

         Een Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (PWA) is een vzw, opgericht door een of meerdere gemeenten, die (langdurig) werklozen tewerkstelt buiten het reguliere arbeidscircuit.

         De gemeenten Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren richtten in april 1995 het PWA Midden-Brabant op.

         Schepen Tom Philips heeft als bevoegdheden o.a. 'tewerkstelling' en 'PWA'.

 

Juridische gronden

         Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen
Deze wet regelt o.a. de samenstelling, bevoegdheden en werking van de bestuursorganen van een vzw.

         Statuten van het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap van Midden-Brabant, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 1995
De gemeenteraad van Bertem duidt 2 vertegenwoordigers aan, één uit de meerderheidspartijen en één uit de minderheidspartijen. De vertegenwoordigers worden aangeduid door de gemeenteraad, maar moeten er niet noodzakelijk deel van uitmaken.

         Artikel 35 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
Er wordt geheim gestemd over het aanwijzen van de leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen.

         Artikel 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
De gemeentelijke bevoegdheden, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zijn aan de gemeenteraad toegewezen en kunnen niet worden toevertrouwd aan het college van burgemeester en schepenen.

 

Besluit

Na geheime stemming:

20 stemmen voor

 

Artikel 1:

De heer Tom Philips, schepen, wordt aangeduid als vertegenwoordiger van de meerderheidspartijen van de gemeente Bertem in de algemene vergadering van het PWA Midden-Brabant vzw.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING. WIJZIGING VERTEGENWOORDIGER BEHEERSCOMITÉ GEMEENSCHAPPELIJKE INTERNE PREVENTIEDIENST (GD-PBW) INTERLEUVEN.

 

Voorgeschiedenis

  • Brief van Interleuven van 7 januari 2013 over het Beheerscomité gemeenschappelijke interne preventiedienst (GD-PBW).
  • Collegebesluit van 4 januari 2016 over de verdeling van de bevoegdheden van de leden van het college van burgemeester en schepenen.

 

Feiten en context

  • In de schoot van Interleuven werd de Gemeenschappelijke Interne Preventiedienst opgericht. In het kader van de welzijnswet is de gemeente Bertem verplicht om bij een preventiedienst aan te sluiten. Deze zorgt voor de nodige ondersteuning bij de implementatie van een aantal delen van deze welzijnswet.
  • De gemeenschappelijke dienst wordt beheerd door een beheerscomité. Het is bevoegd voor het financiële beheer en de administratieve organisatie ervan.
  • Het beheerscomité omvat:
    • de personen belast met het dagelijks beheer van het gemeentebestuur, het OCMW en de intercommunale die een beroep doen op de GD-PBW
    • de vertegenwoordigers van de werknemers.
  • Burgemeester Joël Vander Elst heeft als bevoegdheden o.a. 'personeel' en 'preventie, bescherming en welzijn op het werk'.

 

Juridische gronden

  • Artikel 2.4. van het koninklijk besluit van 3 maart 1999 waarbij vergund wordt een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk op te richten
  • Artikel 35 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
    Er wordt geheim gestemd over het aanwijzen van de leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen.
  • Artikel 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
    De gemeentelijke bevoegdheden, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zijn aan de gemeenteraad toegewezen en kunnen niet worden toevertrouwd aan het college van burgemeester en schepenen.

 

Adviezen

  • Interleuven dringt erop aan om het mandaat in het beheerscomité GD-PBW toe te kennen aan de burgemeester of een schepen met de bevoegdheid welzijn, arbeidsveiligheid en gezondheid.

 

Besluit

Na geheime stemming:

20 stemmen voor

 

Artikel 1:

De heer Joël Vander Elst, burgemeester, wordt aangeduid als afgevaardigde van de gemeente Bertem in het beheerscomité van de gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk (GD-PBW).

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING. VASTSTELLING GEMEENTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING BETREFFENDE HET AANLEGGEN VAN PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALLINGEN BUITEN DE OPENBARE WEG.

 

Feiten en context

  • Door de noodzakelijke verdichting van de woonkernen in onze gemeente bestaat de invulling uit kleinere entiteiten en neemt in bepaalde zones het oprichten van meergezinswoningen gestaag toe waardoor de parkeerdruk op het openbaar domein sterk vergroot.
  • De gemeente Bertem beschikt momenteel niet over een stedenbouwkundige verordening inzake parkeren buiten de openbare weg noch over een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat voor het gehele grondgebied van de gemeente geldt en waarin een parkeernorm buiten de openbare weg wordt opgelegd.
  • Het college van burgemeester en schepenen heeft een ontwerp van gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg voor het ganse grondgebied opgemaakt.

 

Juridische gronden

  • Art. 2.3.2. §2. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening

De gemeenteraad kan stedenbouwkundige verordeningen vaststellen voor de materie omschreven in artikel 2.3.1[, in artikel 4.2.5 en in artikel 4.4.1, §3, tweede lid], voor het gehele grondgebied van de gemeente of voor een deel waarvan hij de grenzen bepaalt met naleving van de door de Vlaamse regering en de provincieraad vastgestelde stedenbouwkundige verordeningen.

Het college van burgemeester en schepenen is belast met het opmaken van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en neemt de nodige maatregelen tot opmaak.

Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van stedenbouwkundige verordening voor advies voor aan [het departement] en aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. [Het departement] geeft bindend advies over de verenigbaarheid met gewestelijke verordeningen. De adviezen worden binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd. Wanneer er geen advies is verleend binnen deze termijn, mag aan de adviesvereisten worden voorbijgegaan.

De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening wordt samen met het besluit van de gemeenteraad en het volledige advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening onmiddellijk na de definitieve vaststelling aan de deputatie ter goedkeuring toegezonden bij aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.

  • Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijk stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid.
  • Artikel 42 §3 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
    De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen vast. Onverminderd de federale wetgeving in verband met de bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van politieverordeningen, kunnen de reglementen onder meer betrekking hebben op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke belastingen en retributies en op het inwendige bestuur van de gemeente.
  • Artikel 43, §2, 2° van het gemeentedecreet van 15 juli 2005
    De volgende bevoegdheden kunnen niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd: (...) het vaststellen van gemeentelijke reglementen en het bepalen van straffen en administratieve sancties op de overtreding van die reglementen.

 

Adviezen

  • De GECORO heeft op 3 november 2015 een gunstig advies verleend aan het ontwerp van stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
  • Ruimte Vlaanderen heeft op 6 januari 2016 volgend voorwaardelijk gunstig advies verleend.

"In antwoord op uw bovenvernoemd schrijven en overeenkomstig artikel 2.3.2 §2 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, deel ik u mee dat bovenvernoemde verordening vanuit het departement GUNSTIG geadviseerd wordt: de verordening bevat geen strijdigheid met een gewestelijke verordening.

Graag wil ik toch volgende opmerkingen formuleren betreffende de toepassing van deze verordening:

- Artikel 1: niet alle werken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is, zijn onderworpen aan deze verordening (o.a. zoals in artikel 4.2.1 7° of 8° van bovenvernoemde codex). Waarom werd deze beperking ingevoerd?

- Artikel 2 - 1°. "de bestaande parkeerplaats of fietsenstalling mag niet al in aanmerking genomen zijn voor het verkrijgen van een andere vergunning". Betekent dit concreet dat de parkeerplaatsen aangegeven zijn op de goedgekeurde bouwplannen? Of moet er expliciet in de vergunning melding van gemaakt zijn?

- Artikel 2 - 17°: vergunning: enkel de stedenbouwkundige vergunning wordt vermeld, in de vergunningsplichtige werken (artikel 2 - 18°) wordt via de bepalingen van de codex de link gelegd naar de 'meldingen'. In artikel 4 daarentegen worden de werken opgesomd waarvoor parkeerplaatsen en fietsenstallingen moeten worden aangelegd. Sommige van deze werken zijn meldingsplichtig. Dit betekent dat ook voor meldingen de verordening van toepassing is. Indien een aanvraag voor melding (bvb verbouwen van een woning in woongebied) niet in overeenstemming is met deze verordening, de melding niet correct is gebeurd en de werken eventueel kunnen worden stilgelegd. Voor de toepassing van deze verordening is het aan te bevelen de relatie tussen de verordening en de melding duidelijker te maken in deze verordening (cfr. artikel 3 de verhouding met de BPA's of RUP's werden gelegd).

- Artikel 2 - 19°: gelet op de hoogteverschillen in de gemeente: wanneer wordt een deels ondergrondse (bewoonbare) ruimte meegerekend als vloeroppervlakte?"

  • De mobiliteitsraad heeft op 11 januari 2016 een voorwaardelijk gunstig advies verleend.
    "Volgende correcties op het ontwerp van verordening worden vermeld:
    • Titel: 2x het woord betreffende - 1x wegdoen
    • Art. 6 2°: bouwproject i.p.v. project
    • Art. 6 2°: goede plaatselijke ruimtelijke ordening
    • Art. 6 3°: personen met een beperking i.p.v. handicap
    • Screenen tekst op uniformiteit gebruik lang/breed.

De mobiliteitsraad geeft een positief advies betreffende de parkeerverordening mits het aanbrengen van de kleine correcties. Het is een eerste kapstok om afdwingbare afspraken te hebben rond verplichtte oprit én om parkeerdruk op openbare ruimte in te perken."

Beoordeling advies mobiliteitsraad

Personen met een beperking en personen met een handicap.

  • Personen met een beperking is een veel ruimer begrip dan personen met een handicap. Het zijn enkel de personen met een handicap die een erkenning hebben en die gemachtigd zijn een parkeerkaart aan te vragen en te gebruiken op de voorbehouden plaatsen. Personen met een beperking zijn niet allemaal in het bezit van een parkeerkaart.

Daarom is het college van oordeel dat het ontwerpbesluit op dit punt niet kan aangepast worden.

Het volledige document werd gescreend en de begrippen lengte en breedte werden correct gebruikt zodat ook hier geen aanpassingen nodig zijn.

  • De overige opmerkingen van de adviezen werden opgenomen in het ontwerp van verordening.

 

Argumentatie

Het schepencollege wenst normen op te leggen inzake parkeren voor woningbouwprojecten om te voorkomen dat de parkeerdruk van private projecten wordt afgewenteld op het openbaar domein.

 

Het is wenselijk om voor het volledige grondgebied te beschikken over een geschikt instrument dat juridisch afdwingbaar is om deze materie beter te sturen. Een stedenbouwkundige verordening is het instrument bij uitstek om deze doelstelling te bereiken.

 

De toepassing van deze verordening zal bijdragen tot een verhoogde leefbaarheid en mobiliteit in de dorpskernen.

 

De beschikbaarheid van parkeerplaatsen onder de vermelde voorwaarden wordt niet enkel op het moment van de bouw gegarandeerd, maar ook bij latere verkoop.

 

 

Bijlagen

  • Advies Ruimte Vlaanderen
  • Advies GECORO
  • Advies mobiliteitsraad

 

Besluit

 

19 stemmen voor: Joël Vander Elst, Marc Morris, Greet Goossens, Jan Buysse, Tom Philips, Ludo Croonenberghs, Leonard Vranckx, Kristien Van Essche, Yvette Laes, Roos De Backer, Herman Ginis, Sonia Stiasteny, Joery Verhoeven, Jan De Keyzer, Joris Fonteyn, Ken Geyns, Karin Baudemprez, Roger De Muylder en Albert Mees

1 stem tegen: Wouter Fock

 

Motivatie stem tegen Wouter Fock: Het finale doel van het voorstel is goed. Deze regelgeving is echter niet de goede methode om deze te bereiken, omdat:

1 . Specifieke lokale problemen vragen om een correct parkeerbeleid op die specifieke plaatsen. Dit reglement gaat daaraan voorbij.

2 . De impact op de kostprijs van nieuwbouwwoningen zal beduidend zijn. Deze impact zal relatief groter zijn bij kleine percelen. Dit is een weinig sociale maatregel.

3 . Het risico op planschade is niet onderzocht. Bestaande woningen die niet aan de regels (kunnen) voldoen, zullen in waarde dalen.

 

Artikel 1:

Het onderstaande ontwerp van stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg wordt definitief vastgesteld.

 

Ontwerp van stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg

 

Artikel 1. Algemeen

De vergunninghouder moet het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen, zoals bepaald in deze verordening, aanleggen bij het optrekken van nieuwe gebouwen, het uitvoeren van bestemmingswijzigingen, het uitvoeren van herbouwingswerken, het uitvoeren van verbouwingswerken zoals bedoeld in artikel 4.2°, het opsplitsen van een woning of in een gebouw het aantal woongelegenheden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande wijzigen, voor zover deze wijzigingen vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn.

 

Artikel 2. Begrippen en definities

1° Aanleg van een parkeerplaats of fietsenstalling: Onder aanleg van een parkeerplaats of fietsenstalling wordt verstaan:

  • het bouwen van een nieuwe parkeerplaats of fietsenstalling
  • het in volle eigendom, in erfpacht of met recht van opstal (voor minimum 27 jaar) bezitten of verwerven van een bestaande parkeerplaats of fietsenstalling die voldoet aan de voorwaarden van deze verordening. De bestaande parkeerplaats of fietsenstalling mag niet al in aanmerking genomen zijn voor het verkrijgen van een andere vergunning waarbij deze verordening werd toegepast
  • het huren van een parkeerplaats of fietsenstalling voor een periode van minimum 27 jaar wordt eveneens aanvaard bij het oprichten van woonruimten (woning, appartement, studio) indien de parkeerplaats of fietsenstalling voldoet aan dezelfde voorwaarden als bij het verwerven van een bestaande parkeerplaats of fietsenstalling.

Indien na de periode van 27 jaar huur, erfpacht of recht van opstal de parkeerplaatsen nog niet in volle eigendom zijn gekomen dient deze periode verlengd te worden met opnieuw 27 jaar.

2° Bedrijfsoppervlakte: Onder bedrijfsoppervlakte wordt verstaan: de som van de grondoppervlakte, ingenomen voor bedrijfsdoeleinden in open lucht, en de vloeroppervlakte, gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, in gesloten gebouwen. Deze laatste vloeroppervlakte wordt gemeten per bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren.

3° Bouwperceel: Het kadastraal perceel of de kadastrale percelen waarop de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, binnen de bebouwingsmogelijkheden van het gewestplan, bijzonder plan van aanleg, ruimtelijk uitvoeringsplan of verkavelingsplan.

4° Eengezinswoning: Elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, en waarin zich geen andere woningen bevinden.

5° Fietsenstalling: Een open of overdekte ruimte, voldoende uitgerust (bv. Klemmen, rekken, een steunmuur) voor het stallen van een fiets die voldoet aan de bepalingen van artikel 10.

6° Functiewijziging: Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed voor zover deze wijziging onderworpen is aan de vergunningsplicht.

7° Groepswoningbouw: Het gemeenschappelijk oprichten van woningen die een gemeenschappelijke werf hebben of fysisch of stedenbouwkundig met elkaar verbonden zijn.

8° Handelsruimte: Ruimte die in hoofdzaak gebruikt wordt voor het verkopen op gewone wijze, van goederen aan consumenten, zonder deze goederen een andere behandeling te doen ondergaan dan die welke in de handel gebruikelijk zijn.

9° Herbouwen: Een constructie volledig afbreken, of meer dan 40% van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande volume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructies een nieuwe constructie bouwen.

10° Meergezinswoning: Een gebouw waarin twee of meerdere woongelegenheden gelegen zijn, met uitzondering van woon- en zorgcentra, assistentiewoningen, enz.

11° Parkeerplaats: Een ruimte waar één autovoertuig kan worden geparkeerd, meer bepaald een gesloten garage, een garagebox of carport of een standplaats in een gesloten ruimte of in de open lucht daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en die voldoet aan de bepalingen van de artikelen 6 en 7 van deze verordening.

12° Assistentiewoning: Woongelegenheid met de mogelijkheid voor maximum twee bejaarde bewoners en/of bewoners met een handicap om beroep te doen op dienstverlening, en gelegen in een erkende groep van assistentiewoningen zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de groepen van assistentiewoningen.

13° Sociale woning: Een sociale woning zoals bedoeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en latere wijzigingen.

14° Studio: Woonentiteit met een maximale bewoonbare vloeroppervlakte van 45 m2 waarin alle leeffuncties geïntegreerd zijn in één ruimte, behoudens het sanitair voor eigen gebruik, dat eventueel voorzien is in een aangrenzende aparte ruimte.

15° Uitbreiden: Het bestaand vergund of vergund geacht volume van een gebouw vergroten waarbij de uitbreiding fysisch één geheel vormt met het oorspronkelijk gebouw.

16° Verbouwen: Aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste 60% behouden worden.

17° Vergunning: Stedenbouwkundige vergunning zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. (Of decreet omgevingsvergunning)

18° Vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken: Handelingen zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, meer bepaald Titel 4 - Hoofdstuk 2 - Afdeling 1. (Of decreet omgevingsvergunning)

19° Vloeroppervlakte: De vloeroppervlakte wordt berekend per bouwlaag, met inbegrip van de buitenmuren, met uitzondering van gemeenschappelijke traphallen, liften en technische ruimten, kelders, ondergrondse parkeergarages en overdekte buitenruimten. Vloeren onder het dak worden enkel meegerekend vanaf 1,80 m vrije hoogte begaanbare ruimte. Bijgebouwen worden niet meegerekend.

20° Woning / woongelegenheid: Elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.

21° Zorgwonen: Een vorm van wonen waarbij voldaan is aan de voorwaarden zoals omschreven in de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening. (Of decreet omgevingsvergunning).

 

Artikel 3. Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Bertem. Wanneer voor een gebied binnen de gemeente een bijzonder plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan werd opgemaakt en deze andere normen opleggen, dan hebben deze voorrang op de bepalingen van deze verordening.

 

Artikel 4. Verplichting aanleg parkeerplaatsen en fietsenstallingen

De vergunninghouder is verplicht om het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen aan te leggen, zoals bepaald in deze verordening, en dit bij onderstaande vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken:

1° Het bouwen of herbouwen van een gebouw

2° Het uitbreiden van een gebouw met meer dan 50 m² vloeroppervlakte.

3° Het opsplitsen van een gebouw of het wijzigen van het aantal woongelegenheden, tenzij het gaat om zorgwonen.

4° Het uitvoeren van een vergunningsplichtige functiewijziging van een bebouwd onroerend goed.

De verplichtingen voortkomend uit deze verordening maken blijvend deel uit van de vergunning. Dit betekent dat de parkeerplaatsen en fietsenstallingen, nodig om te voldoen aan deze verordening, steeds aanwezig moeten blijven, ook na overdracht van de zakelijke rechten van de eigendom, en dit tot zolang de inrichting blijft bestaan waarvoor ze gelden. Ze mogen geen andere bestemming krijgen of voor iets anders gebruikt worden.

 

Artikel 5. Minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen en fietsenstallingen

1° Indien een gebouw opgesplitst wordt en/of een functiewijziging wordt uitgevoerd, gelden de minimumaantallen zoals in dit artikel bepaald voor het gehele gebouw.

2° Bij uitbreiding van een woning zijn de normen van toepassing voor het gehele gebouw.

3° Indien een niet-residentiële functie wordt uitgebreid met meer dan 50 m², gelden de normen voor het gehele gebouw.

4° Indien in een gebouw meerdere functies aanwezig zijn, wordt het minimaal vereiste aantal parkeerplaatsen bepaald per functie aan de hand van de oppervlakte ingenomen per functie. De som van het minimum aantal per functie geeft het totaal aantal te realiseren parkeerplaatsen.

5° Indien in een gebouw wonen en andere functies aanwezig zijn mag het minimaal vereiste aantal parkeerplaatsen voor het wonen verminderd worden met het aantal parkeerplaatsen vereist voor de andere functies indien deze ook permanent opengesteld worden voor de bewoners.

6° De afmetingen en het aantal te voorziene parkeerplaatsen voor personen met een handicap moeten voldoen aan de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van 05/06/2009 en latere wijzigingen.

7° In onderstaande bepalingen worden de normen voor het minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen weergegeven. Hierbij moet steeds naar boven worden afgerond. Een parkeerplaats mag aanvullend als berging gebruikt worden, mits parkeren te allen tijde mogelijk blijft.

a) Eengezinswoningen:

  • 2 parkeerplaatsen voor een woning van maximum 200 m²
  • 1 bijkomende parkeerplaats voor een woning groter dan 200 m²
  • minimum evenveel fietsenstallingen als aantal slaapkamers

b) Meergezinswoningen en groepswoningbouw, met uitzondering van studio’s:

  • woongelegenheid tot en met 200 m²:
    • 2 parkeerplaatsen per woongelegenheid
  • woongelegenheid > 200 m² :
    • 3 parkeerplaatsen per woongelegenheid
  • per begonnen schijf van 5 woongelegenheden is 1 bezoekersparking vereist
  • minimum fietsenstallingen:
    • evenveel fietsenstallingen als aantal slaapkamers

c) Studio’s:

  • 1 parkeerplaats per studio
  • minimum fietsenstallingen:
    • 2 fietsenstallingen per studio

d) Sociale woningen:

  • 1,5 parkeerplaats per woongelegenheid
  • minimum fietsenstallingen:
    • 2 fietsenstallingen per woongelegenheid

e) Assistentiewoningen:

  • 1 parkeerplaats per 3 assistentiewoningen, vermeerderd met 1 parkeerplaats per schijf van 10 assistentiewoningen
  • minimum fietsenstallingen:
    • 1 fietsenstalling per 5 assistentiewoningen

f) Warenhuizen/supermarkten:

  • 1 parkeerplaats en 1 fietsenstalling per 20 m² vloeroppervlakte

g) Winkel/handel - café's - kantoren - vrije beroepen:

  • 0 m² < 100 m²:
    • 3 parkeerplaatsen
  • > 100 m²:
    • 2 bijkomende parkeerplaatsen per begonnen schijf van 50 m²
  • minimum aantal fietsenstallingen:
    • 3 fietsenstallingen

h) Feestzalen, danszalen:

  • 1 parkeerplaats per begonnen schijf van 5 m² vloeroppervlakte
  • minimum fietsenstallingen:
    • 1 fietsenstalling per begonnen schijf van 5 m² vloeroppervlakte

i) Autoherstelplaatsen, garages:

  • 1 parkeerplaats per begonnen schijf van 25 m² bedrijfsoppervlakte

j) Kinderkribben:

  • 1 parkeerplaats en 1 fietsenstalling per begonnen schijf van 75 m²

 

Artikel 6. Locatie en inrichting van de parkeerplaatsen en fietsenstallingen

1° De te voorziene parkeerplaatsen en fietsenstallingen moeten worden aangelegd op het bouwperceel waarop het betreffende gebouw gelegen is. Autostaanplaatsen worden, waar dit technisch mogelijk en veilig is, bij voorkeur ondergronds aangelegd.

De fietsenstallingen moeten eenvoudig en veilig bereikbaar zijn vanaf de openbare weg en moeten bij voorkeur ingeplant worden op het gelijkvloerse niveau.

De aldus bestemde parkeerplaatsen kunnen geen andere bestemming krijgen zolang het hoofdgebouw niet op een andere wijze voldoet aan de opgelegde normen.

2° De parkeerplaatsen of fietsenstallingen moeten worden aangelegd op dat gedeelte van het bouwperceel dat, als gevolg van stedenbouwkundige of verkavelingsvoorschriften of de goede plaatselijke ruimtelijke ordening, voor bebouwing of verharding in aanmerking komt.

De goede plaatselijke ruimtelijke ordening mag niet in het gedrang worden gebracht.

Het bouwproject moet aangepast worden met het oog op de vermindering van de parkeerbehoefte wanneer men niet voldoende parkeerplaatsen kan inrichten zonder de goede plaatselijke ruimtelijke ordening te schaden.

3° Parkeerplaatsen voor personen met een handicap moeten zich zo dicht mogelijk bij de toegankelijke ingang van de constructie of bij de voetgangersuitgang van de parkeervoorziening bevinden.

Het oppervlak van de parkeerplaats voor personen met een handicap mag niet meer dan twee procent hellen.

Bij dwarsparkeren bedraagt de breedte van de aangepaste parkeerplaats minstens 3,50 m, bij langsparkeren bedraagt de lengte van de aangepaste parkeerplaats minstens 6 m en bij schuinparkeren wordt binnen de aangepaste parkeerplaats een rechthoek van minstens 3,50 m op minstens 6 m gegarandeerd.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is hier van toepassing.

 

Artikel 7. Minimale afmetingen en kenmerken parkeerplaatsen

Om in aanmerking te komen als parkeerplaats dient voldaan te worden aan volgende bepalingen:

  • een garage, een garagebox of carport met de volgende minimumafmetingen:
    • 5,25 m lang, 2,75 m breed en een minimum vrije hoogte van 2,10 m
  • een standplaats (overdekt of in open lucht) daartoe speciaal aangelegd en uitgerust:
    • overdekt:
      • 5,00 m lang op 2,50 m breed en een vrije hoogte van 2,10 m
    • open lucht:
      • 5,50 m lang en 2,50 m breed.

De standplaats dient minimaal verhard te worden met grind, zodat ze niet verzakt.

Elke parkeerplaats dient afgebakend te worden met duurzame materialen. De parkeerplaatsen in open lucht dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen.

 

Artikel 8. Kenmerken en minimale breedte in- en uitrit naar parkeerplaatsen

Alle parkeerplaatsen moeten langs een gemeenschappelijke toegang op de openbare weg uitmonden, zonder dat ze daarbij bestaande parkeerplaatsen die gelegen zijn langs de gemeenschappelijke toegang isoleren. Dit is niet vereist voor parkeerplaatsen die bij dezelfde woning horen. Daar is het toegelaten dat één of meer auto’s moeten verplaatst worden om een parkeerplaats in te nemen of te verlaten.

De vereiste minimale breedte van de in- en uitrit is afhankelijk van de hoek tussen de parkeerplaats en de in- en uitrit:

  • Bij een hoek van 90°:
    • 6 m
  • Bij een hoek van 60°:
    • 5 m
  • Bij een hoek van 45°:
    • 4 m
  • Bij een hoek van 30°:
    • 3,5 m
  • Bij een hoek van 0°:
    • 3 m

 

Artikel 9. Hellende in- en uitritten

Conform de ministeriële omzendbrief van 10 september 1965 zijn er geen hellingen toegelaten in openbaar domein.

De maximale hellingsgraad van in- en uitritten wordt bepaald door de lengte van de hellingsbaan zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Lengte hellingsbaan

Hellingspercentage

 

Aanbevolen

Maximaal

5 m

14%

16%

10 m

14%

16%

15 m

13%

15%

20 m

12%

14%

25 m

11%

13%

30 m

10%

12%

35 m

9%

11%

40 m

8%

10%

45 m

8%

10%

 

Hellingen moeten voldoende stroef zijn. Hellingsbanen zijn bij voorkeur recht, maar kunnen ook in ronde bochtvorm worden aangelegd. Bij sterk gekromde bochten moet rekening gehouden worden met voldoende doorzicht voor de bestuurder en met de breedte van de rijbaan.

Hellingen moeten een rijbaanbreedte van minimum 3 m tussen de kantstrepen hebben.

 

Artikel 10. Minimale afmetingen en kenmerken fietsenstallingen

De te voorziene fietsenstallingen moeten minimaal volgende afmetingen hebben:

  • 1,80 m tot 2.00 m lang, 0,75 m breed en 1,25 m hoog.

De fietsenstalling moet gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf het openbaar domein, d.w.z. zonder door woon- of kantoorgedeelten te gaan. De vrije breedte van de toegangsweg tot de fietsenstalling moet minimum 0,90 m bedragen.

Standplaatsen in open lucht moeten verhard worden met waterdoorlatende materialen en voorzien worden van fietsparkeervoorzieningen die het veilig stallen van de fietsen toelaten.

 

Artikel 11. Bepalen van het aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen

Ten einde de omvang van de verplichtingen van deze verordening te kunnen bepalen wordt volgende procedure gevolgd:

1° Plannen

Op basis van de ingediende plannen van de aanvraag wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen en fietsenstallingen er volgens de verordening moeten voorzien worden.

Op de grondplannen die bij de vergunningsaanvraag zijn gevoegd, worden de parkeerplaatsen en fietsenstallingen aangegeven met het aantal genummerde rechthoeken die voldoen aan de minimale afmetingen opgenomen in deze verordening. Tevens worden de toegangen met hun afmetingen duidelijk aangeduid.

2° Vergunning

Het aantal te voorziene parkeerplaatsen en fietsenstallingen wordt in de vergunning opgenomen.

3° Verkoop - verhuur

Eengezinswoningen, woongelegenheden in meergezinswoningen, studio's en sociale woningen, zoals bedoeld in artikel 5., 7°, a), b), c) en d) van deze verordening, en die vergund zijn na de inwerkingtreding van deze verordening, mogen niet verkocht of verhuurd worden zonder het vereiste en eraan verbonden aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen.

Voor een sociale woning, zoals bedoeld in artikel 5., 7°, d) van deze verordening, geldt hierbij een minimum van 1 parkeerplaats en 2 fietsenstallingen per woongelegenheid.

 

Artikel 12. Afwijkingen

Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om, in uitzonderlijke omstandigheden, een afwijking toe te staan op de bepalingen van deze verordening.

Deze uitzonderlijke omstandigheden moeten te maken hebben met de staat en de mogelijkheden van het bouwperceel en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Een afwijking moet uitvoerig worden gemotiveerd.

 

Artikel 13. Strafbepalingen

De overtredingen op deze verordening worden behandeld overeenkomstig de handhavingsmaatregelen bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (Decreet Omgevingsvergunning).

 

Artikel 2:

Deze definitief vastgestelde stedenbouwkundige verordening wordt voor goedkeuring overgemaakt aan de deputatie van Vlaams-Brabant.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

PATRIMONIUM. GOEDKEURING VOORWAARDEN VERKOOP GEMEENTELIJKE GEBOUWEN EN GRONDEN.

 

Voorgeschiedenis

  • Collegebesluit van 7 februari 2011 over het voorstel van lijst van verkoopbare bouwgronden en woningen.
  • Collegebespreking van 2 februari 2015 over de mogelijke scenario's voor verkoop Tulpenlaan 13, Dorpstraat 495 en Dorpstraat 551.
  • Collegebesluit van 1 juni 2015 over de aanstelling van Landmetingen Jonas Artois voor de opmaak van opmetingsplannen, afpalingsplannen, schattingsverslagen en een verkavelingsdossier.
  • Het schattingsverslag van 22 juni 2015, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois, met het oog op de verkoop van het perceel Tulpenlaan 13.
  • Het schattingsverslag van 22 juni 2015, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois, met het oog op de verkoop van het perceel Dorpstraat 495.
  • Het opmetingsplan van 25 juni 2015, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois, van het perceel hoek Dorpstraat-Vlieguit.
  • Collegebesluit van 31 augustus 2015 over de aanstelling van notaris Vangoetsenhoven voor de verkoop/verdeling van gronden Dorpstraat 495, Dorpstraat 551 en Tulpenlaan 13.
  • Het schattingsverslag van 7 december 2015, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois, met het oog op de verkoop van een gedeelte van het perceel (lot 1) hoek Dorpstraat-Vlieguit.
  • Het schattingsverslag van 7 december 2015, opgesteld door landmeter-expert Jonas Artois, met het oog op de verkoop van een gedeelte van het perceel (lot 2) hoek Dorpstraat-Vlieguit.
  • Collegebesluit van 8 februari 2016 waarbij kennis wordt genomen van de verkavelingsvergunning, verleend door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar op 28 januari 2016, over de verkaveling Dorpstraat zn/Vlieguit zn en met kadastrale gegevens 3de afdeling, sectie B, nummer 236D.

 

Feiten en context

  • Tulpenlaan 13
    • Perceel bouwgrond, 3de afdeling, sectie F, nummer 180B9.
    • Het perceel is gelegen in woonuitbreidingsgebied.
    • Het perceel heeft (volgens de kadastrale gegevens) een grootte van 6a 50ca.
    • Het recht van voorkoop is van toepassing.
    • De woning is gelegen in een verkaveling. Op 16 april 2008 werd een verkavelingswijziging goedgekeurd voor een herbestemming tot wonen en/of kantoorfunctie.
  • Dorpstraat 495
    • Perceel bouwgrond, 3de afdeling, sectie E, nummer 17M.
    • Het perceel is gelegen in woongebied.
    • Het perceel heeft (volgens de kadastrale gegevens) een grootte van 5a.
    • Het recht van voorkoop is van toepassing.
    • De woning is niet gelegen in een verkaveling.
  • Lot 1 hoek Dorpstraat-Vlieguit
    • Perceel bouwgrond, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel).
    • Het perceel is gelegen in woongebied.
    • Het perceel heeft volgens het verkavelingsplan een grootte van 4a 52ca.
    • Het recht van voorkoop is van toepassing.
    • Het lot is gelegen in een verkaveling Dorpstraat zn/Vlieguit zn met bestemming wonen.
  • Lot 2 hoek Dorpstraat-Vlieguit
    • Perceel bouwgrond, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel).
    • Het perceel is gelegen in woongebied.
    • Het perceel heeft een grootte van 1a 54ca.
    • Het recht van voorkoop is van toepassing.
    • Het lot valt buiten de verkaveling Dorpstraat zn/Vlieguit zn.
  • Het college stelt voor om de minimum verkoopprijs als volgt vast te stellen:
    • voor het perceel Tulpenlaan 13: de schattingsprijs verhoogd met 50 000 euro
    • voor het perceel Dorpstraat 495: de schattingsprijs
    • voor het lot 1 hoek Dorpstraat-Vlieguit: de schattingsprijs
    • voor het lot 2 hoek Dorpstraat-Vlieguit: de schattingsprijs verhoogd met 16 000 euro.

 

Juridische gronden

  • Artikel 43, §2, 12° van het gemeentedecreet
    De gemeenteraad is bevoegd voor het stellen van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen. Deze bevoegdheid kan niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd.
  • Omzendbrief van 12 februari 2010 betreffende de vervreemding van onroerende goederen door de provincies, gemeenten, OCMW's en besturen van de erkende erediensten.
    Deze omzendbrief bepaalt o.a. welke procedure moet worden gevolgd voor de verkoop van gemeentelijke eigendommen. Het vervreemden van onroerende goederen moet in de regel gebeuren via een openbare procedure. De minimale verkoopprijs is het bedrag van een recent schattingsverslag. Daar kan alleen maar van afgeweken worden om redenen van algemeen belang en mits goede motivering.

 

Argumentatie

De laatste gebruiker van de woning Tulpenlaan 13, het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Midden-Brabant vzw, heeft de woning verlaten sinds 1 februari 2016 en heeft een nieuwe kantoorruimte gevonden op de private huurmarkt. De gemeente heeft de woning Tulpenlaan 13 niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen. Door de verkoop van het perceel wordt aan kandidaat-kopers de kans geboden om in onze gemeente een eigen woning te betrekken.

 

De woning Dorpstraat 495 wordt momenteel gebruikt door het OCMW Bertem voor de huisvesting van asielzoekers in het kader van het Lokaal Opvang Initiatief (LOI). De gemeente wenst de woning onderhands te verkopen aan het OCMW, dat de woning verder zal gebruiken voor hetzelfde doel. De keuze voor onderhandse verkoop wordt gemotiveerd vanuit het grote belang van de continuïteit van de huisvesting van asielzoekers en de blijvende vervulling van opdrachten die door de federale overheid worden opgelegd aan het OCMW in het kader van de asielcrisis.

De vereniging Rode Kruis Bertem-Huldenberg is geen gebruiker meer van dit gebouw sinds 2015. De gemeente heeft de woning Dorpstraat 495 niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen, noch voor de terbeschikkingstelling ervan aan het middenveld.

 

De gemeente heeft de bouwgrond op de hoek Dorpstraat-Vlieguit niet nodig voor de realisatie van eigen projecten of doelstellingen. De gemeente heeft via een verkavelingsdossier het perceel opgesplitst in 3 loten. Door de verkoop van lot 1 wordt aan kandidaat-bouwers de kans geboden om in onze gemeente een eigen woning op te richten. Lot 2 is op zichzelf onvoldoende groot om bebouwd te worden, maar kan eventueel toegevoegd of gecombineerd worden met andere percelen of delen van percelen. Door de verkoop van dit lot wordt aan kandidaat-kopers de kans geboden om een verdere ontwikkeling mogelijk te maken en om het gebied verder te ordenen.

 

De verkoop van de gebouwen en percelen kadert in het meerjarenplan van het gemeentebestuur en in de rationalisatie van eigendommen zonder rechtstreeks nut voor het gemeentebestuur, met het oog op de herinvestering van de verkoopsopbrengsten in nieuwe investeringsprojecten.

 

Financiële gevolgen

De kredieten zijn ingeschreven in het budget van 2015 en worden mee overgeschreven bij de volgende jaarrekening.

 

Registratiesleutel

Budgettair krediet

Geraamde inkomsten

1419/002/005/001/002/

22000020/0110

1419/002/005/001/002/

22100020/0110

€ 500 000

 

€ 550 000

 

 

 

Bijlagen

  • Opmetingsplan hoek Dorpstraat-Vlieguit
  • Verkavelingsplan hoek Dorpstraat-Vlieguit

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het perceel Tulpenlaan 13 gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie F, nummer 180B9, 6a 50 ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via openbare verkoop.

 

Artikel 2:

Het perceel Dorpstraat 495 gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie E, nummer 17M, 5a groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een onderhandse verkoop aan het OCMW van Bertem.

 

Artikel 3:

Het perceel bouwgrond lot 1 hoek Dorpstraat-Vlieguit gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel), 4a 52ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een openbare verkoop.

 

Artikel 4:

Het perceel bouwgrond lot 2 hoek Dorpstraat-Vlieguit gelegen te Leefdaal, 3de afdeling, sectie B, nummer 236D (deel), 1a 54ca groot, eigendom van de gemeente, wordt verkocht via een openbare verkoop.

 

Artikel 5:

De gemeenteraad stelt de verkoopsprijzen als volgt vast:

  • voor het perceel Tulpenlaan 13: de schattingsprijs verhoogd met 50 000 euro
  • voor het perceel Dorpstraat 495: 265 000 euro
  • voor het perceel bouwgrond lot 1 hoek Dorpstraat-Vlieguit: de schattingsprijs
  • voor het perceel bouwgrond lot 2 hoek Dorpstraat-Vlieguit: de schattingsprijs verhoogd met 16 000 euro.

 

Artikel 6:

De verkoop van de percelen moet gebeuren volgens de volgende voorwaarden:

  • de percelen worden verkocht in de staat zoals ze zijn;
  • de verkoopprijs mag niet lager zijn dan de prijzen vastgesteld in artikel 5;
  • alle kosten (erelonen notaris, registratie- en zegelrechten, bodemattesten, schattingsverslag en opmetingsplan...) verbonden aan deze verkoop zijn ten laste van de koper.

 

Artikel 7:

De voorzitter van de gemeenteraad en de gemeentesecretaris worden gemachtigd om de gemeente te vertegenwoordigen bij de notariële verplichtingen die voortvloeien uit deze beslissing.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

SPEELSTRATEN. GOEDKEURING AANGEPAST REGLEMENT.

 

Voorgeschiedenis

  • Raadsbesluit van 25 maart 2014 over de goedkeuring van het reglement speelstraten.

 

Juridische gronden

  • Artikel 2.36 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
    Dit artikel definieert een speelstraat als een openbare weg waar tijdelijk en tijdens bepaalde uren aan de toegangen een hek geplaatst is met het verkeersbord C3 voorzien van een onderbord met daarop de vermelding "speelstraat".
  • Artikel 22septies van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
    Dit artikel beschrijft de regels voor het gebruik van de openbare weg in speelstraten.
  • Artikel 9.2bis van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
    Dit artikel definieert het verkeersbord C3 met onderbord "speelstraat" en bepaalt de voorwaarden waaronder dit verkeersbord mag worden geplaatst.

 

Argumentatie

Speelstraten hebben tot doel meer speelruimte te creëren. Ze bieden kinderen de kans tijdens vooraf afgesproken tijdstippen op straat te spelen. Daarnaast bieden speelstraten de buurtbewoners de kans elkaar te ontmoeten, een babbeltje te slaan en elkaar te leren kennen..., wat bijdraagt tot de samenhang in de straat.

 

Het proefproject in 2013 werd gunstig geëvalueerd door de bewoners van de speelstraat en de mobiliteitscel. Daarom werd, met advies van de mobiliteitsraad, op 25 maart 2014 een reglementair kader geschapen voor aanvragen voor speelstraten in de gemeente Bertem.

 

Na twee jaar werking en evaluatie worden een aantal kleine wijzigingen aangebracht in het reglement.

De periode waarbinnen een speelstraat kan worden georganiseerd was in het oorspronkelijke reglement te gedetailleerd beschreven. Hier wordt een grotere flexibiliteit voorzien.

Daarnaast valt vanaf het tweede jaar de verplichting weg om jaarlijks de bewonersenquête te herhalen. Na een eerste jaar ervaring en een akkoord voor verlenging van het initiatief het tweede jaar is een verdere jaarlijkse rondvraag niet langer noodzakelijk. Vanaf het tweede jaar geldt de inwonersbevraging daarom telkens voor een periode van 3 jaar.

De aanvraag zelf door de speelstraatverantwoordelijken dient wel jaarlijks herhaald te worden.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1: Definitie van een speelstraat

Een speelstraat is een openbare weg die tijdelijk en tijdens bepaalde uren wordt afgesloten voor doorgaand verkeer zodat kinderen er in alle veiligheid op straat kunnen spelen.

 

Artikel 2: Doelstelling van een speelstraat

Speelstraten hebben tot doel meer speelruimte te creëren. Ze bieden kinderen de kans tijdens vooraf afgesproken tijdstippen op straat te spelen. Daarnaast bieden speelstraten de buurtbewoners de kans elkaar te ontmoeten, een babbeltje te slaan en elkaar te leren kennen…, wat bijdraagt tot de samenhang van de straat.

 

Artikel 3: Wettelijk kader

§1. De openbare weg die men als speelstraat wil inrichten, moet liggen op een plaats waar de snelheid beperkt is tot max. 50 km per uur.

 

§2. Hij moet liggen in een straat of wijk met overheersend woonkarakter, zonder verbindende en ontsluitende functie. De weg mag niet bediend worden door een geregelde dienst voor gemeenschappelijk vervoer (De Lijn).

 

§3. De openbare weg die men als speelstraat wil inrichten, moet tijdelijk afgesloten worden telkens tijdens dezelfde uren. Er moeten voldoende hekken geplaatst worden om de speelstraat duidelijk af te bakenen. Op de hekken wordt een bord C3 en onderbord "speelstraat" vast bevestigd. De uren tijdens welke de straat als speelstraat is ingericht, worden op het onderbord vermeld. De hekken worden geplaatst onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder.

 

§4. In de speelstraten is de ganse breedte van de openbare weg voorbehouden voor het spelen, in hoofdzaak door kinderen. Gedurende de duur van de speelstraat worden de personen die er spelen gelijkgesteld met voetgangers.

 

§5. Tijdens de uren dat de openbare weg als speelstraat wordt gesignaleerd, mag er speelinfrastructuur geplaatst worden mits de doorgang van toegelaten bestuurders en prioritaire voertuigen niet verhinderd wordt.

 

De volgende weggebruikers hebben toegang tot speelstraten:

- bestuurders van motorvoertuigen, die in de straat wonen of van wie de garage in de straat gelegen is

- prioritaire voertuigen, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt

- voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen

- fietsers

- voetgangers

- gebruikers van niet-gemotoriseerde (bv. skeelers, rolschaatsen, steps, skateboard, éénwieler, rolstoel) en gemotoriseerde voortbewegingstoestellen (bv. elektrische autopeds, segways, elektrische rolstoelen of rolwagens voor personen met een beperkte mobiliteit).

 

§6. De bestuurders die in de speelstraat rijden, moeten dit stapvoets doen. Ze moeten de doorgang vrijlaten voor de voetgangers die spelen, hen voorrang verlenen en er zo nodig voor stoppen. De bestuurders van de toegelaten voertuigen verplaatsen zelf de hekken en plaatsen deze nadien terug op de voorziene plaats.

 

§7. Fietsers moeten zo nodig afstappen. De bestuurders mogen de voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen. Ze moeten bovendien dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen.

 

Artikel 4: Specifieke bepalingen voor Bertem

§1. De bereikbaarheid van de omliggende straten mag niet in het gedrang komen. Er moet een normale doorstroming van het verkeer mogelijk zijn rond de speelstraat.

 

§2. De mogelijkheid bestaat om een volledige straat of slechts een deel van de straat in te richten als speelstraat. Dit laatste wordt toegepast als het gaat om lange straten, of in straten met veel kruispunten.

 

§3. Straten of delen van straten waar publieke parkings zijn en straten met handelszaken en/of vrije beroepen komen niet in aanmerking, tenzij deze handelaars en/of vrije beroepen zich schriftelijk akkoord verklaren.

 

§4. Voertuigen die niet toebehoren aan de bewoners van de straat, moeten steeds achtergelaten worden buiten de door de hekken afgebakende zone, tenzij het gaat om voertuigen zoals vermeld in artikel 3, §5.

 

§5. Er mag geen speelinfrastructuur of materiaal (zoals permanente verf) gebruikt worden die de straat beschadigen of een langdurige afdruk geven op het wegdek van de straat.

 

§6. Een speelstraat kan pas ingericht worden als minstens 70% van de bewoners (1 stem per brievenbusnummer) van de straat (of een deel van de straat) hun goedkeuring geven opdat de straat in aanmerking kan komen als speelstraat. Dit percentage wordt vastgelegd aan de hand van een bewonersenquête. Na het tweede aaneensluitende jaar van de organisatie van een speelstraat, binnen eenzelfde zone en periode, dient deze enquête slechts om de 3 jaar herhaald te worden.

 

§7. De bewonersenquête wordt afgenomen door de speelstraatverantwoordelijken. De gemeente stelt hiervoor standaardformulieren (enquêteformulier buurtbewoners) ter beschikking op de website en bij de technische dienst.

 

§8. Een speelstraat kan enkel ingericht worden als minstens 2 speelstraatverantwoordelijken, die in de aangevraagde straat wonen op een ander huisnummer, zich engageren voor de organisatie ervan. Zij staan tevens in voor de plaatsing en het weghalen van de nadarhekken (de hekken worden geleverd door de gemeente). De straatverantwoordelijken zijn het eerste aanspreekpunt voor andere bewoners en voor het gemeentebestuur.

 

§9. De speelstraat kan enkel georganiseerd worden in de zomervakantie (juli en augustus), telkens van 14 uur tot 19 uur. Er kan gekozen worden uit volgende periodes: 1 aaneensluitende periode van 7 tot 14 dagen aaneensluitend, 1 vaste dag per week of de weekends (zaterdag en zondag) gedurende (een gedeelte van) de vakantiemaanden.

 

Artikel 5: Aanvraagprocedure

§1. Elke aanvraag om een speelstraat in te richten, moet schriftelijk gebeuren en gericht worden aan de dienst openbare werken van de gemeente. De aanvraagformulieren zijn beschikbaar bij de technische dienst van de gemeente en op de gemeentelijke website.

 

§2. Via een oproep in Info Bertem, de e-nieuwsbrief of op de gemeentelijke website kunnen bewoners hun straat kandidaat stellen voor de inrichting als speelstraat. In het bericht zal vermeld worden wanneer de aanvraagformulieren ten laatste bij de dienst openbare werken moeten toekomen.

 

§3. De mobiliteitscel van de gemeente onderzoekt de kandidaturen voor de speelstraten. De mobiliteitscel adviseert het college van burgemeester en schepenen over de goedkeuring of weigering van de aanvragen.

 

§4. De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht over het besluit van het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 6: Praktische modaliteiten

§1. In geval van schade, ongevallen e.d. kan de gemeente niet verantwoordelijk worden gesteld. De bewoners blijven zelf aansprakelijk voor eventueel toegebrachte schade door henzelf of hun kinderen aan derden. Bovendien blijven de ouders zelf verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen.

 

§2. Als bewoners bepalingen van het reglement niet naleven, kan het college van burgemeester en schepenen de toelating tot het inrichten van de speelstraat intrekken. Wanneer de beslissing tot intrekking is genomen en de speelstraatverantwoordelijken hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gebracht, kan door de betrokken bewoners geen speelstraat meer worden ingericht voor de toegestane periode.

 

§3. Het college wordt gemachtigd om de praktische modaliteiten van dit reglement, waaronder de vaststelling van het aanvraagformulier, te bepalen.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

VERNIEUWING SERVER EN ONDERHOUDSCONTRACT. GOEDKEURING LASTVOORWAARDEN EN GUNNINGSWIJZE.

 

Voorgeschiedenis

  • Collegebesluit van 14 september 2015 over de goedkeuring begeleiding bestek serververnieuwing

 

Feiten en context

  • Het gemeentebestuur van Bertem wenst zijn servers te vernieuwen
  • In het kader van de integratie van het OCMW in de gemeente en van de optimalisatie van de middelen is besloten om bepaalde infrastructuurcomponenten te delen. Deze implementatie gebeurt gefaseerd: in 2016 moet de server van het gemeentebestuur gemigreerd worden naar de nieuwe serveromgeving en in 2017 zal het OCMW gemigreerd worden naar de nieuwe gemeenschappelijke serverinfrastructuur.
  • In het kader van de opdracht “Vernieuwing server en onderhoudscontract” werd op 10 februari 2016 een bestek met nr. S281.61/306 opgesteld door de dienst secretariaat.
  • De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op 100 385 euro excl. btw of 121 465,85 euro incl. 21% btw.
  • Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure met bekendmaking.
  • Een deel van de kostprijs wordt gesubsidieerd door OCMW Bertem, Tervuursesteenweg 182 te 3060 Bertem. Dit deel wordt geraamd op 31 000 euro.

 

Juridische gronden

  • Het gemeentedecreet van 15 juli 2005, meer bepaald artikels 42 en 43, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.
  • De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen.
  • Het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
  • Het gemeentedecreet van 15 juli 2005, meer bepaald artikels 248 tot en met 264 betreffende het bestuurlijk toezicht.
  • De wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, meer bepaald artikel 26, § 2, 1° d (limiet van 209 000 euro excl. btw niet overschreden).
  • De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
  • Het koninklijk besluit van 15 juli 2011 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren.
  • Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, meer bepaald artikel 5, § 2.

 

Adviezen

  • Op 8 februari 2016 stelde de preventieadviseur een verslag op.
  • Gunstig advies van de IT-stuurgroep van 10 februari 2016
  • Gunstig advies van VERA van 10 februari 2016

 

Financiële gevolgen

De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget en exploitatiebudget van 2015 en 2016, op budgetcode 0119/24100000 (actie 1419/002/005/002/006) en 0119/61431000 en in het budget van de volgende jaren. De financiering gebeurt met eigen middelen.

 

 

Bijlagen

  • Bestek
  • Bijlage aan bestelbon

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het bestek met nr. S281.61/306 van 10 februari 2016 en de raming voor de opdracht “Vernieuwing server en onderhoudscontract”, opgesteld door de dienst secretariaat worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 100 385 euro excl. btw of 121 465,85 euro incl. 21% btw.

 

Artikel 2:

Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de onderhandelingsprocedure met bekendmaking.

 

Artikel 3:

Een investeringssubsidie van 31 000 euro zal aangevraagd worden bij het OCMW Bertem, Tervuursesteenweg 182 te 3060 Bertem.

 

Artikel 4:

Het standaard publicatieformulier wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.

 

Artikel 5:

De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget en exploitatiebudget van 2015, op budgetcode 0119/24100000 (actie 1419/002/005/002/006) en 0119/61431000 en in het budget van de volgende jaren.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019
Overzicht punten

Zitting van 23 februari 2016

 

VRAGENKWARTIERTJE.

 

Bespreking

 

  • De burgemeester deelt aan de raad mee welke initiatieven genomen zijn naar aanleiding van meerdere klachten van inwoners en ondernemers over de postbedeling in Bertem. Ten eerste is er vanuit de gemeente een brief gestuurd naar de CEO van Bpost. Die heeft in zijn antwoordbrief erkend dat er problemen waren als gevolg van een samenloop van omstandigheden; een interim-postbode had brieven verstopt in het bos, de drukke eindejaarsperiode in combinatie met gelijktijdige afwezigheden wegens ziekte en het niet kunnen invullen van 15 openstaande vacatures. Op 23 februari 2016 is de woordvoerder van Bpost ontvangen door de burgemeester. Zowel de CEO als de woordvoerder hebben verzekerd dat de situatie genormaliseerd en de achterstand weggewerkt is. De verstopte brieven zijn zo goed als allemaal samen met een verontschuldigingsbrief van Bpost aan de bestemmelingen bezorgd.
    De burgemeester verzoekt de raadsleden om eventuele nieuwe klachten over de postbedeling schriftelijk aan hem te bezorgen, zodat de gemeente overtuigend kan aantonen aan Bpost dat er nog problemen zijn.

 

  • De burgemeester herinnert de raad aan de belangrijke politieraad van PZ Dijleland op 24 februari 2016, meer bepaald aan het agendapunt over het voorstel tot fusie met de PZ Tervuren. Hij wijst op de financiële en organisatorische voordelen van zo'n fusie. Hij drukt de hoop uit dat alle Bertemse politieraadsleden eenparig vóór de fusie zullen stemmen.

 

  • Raadslid Joris Fonteyn vraagt naar de stand van zaken in de procedure tegen de vliegtuigroutes.
  • Schepen Jan Buysse antwoordt dat de partijen hun conclusies hebben neergelegd en dat het over dossiers met vele centimeters papier gaat. Dit is een heel technische materie, waarvoor ook deskundigen zijn ingeschakeld. De rechter moet nu de vele conclusies doorworstelen. De gemeente heeft nog geen zicht op een concrete datum voor de uitspraak.

 

  • Raadslid Joris Fonteyn verwijst naar het uitgestelde agendapunt over het huishoudelijk reglement voor de jeugdlokalen in de vorige raadszitting en vraagt naar een stand van zaken.
  • Schepen Greet Goossens deelt mee dat de jeugdraad nog advies moet geven en dat de eerstvolgende vergadering van de jeugdraad is uitgesteld naar 10 maart wegens ziekte van de secretaris van de jeugdraad.

 

  • Raadslid Joris Fonteyn herinnert aan de intentie in het raadsbesluit over de men- en ruiterroutes om het toegankelijkheidsreglement voor Bertembos te herzien.
  • Schepen Jan Buysse antwoordt dat er een overleg is geweest met het Agentschap voor Natuur en Bos. Het technisch beheer voor zo'n reglement zit bij ANB. Van zodra we een ontwerp ontvangen hebben, zal dit geagendeerd worden op de gemeenteraad.

 

  • Naar aanleiding van meldingen van raadsleden over een zitbank in slechte staat en een verzakte duiker, verzoekt het college de raadsleden om dergelijke meldingen rechtstreeks door te sturen naar de dienst openbare werken (openbarewerken@bertem.be).

 

  • Raadslid Joris Fonteyn las in de collegenotulen van 7 december 2015 dat er een convenant over de kanovaart op de Dijle is goedgekeurd. In andere gemeenten is deze convenant door de gemeenteraad goedgekeurd. Hij vraagt of dit in Bertem dan ook niet moet.
  • De voorzitter antwoordt dat dit zal worden nagekeken door de gemeentesecretaris.

 

  • Raadslid Joris Fonteyn vraagt om niet alleen de agenda, maar ook de notulen van de OCMW-raad te bezorgen aan de gemeenteraadsleden.
  • OCMW-voorzitter Eddy Vranckx antwoordt dat alle goedgekeurde verslagen van de OCMW-raad op de gemeentelijke website staan en dat ze in Meeting.mobile ook als bijlage hangen aan het agendapunt over de mededeling van de overzichtslijst aan het college.

 

 

 

Publicatiedatum: 20/02/2019