Zitting van 6 september 2022
ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische grond
● Artikel 50 van het decreet lokaal bestuur
De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het college van burgemeester en schepenen.
Bijlagen
● Notulen van de zitting van 29 augustus 2022.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de notulen van de zitting van 29 augustus 2022 goed.
Zitting van 6 september 2022
BESTUURLIJK TOEZICHT KERKFABRIEKEN. KENNISNAME NOTULEN PAROCHIE SINT-BARTHOLOMEUS TE KORBEEK-DIJLE VAN 23 AUGUSTUS 2022.
Besluit
Motivering
● Zitting van de kerkraad van de parochie Sint-Bartholomeus te Korbeek-Dijle op 23 augustus 2022.
● Artikel 57 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten
Een afschrift van de notulen van de vergaderingen van de kerkraad wordt binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat op de dag van de vergadering bezorgd aan het gemeentebestuur.
Mededeling
Het college neemt kennis van de notulen van de kerkraad van de parochie Sint-Bartholomeus te Korbeek-Dijle van 23 augustus 2022.
Zitting van 6 september 2022
CONTRACTEN. GOEDKEURING BESTELBONS.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de bestelbons goed van nr. 2022/402 tot en met nr. 2022/407 voor een totaal bedrag van 6 696,16 euro.
Zitting van 6 september 2022
INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de facturen goed van nr. 2022/3779 tot en met nr. 2022/3817 voor een totaal bedrag van 34 320,80 euro.
Zitting van 6 september 2022
HUUR ZALEN. TAIJI WUSHU BERTEM LEEFDAAL.
Besluit
Motivering
Naar aanleiding van de collegebeslissing van 22 augustus 2022 waarbij het college beslist heeft dat de vereniging Taiji Wushu Bertem-Leefdaal geen erkende Bertemse vereniging kon worden, heeft Jurgen Vanhorenbeek een overleg gehad op 30 augustus met algemeen directeur Kris Philips en diensthoofd van vrije tijd Kathleen Dubois.
Volgend uit het overleg adviseert de dienst vrije tijd dat de vereniging Taiji Wushu Bertem-Leefdaal vanuit zijn vzw (buiten de gemeente) aan gemeenschapsvormende sportactiviteiten doet zoals Tai Chi voor senioren en volwassenen en Kungfu Wushu voor kinderen in Bertem, en dat hij op die manier kan gebruik maken van de gemeentelijke infrastructuur volgens de tarieven van categorie 4 van het gebruiksreglement.
Bespreking
Het college gaat ermee akkoord dat de niet-erkende vereniging Taiji Wushu Bertem-Leefdaal de gemeentelijke zalen mag gebruiken voor de sportactiviteiten Tai Chi en Kungfu Wushu volgens categorie 4 van het gebruiksreglement gemeentelijke infrastuctuur.
Zitting van 6 september 2022
VRIJE TIJD. ORGANISATIE VERENIGINGENFORUM.
Besluit
Motivering
Op de vrijetijdsraad van 31 augustus werd de agenda van het Verenigingenforum van 5 oktober besproken en vastgelegd.
Er zullen 3 blokken voorzien worden:
1. Terugkoppeling vanuit de vrijetijdsraad
- Feedback van het afgelopen werkjaar van de vrijetijdsraad: welke adviezen werden gegeven, welke beslissingen werden genomen rond vrijetijdsgerelateerde onderwerpen (bv buurtspeelpleintjes, skateterrein, ...)
- Werking IGS Druivenstreek: een korte toelichting van het afgelopen werkjaar, het ontslag van de coördinator en toekomstige projecten, ...
2. Een ludiek opleidingsmoment 'Hoe breng ik mijn vereniging meer in de schijnwerpers?'
Dit komt er op vraag van de vrijetijdsraad vanuit de bezorgdheid dat sommige verenigingen het heel moeilijk hebben om hun werking terug op te starten na de coronaperiode.
De dienst communicatie zal dit voor zijn rekening nemen en zal bestaan uit hoe je op wervende wijze activiteiten kan aankondigen, hoe je de Uitdatabank optimaal gebruikt, wat de gemeente doet met de inkomende teksten etc...
3. Op de vergadering van 31 augustus werd ook de vraag gesteld om een forummoment te voorzien. Er was tot nu toe elke keer wel ruimte voor het stellen van vragen na een agendapunt, maar men zou het meer open willen trekken, zodat verenigingen de kans krijgen om te zeggen waar ze bijvoorbeeld tegenaan lopen en wat we zouden kunnen verbeteren.
Om te vermijden dat het een te open, ongestructureerde discussie wordt, zouden we willen werken met een (externe) moderator die het debat in goede en positieve banen kan leiden en met op voorhand vastgelegde thema's: bv. hoe wordt het subsidiereglement ervaren, of hoe ervaart men het huren van zalen, ...
Eventueel zouden vragen ook op voorhand ingestuurd kunnen worden.
Bespreking
Het college bespreekt dit punt en gaat akkoord met de voorgestelde werkwijze.
Zitting van 6 september 2022
IGS VRIJETIJDSREGIO DRUIVENSTREEK. KENNISNAME VERSLAG RAAD VAN BESTUUR VAN 22 AUGUSTUS 2022.
Besluit
Motivering
Sinds 1 januari 2020 bestaat de IGS Vrijetijdsregio Druivenstreek. Op regelmatige tijdstippen komt de raad van bestuur samen.
Het verslag van 22 augustus 2022 wordt in bijlage ter kennisgeving voorgelegd aan het college. Tevens zal dit het laatste verslag zijn van ontslagnemend vrijetijdscoördinator Peter Van den Berge.
Mededeling
Het college neemt kennis van het verslag van de raad van bestuur van IGS Vrijetijdsregio Druivenstreek van 22 augustus 2022.
Aandachtspunten zijn:
● Stopzetting van samenwerking met coördinator Peter Van den Berge en overgangsmaatregelen:
○ De verschillende werkgroepen zullen voorlopig zelfstandig bijeen komen
○ er stelt zich een probleem bij de werkgroepen die geen trekker hebben (Jazz met Pit, Uitpas, en communicatie), ook bij de vergaderingen van de stuurgroep en de Raad van Bestuur rijst een probleem
○ Bankzaken en boekhouding zullen voorlopig nog door Peter opgevolgd worden
○ Er zijn een aantal grotere evenementen op til zoals de Gordel 2023, aanschaf boven-lokale aanschaf ticketingsysteem, erkenningsreglement sportverenigingen, ...
Peter zal een tijdelijk contract krijgen van 4u/week om de lopende zaken op te volgen
● Opstart procedure nieuwe aanwerving coördinator vrijetijdsregio Druivenstreek
● De procedure voor de aanwerving van een administratief medewerker wordt tijdelijk opgeschort.
● Er zijn inmiddels twee aangetekende schrijvens vertrokken naar Go Folder voor het niet verdelen van de cultuurbrochures in de regio. Indien er geen reactie op komt zullen er gerechtelijke stappen ondernemen worden.
Zitting van 6 september 2022
INTERLEUVEN: AANSTELLING MILIEUTOEZICHTHOUDER SEPPE LAMBEETS
Voorgeschiedenis
● De gemeente Bertem is vennoot bij de dienstverlenende vereniging Interleuven en heeft hiermee een samenwerkingsovereenkomst afgesloten op 17 december 2019 voor het begeleiden, adviseren en ondersteunen van de gemeente inzake omgevingshandhaving conform artikel 3 punt 1 van de gewijzigde statuten van Interleuven daterende van 11 september 2019, meer bepaald de exclusiviteitsovereenkomst 4.2. geïntegreerde omgevingshandhaving.
● Op 25 juli 2022 ontvangt de dienst omgeving kennisgeving van de officiële tewerkstelling als toezichtshouder van Seppe Lambeets.
Feiten en context
In artikel 16 van het uitvoeringsbesluit bij titel XVI ‘toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen’ (hierna milieuhandhavingsbesluit) van het decreet algemene bepalingen milieubeleid (hierna DABM) zijn voorwaarden bepaald waaraan elke gemeente moet voldoen:
● dat één jaar na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van het decreet elke gemeente beroep moet kunnen doen op ten minste één lokale toezichthouder, die ofwel een gemeentelijke toezichthouder kan zijn, ofwel een toezichthouder van een politiezone, ofwel een toezichthouder van een intergemeentelijke vereniging,
● dat binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit elke gemeente met meer dan 30.000 inwoners of meer dan 300 klasse 2-inrichtingen beroep moet kunnen doen op minstens twee lokale toezichthouders.
In artikel 13 van het milieuhandhavingsbesluit is bepaald dat een lokale toezichthouder moet beschikken over een bekwaamheidsbewijs ‘toezichthouder milieuhandhaving’.
Conform artikel 16.3.1 §1 4° DABM kan het college van burgemeester en schepenen een beroep doen op personeel van een intergemeentelijk samenwerkingsverband voor de aanstelling van milieutoezichthouders.
Conform artikel 12/14° milieuhandhavingsbesluit is er voor de aanstelling van intergemeentelijke toezichthouder een eedaflegging vereist voor de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waartoe hun standplaats behoort.
Volgende personen werkzaam bij de intergemeentelijke vereniging beschikken over een bekwaamheidsbewijs ‘toezichthouder milieuhandhaving’ en de hebben de noodzakelijke eed afgelegd:
● Kristien Vandenbempt
● Gitta Horemans
● Geert Keldermans
● Willy Yserbijt
● Sylvie Van den Boeynants
● Seppe Lambeets
Binnen de intergemeentelijke vereniging Interleuven zijn zij aangeduid als intergemeentelijke milieutoezichthouder, respectievelijk bij beslissing van het directiecomité van 26 mei 2010, Kristien Vandenbempt, en bij beslissing van het directiecomité van 12 oktober 2013, Gitta Horemans en Geert Keldermans, en bij beslissing van het directiecomité van 22 november 2014, Willy Yserbijt, bij beslissing van het directiecomité van 24 januari 2018, Sylvie Van den Boeynants en bij beslissing van de Raad van Bestuur van 11 mei 2022, Seppe Lambeets.
Juridische gronden
● Titel XVI ‘toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen’ van het decreet algemene bepalingen milieubeleid van 5 april 1995 (DABM)
● Het uitvoeringsbesluit bij titel XVI ‘toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen’ van het decreet algemene bepalingen van 12 december 2008 (Milieuhandhavingsbesluit)
● Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Kristien Vandenbempt, Gitta Horemans, Geert Keldermans, Willy Yserbijt, Sylvie Van den Boeynants en Seppe Lambeets zijn als lokaal toezichthouder in toepassing van titel XVI van het DABM aangesteld door de Raad van Bestuur van Interleuven waardoor zij op het grondgebied van Bertem hun taak kunnen uitoefenen.
Artikel 2:
De geldigheid van het huidige mandaat neemt voor de belanghebbenden automatisch een einde op de dag dat de belanghebbende de dienstverlenende vereniging Interleuven verlaat ofwel een andere functie bekleedt bij Interleuven.
Artikel 3:
Een afschrift wordt bezorgd aan Interleuven.
Zitting van 6 september 2022
OMV2022068715 (2022 58) GEOTHERMISCHE BORINGEN - STIJN HUYBS - RAPIDPARK
Voorgeschiedenis
• De aanvraag ingediend door de heer Stijn Huybs, werd per beveiligde zending verzonden op 13 mei 2022. Bijkomende informatie werd aangeleverd op 17 juni 2020. De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 20 juni 2022.
• Op 26 oktober 2020 vergunde het schepencollege de omgevingsvergunning (OMV_2020051894) voor het realiseren van 51 wooneenheden.
Feiten en context
• De aanvraag heeft betrekking op een terrein gelegen te Rapidpark nummer 1 tot en met 36 en Tervuursesteenweg 161, 161A, 161B, 161C en 161D te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 1 sectie C nr. 223L2.
• Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.
• Het betreft diepteboringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.
• Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2. Volgende rubriek is vermeld in de huidige aanvraag:
rubriek 16.3.2°a): Koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen, met uitzondering van inrichtingen die ingedeeld zijn in rubriek 16.9, c), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW: warmtepompen met een totaal geïnstalleerd vermogen van 196,5 kW (klasse 3);
rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 82 boringen tot 55 m diepte (klasse 2).
• Op betreffende locatie bedraagt het dieptecriterium 150 m. De plaats is wel gelegen in grondwaterbeschermingszone type III van de winning Egenhoven - Oost en West.
• Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.
• De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.
• Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 6 juli 2022 tot en met 4 augustus 2022. Resultaat : geen petitielijsten, geen schriftelijke bezwaren, geen schriftelijke gebundelde bezwaren, geen mondelinge bezwaren en geen digitale bezwaren.
Juridische gronden
● Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).
● Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II).
● De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem II zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
● Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
● Artikel 6 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Niemand mag zonder voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een meldingsplichtige verandering eraan doen.
● Artikel 7 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Als het project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, omvat de vergunningsaanvraag de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.
Adviezen
● Op 24 juni 2022 is advies gevraagd aan VMM, afdeling grondwater omwille van rubriek 55.1.2°. Er werd geen advies uitgebracht binnen de termijn van het openbaar onderzoek.
● Op 24 juni 2022 is advies gevraagd aan De Watergroep. Op 4 juli 2022 heeft De Watergroep, afdeling Waterbronnen en Milieu, een gunstig advies met voorwaarden uitgebracht.
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning (afdeling Waterbronnen en Milieu).
De omgevingsvergunningaanvraag voor het exploiteren van een nieuwe inrichting (verticale captatie geothermische warmte) heeft betrekking op een locatie gelegen binnen de beschermingszone III van een waterwinning. De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Binnen de beschermingszone III kan De Watergroep akkoord gaan met het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden, voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt. De onderkant van de afschermende kleilaag (Formatie van Kortrijk) bevindt zich op de opgegeven locatie op een diepte van 62 m onder maaiveld (dov.vlaanderen.be). Omdat er op deze diepte enige onzekerheid zit, wordt er een buffer van 5 m in acht genomen boven deze diepte.
De aangevraagde boringen hebben een diepte van 55 m onder maaiveld en gaan niet dieper dan de onderkant van de afsluitende kleilaag min de bufferdiepte. Bijgevolg geeft De Watergroep een gunstig advies.
Daarnaast kan enkel toestemming gegeven worden voor de aanleg van een warmtepomp op deze locatie indien:
- De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
- Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3 §3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be , zodat een toezichter eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
- Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
- Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
- De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
- Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
- Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden (reeds vermeld in aanvraag). Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie dienen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen:
- Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
- Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
- Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
- Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
● Op 24 juni 2022 is advies gevraagd aan provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen. Op 1 juli 2022 bracht Provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen, geen bezwaar uit.
Argumentatie
Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten
Het betreft een nieuwe IIOA gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.
Het is niet gelegen in een gebied waarvoor een RUP of BPA is opgemaakt.
De aangevraagde inrichtingen zijn niet zonevreemd gezien deze verenigbaar zijn met de bestemming van het gewestplan.
Er is kleine afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op tijdelijke hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, groot is.
Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.
De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.
De IIOA is voldoende landschappelijk geïntegreerd.
Er is geen groenscherm vereist rond de inrichting.
Project-MER-screening
Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.
Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.
Natuur
Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, heeft deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.
Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.
Hemelwater/watertoets
De exploitatie is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied, zodat er geen risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.
De bodem in de omgeving is niet infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte geen noemenswaardige invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.
De warmtepomp en boringen hebben geen invloed op het hemelwaterbeheer.
Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater indien gewerkt wordt volgens de Code van goede praktijk.
Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.
Afvalwater
Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.
Grondwater
Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:
• Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.
• De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.
De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Vermits de inrichting niet gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.
De gemeente treedt het advies van De Watergroep bij. Het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden zijn mogelijk binnen beschermingszone type III voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt.
Afval
Er wordt geen afval van derden opgeslagen.
Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.
Emissies
Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.
De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.
Geluid en trillingen
Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft. De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter 1 tot enkele dagen in beslag neemt.
Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.
Bodem
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet onder een Vlarebo-categorie valt, dient er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Er is geen opslag van gevaarlijke producten op het perceel. Het risico op bodemverontreiniging via de boorgaten is zeer beperkt. De boorgaten worden opgevuld met thermisch verbeterd graut om de verschillende aquifers opnieuw van elkaar af te sluiten.
De U-vormige lussen worden gevuld met monopropyleenglycol.
Omwille van de geplande voorzorgsmaatregelen (afdichten van de boorgaten), is het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging zeer beperkt.
Energie
Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.
Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.
Mobiliteit
De exploitatie is gelegen langs een rustige verkeersweg namelijk de Sint-Merdardusstraat en de drukke Tervuursesteenweg. De bijdrage van de aangevraagde inrichtingen tot het totale dagelijkse vervoer op de Tervuursesteenweg is verwaarloosbaar.
Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.
Veiligheid
Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.
Gezondheid
Er zijn geen gezondheidsrisico’s.
Stralingen
Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.
Best Beschikbare Technieken (BBT)
Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.
Bijstellen van milieuvoorwaarden
Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.
Gewenste vergunningstermijn
De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.
Financiële gevolgen: /
Bijlagen
• Inplantingsplan
• Totaal vermogen warmtepompen
• Advies De Watergroep
• Advies Provincie Vlaams-Brabant
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De omgevingsaanvraag (OMV_2022068715 – intern nummer 2022 58), ingediend door Stijn Huybs, ingediend op 13 mei 2022 inzake de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit namelijk de exploitatie van verticale boringen voor de warmtepompen, gelegen te Rapidpark nummer 1 tot en met 36 en Tervuursesteenweg 161, 161A, 161B, 161C en 161D te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 1 sectie C nr. 223L2 wordt voorwaardelijk vergund voor
• rubriek 16.3.2°a): Koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen, met uitzondering van inrichtingen die ingedeeld zijn in rubriek 16.9, c), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW: warmtepompen met een totaal geïnstalleerd vermogen van 196,5 kW (klasse 3);
• rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 82 boringen tot 55 m diepte (klasse 2).
Artikel 2:
De plannen en het aanvraagdossier waarop deze beslissing gebaseerd is, maken integraal deel uit van het besluit van college van burgemeester en schepenen.
Artikel 3:
1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
Hoofdstuk 4.1. Algemene milieuvoorwaarden - algemeen
Hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater
Hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging
Hoofdstukken 4.4. Algemene milieuvoorwaarden - lucht
Hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - geluid
Hoofdstuk 4.6. Algemene milieuvoorwaarden - licht
Hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen
Hoofdstuk 5.55 Sectorale milieuvoorwaarden - boringen
2. De volgende bijzondere milieuvoorwaarden voor milieu:
§2.1
De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
§2.2.
Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3.§3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be, zodat een toezichthouder eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
§2.3.
• Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
• Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
• De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
• Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
• Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden.
§2.4.
Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen.
• Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
• Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
• Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
• Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
Zitting van 6 september 2022
OMV2022076143 (2022 69) GEOTHERMISCHE BORINGEN - PIETER-JAN DERCON - JOZEF GINISSTRAAT 17
Voorgeschiedenis
• De aanvraag ingediend door de heer Dercon, werd per beveiligde zending verzonden op 30 mei 2022. De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 21 juni 2022.
• Op 4 januari 2021 vergunde het schepencollege de omgevingsvergunning (OMV2020136342) voor het verbouwen van een woning.
Feiten en context
• De aanvraag heeft betrekking op een terrein gelegen te Jozef Ginisstraat 17, Bertem – kadastraal gekend als afdeling 1, sectie C, nr. 125X.
• Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.
• Het betreft diepteboringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.
• Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2. Volgende rubriek is vermeld in de huidige aanvraag:
Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: Boringen voor het plaatsen van 3 verticale warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 44 m (klasse 2).
• Op betreffende locatie bedraagt het dieptecriterium 150 m. De plaats is wel gelegen in grondwaterbeschermingszone type III.
• Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.
• De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.
• Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 6 juli 2022 tot en met 4 augustus 2022. Resultaat : geen petitielijsten, geen schriftelijke bezwaren, geen schriftelijke gebundelde bezwaren, geen mondelinge bezwaren en geen digitale bezwaren.
Juridische gronden
• Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).
• Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II).
De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem II zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst.
• Artikel 6 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Niemand mag zonder voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een meldingsplichtige verandering eraan doen.
• Artikel 7 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Als het project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, omvat de vergunningsaanvraag de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.
Adviezen
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan VMM, afdeling grondwater omwille van rubriek 55.1.2°. Er werd geen advies uitgebracht binnen de termijn van het openbaar onderzoek.
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan De Watergroep. Op 5 juli 2022 heeft De Watergroep, afdeling Waterbronnen en Milieu, een gunstig advies met voorwaarden uitgebracht.
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning (afdeling Waterbronnen en Milieu).
De omgevingsvergunningaanvraag voor het exploiteren van een nieuwe inrichting (verticale captatie geothermische warmte) heeft betrekking op een locatie gelegen binnen de beschermingszone III van een waterwinning. De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Binnen deze zone kan De Watergroep akkoord gaan met het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden, voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt. De onderkant van de afschermende kleilaag (Formatie van Kortrijk) bevindt zich op de opgegeven locatie op een diepte van 55,5 m onder maaiveld (dov.vlaanderen.be). Omdat er op deze diepte enige onzekerheid zit, wordt er een buffer van 5 m in acht genomen boven deze diepte.
De aangevraagde boringen hebben een diepte van 44 m onder maaiveld en gaan niet dieper dan de onderkant van de afsluitende kleilaag min de bufferdiepte. Bijgevolg geeft De Watergroep een gunstig advies.
Daarnaast kan enkel toestemming gegeven worden voor de aanleg van een warmtepomp op deze locatie indien:
- De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
- Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3 §3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be, zodat een toezichter eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
- Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
- Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
- De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
- Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
- Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden (reeds vermeld in aanvraag). Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie dienen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen:
- Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
- Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
- Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf- verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
- Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen. Op 1 juli 2022 heeft Provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen, een gunstig advies met voorwaarden uitgebracht.
Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.
Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de onbevaarbare waterloop van tweede categorie de B2140 De Redelle. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag niet gelegen in een effectief en/of mogelijk overstromingsgevoelig gebied.
Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, heeft het voorwerp van de aanvraag geen relevant effect op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden. Vermits het perceel gelegen is langs de ingebuisde waterloop B2140 De Redelle hierbij voor de volledigheid de voorwaarden:
Voorwaarden met betrekking tot de vijfmeterstrook langs de waterloop:
- Ingevolge artikel 17 van de wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967 en artikel 1.3.2.2. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, met betrekking tot de toegankelijkheid en het beheer van de waterloop, moet een zone van vijf meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop vrij blijven van: elke constructie (inbegrepen terrassen e.a.), ondergrondse constructies zoals brandstoftanks, water- en rioolputten e.a., houtstapelplaatsen e.a., beplantingen en vaste afsluitingen die de bereikbaarheid van de waterloop belemmeren. Het stapelen van tuinafval en/of het opzetten van composthopen binnen deze zone is verboden;
- Binnen de zone van 1 m van de top van de oever zijn grondbewerkingen en het gebruik van pesticiden steeds verboden;
- Afsluitingen in deze zone moeten tussen 0,75 m en 1 m van de top van de oever staan en zijn maximaal 1,50 m hoog. Dwarse afsluitingen dienen vervangen te worden door een poort of moeten eenvoudig kunnen weggenomen worden;
- Afsluitingen zijn steeds van het open type zodat ze volledig doorstroombaar zijn voor water en ze niet functioneren als keermuur. Ze mogen niet bestaan uit vaste constructies en moeten in het geheel (tijdelijk) weggenomen of verplaatst kunnen worden indien de onderhoudsnood van de waterloop dit vereist;
- Afsluitingen die bestaan uit vaste constructies (met fundering, muren, wanden of platen uit beton, hout e.d., vaste palen, groenschermen…) zijn niet toegestaan in deze zone;
- Het aanplanten van dwarse of langse hagen is verboden;
- Bomen kunnen aangeplant worden tussen 0,75 m en 1 m van de top van de oever met een tussenafstand van minimaal 12 m. Het aanplanten van hagen gebeurt steeds buiten de vijfmeterzone op een afstand van minstens 0,50 m;
- Binnen deze zone mogen geen grondophogingen worden uitgevoerd;
- Alle handelingen zijn er onderworpen aan het bindende advies van de beheerder van de waterloop, of, voor zover ze vereist is door de wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967, de voorafgaande machtiging;
- Ingevolge het artikel 1.6. van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, gelden de bepalingen van dit besluit niet voor handelingen gelegen in een vijf meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare, alsook in de bedding van deze waterlopen;
- Ingevolge art. 40 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oever van de waterloop.
Algemene maatregelen:
- Op de vijfmeterzone langs geklasseerde waterlopen rust een erfdienstbaarheid van doorgang. Aangelanden en eigenaars zijn verplicht doorgang te verlenen aan de waterloopbeheerder, zijn personeel en het materiaal nodig voor onderhoudswerken aan de waterlopen;
- Er is geen vergoeding verschuldigd voor deze doorgang voor het beheer noch voor deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel afkomstig van de bedding van de waterloop binnen deze vijfmeterzone;
- Het plaatsen van gesloten afsluitingen en/of andere constructies en/of reliëfwijzigingen zonder compensatiemaatregelen, met als gevolg een vermindering van de natuurlijke komberging in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, is verboden;
- De nodige maatregelen moeten worden getroffen opdat de op te richten bouwwerken geen schade berokkenen aan de nabijgelegen waterloop. Tevens kan schade aan deze bouwwerken ingevolge gebrek aan stabiliteit van de bedding van de waterloop of van het bouwwerk zelf evenals de daaraan verbonden lasten zoals onderhouds- en herstellingswerken, niet a priori op de provincie Vlaams-Brabant verhaald worden;
- Schade die een gevolg kan zijn van wateroverlast vanuit de waterloop kan niet verhaald worden op de beheerder van de waterloop.
Mits aan deze voorwaarden voldaan is, kan het voorwerp van de aanvraag als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.
Argumentatie
Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten
Het betreft een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.
De aangevraagde inrichting is niet zonevreemd gezien deze verenigbaar is met de bestemming van het gewestplan.
De inrichting is gelegen in een gebied waarvoor een RUP of BPA is opgemaakt, namelijk het gRUP ‘Meergezinswoningen’.
De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gRUP.
Er is voldoende afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichting, klein is.
Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.
De boringen zijn voldoende landschappelijk geïntegreerd, dit omdat de leidingen enkel ondergronds zullen liggen en dus niet zichtbaar zullen zijn.
Er is geen groenscherm vereist rond de inrichting en deze afscherming is ook niet aanwezig.
Project-MER-screening
Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.
Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.
Natuur
Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, heeft deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.
Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.
Hemelwater/watertoets
De exploitatie is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied, zodat er geen risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.
De bodem in de omgeving is niet infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte geen noemenswaardige invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.
De warmtepomp en boringen hebben geen invloed op het hemelwaterbeheer.
Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater indien gewerkt wordt volgens de Code van goede praktijk.
Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.
Afvalwater
Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.
Grondwater
Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:
• Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.
• De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.
De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Vermits de inrichting niet gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.
De gemeente treedt het advies van De Watergroep bij. Het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden zijn mogelijk binnen beschermingszone type III voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt.
Afval
Er wordt geen afval van derden opgeslagen.
Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.
Emissies
Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.
De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.
Geluid en trillingen
Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft. De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter 1 tot enkele dagen in beslag neemt.
Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.
Bodem
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet onder een Vlarebo-categorie valt, dient er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Er is geen opslag van gevaarlijke producten op het perceel. Het risico op bodemverontreiniging via de boorgaten is zeer beperkt. De boorgaten worden opgevuld met thermisch verbeterd graut om de verschillende aquifers opnieuw van elkaar af te sluiten.
De U-vormige lus wordt gevuld met monopropyleenglycol.
Omwille van de geplande voorzorgsmaatregelen (afdichten van de boorgaten), is het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging zeer beperkt.
Energie
Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.
Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.
Mobiliteit
De inrichting is gelegen langs de gemeenteweg Jozef Ginisstraat.
Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.
Veiligheid
Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.
Gezondheid
Er zijn geen gezondheidsrisico’s.
Stralingen
Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.
Best Beschikbare Technieken (BBT)
Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.
Bijstellen van milieuvoorwaarden
Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.
Gewenste vergunningstermijn
De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.
Financiële gevolgen: /
Bijlagen
• Inplantingsplan
• Specificatie gesloten bronsysteem
• Advies De Watergroep
• Advies Provincie Vlaams-Brabant
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De omgevingsaanvraag (OMV_2022076143 – intern nummer 2022 69), ingediend door Pieter-Jan Dercon, ingediend op 30 mei 2022 inzake de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit namelijk de exploitatie van verticale boringen voor de warmtepomp, gelegen te Jozef Ginisstraat 17 te 3060 Bertem, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie C nr. 125X wordt voorwaardelijk vergund voor
- Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: Boringen voor het plaatsen van 3 verticale warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 44 m (klasse 2).
Artikel 2:
De plannen en het aanvraagdossier waarop deze beslissing gebaseerd is, maken integraal deel uit van het besluit van college van burgemeester en schepenen.
Artikel 3:
1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
Hoofdstuk 4.1. Algemene milieuvoorwaarden - algemeen
Hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater
Hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging
Hoofdstukken 4.4. Algemene milieuvoorwaarden - lucht
Hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - geluid
Hoofdstuk 4.6. Algemene milieuvoorwaarden - licht
Hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen
Hoofdstuk 5.55 Sectorale milieuvoorwaarden - boringen
2. De volgende bijzondere milieuvoorwaarden voor milieu:
§2.1
De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
§2.2.
Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3.§3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be, zodat een toezichthouder eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
§2.3.
• Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
• Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
• De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
• Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
• Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden.
§2.4.
Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen.
• Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
• Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
• Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
• Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
§2.5. Voorwaarden met betrekking tot de vijfmeterstrook langs de waterloop:
• Ingevolge artikel 17 van de wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967 en artikel 1.3.2.2. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, met betrekking tot de toegankelijkheid en het beheer van de waterloop, moet een zone van vijf meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop vrij blijven van: elke constructie (inbegrepen terrassen e.a.), ondergrondse constructies zoals brandstoftanks, water- en rioolputten e.a., houtstapelplaatsen e.a., beplantingen en vaste afsluitingen die de bereikbaarheid van de waterloop belemmeren. Het stapelen van tuinafval en/of het opzetten van composthopen binnen deze zone is verboden;
• Binnen de zone van 1 m van de top van de oever zijn grondbewerkingen en het gebruik van pesticiden steeds verboden;
• Afsluitingen in deze zone moeten tussen 0,75 m en 1 m van de top van de oever staan en zijn maximaal 1,50 m hoog. Dwarse afsluitingen dienen vervangen te worden door een poort of moeten eenvoudig kunnen weggenomen worden;
• Afsluitingen zijn steeds van het open type zodat ze volledig doorstroombaar zijn voor water en ze niet functioneren als keermuur. Ze mogen niet bestaan uit vaste constructies en moeten in het geheel (tijdelijk) weggenomen of verplaatst kunnen worden indien de onderhoudsnood van de waterloop dit vereist;
• Afsluitingen die bestaan uit vaste constructies (met fundering, muren, wanden of platen uit beton, hout e.d., vaste palen, groenschermen…) zijn niet toegestaan in deze zone;
• Het aanplanten van dwarse of langse hagen is verboden;
• Bomen kunnen aangeplant worden tussen 0,75 m en 1 m van de top van de oever met een tussenafstand van minimaal 12 m. Het aanplanten van hagen gebeurt steeds buiten de vijfmeterzone op een afstand van minstens 0,50 m;
• Binnen deze zone mogen geen grondophogingen worden uitgevoerd;
• Alle handelingen zijn er onderworpen aan het bindende advies van de beheerder van de waterloop, of, voor zover ze vereist is door de wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967, de voorafgaande machtiging;
• Ingevolge het artikel 1.6. van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, gelden de bepalingen van dit besluit niet voor handelingen gelegen in een vijf meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare, alsook in de bedding van deze waterlopen;
• Ingevolge art. 40 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oever van de waterloop.
§2.6. Algemene maatregelen:
• Op de vijfmeterzone langs geklasseerde waterlopen rust een erfdienstbaarheid van doorgang. Aangelanden en eigenaars zijn verplicht doorgang te verlenen aan de waterloopbeheerder, zijn personeel en het materiaal nodig voor onderhoudswerken aan de waterlopen;
• Er is geen vergoeding verschuldigd voor deze doorgang voor het beheer noch voor deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel afkomstig van de bedding van de waterloop binnen deze vijfmeterzone;
• Het plaatsen van gesloten afsluitingen en/of andere constructies en/of reliëfwijzigingen zonder compensatiemaatregelen, met als gevolg een vermindering van de natuurlijke komberging in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, is verboden;
• De nodige maatregelen moeten worden getroffen opdat de op te richten bouwwerken geen schade berokkenen aan de nabijgelegen waterloop. Tevens kan schade aan deze bouwwerken ingevolge gebrek aan stabiliteit van de bedding van de waterloop of van het bouwwerk zelf evenals de daaraan verbonden lasten zoals onderhouds- en herstellingswerken, niet a priori op de provincie Vlaams-Brabant verhaald worden;
• Schade die een gevolg kan zijn van wateroverlast vanuit de waterloop kan niet verhaald worden op de beheerder van de waterloop.
Zitting van 6 september 2022
OMV_2022076438 (2022 73) GEOTHERMISCHE BORINGEN - NIJVELSEBAAN 187 - KAREL DE GENDT
Voorgeschiedenis
• Deze aanvraag OMV_2022076438, ingediend door de heer Karel De Gendt, werd per beveiligde zending verzonden naar de gemeente op 2 juni 2022.
• De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 22 juni 2022.
• Op 15 april 1953 heeft het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het slopen van een bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning (1953.26).
• Op 18 december 1989 heeft het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het bouwen van een garage (1989.116).
• Op 13 mei 2019 heeft het college van burgemeester en schepenen een aanvraag tot omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een eengezinswoning tot twee woningen geweigerd. Deze vergunning werd alsnog op 19 september 2019 vergund door de deputatie (2018.105).
• Op 28 maart 2022 heeft het college van burgemeester en schepenen een omgevingsvergunning OMV_2021166556 verleend voor het renoveren van een woning te 3060 Bertem, Nijvelsebaan 187/189, sectie B nrs. 276F en 277T.
Feiten en context
• De aanvraag heeft betrekking op een terrein gelegen Nijvelsebaan 187 te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 2 sectie B nr. 276F.
• Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.
• Het betreft diepteboringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.
• Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2. Volgende rubriek is vermeld in de huidige aanvraag:
• rubriek 16.3.2°a): Koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen, met uitzondering van inrichtingen die ingedeeld zijn in rubriek 16.9, c), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW: warmtepomp met een vermogen van 6,00 kW (klasse 3);
• rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: Boringen voor het plaatsen van 6 verticale warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 30 m (klasse 2).
• Op betreffende locatie bedraagt het dieptecriterium 150 m. De plaats is wel gelegen in grondwaterbeschermingszone type III van de winning Ormendaal-Noord-Zuid-Het Broek.
• Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.
• De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.
• Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 6 juli 2022 tot en met 4 augustus 2022. Resultaat : geen petitielijsten, geen schriftelijke bezwaren, geen schriftelijke gebundelde bezwaren, geen mondelinge bezwaren en geen digitale bezwaren.
Juridische gronden
• Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).
• Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II).
• De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem II zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Artikel 6. van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Niemand mag zonder voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een meldingsplichtige verandering eraan doen.
• Artikel 7. van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Als het project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, omvat de vergunningsaanvraag de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.
Adviezen
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan VMM, afdeling grondwater omwille van rubriek 55.1.2°. Er werd geen advies uitgebracht binnen de termijn van het openbaar onderzoek.
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan De Watergroep. Op 5 juli 2022 heeft De Watergroep, afdeling Waterbronnen en Milieu, een gunstig advies met voorwaarden uitgebracht.
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning (afdeling Waterbronnen en Milieu).
De omgevingsvergunningaanvraag voor het exploiteren van een nieuwe inrichting (verticale captatie geothermische warmte) heeft betrekking op een locatie gelegen binnen de beschermingszone III van een waterwinning. De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Binnen de beschermingszone III kan De Watergroep akkoord gaan met het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden, voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt. De onderkant van de afschermende kleilaag (Formatie van Kortrijk) bevindt zich op de opgegeven locatie op een diepte van 36 m onder maaiveld (dov.vlaanderen.be). Omdat er op deze diepte enige onzekerheid zit, wordt er een buffer van 5 m in acht genomen boven deze diepte.
De aangevraagde boringen hebben een diepte van 30 m onder maaiveld en gaan niet dieper dan de onderkant van de afsluitende kleilaag min de bufferdiepte. Bijgevolg geeft De Watergroep een gunstig advies.
Daarnaast kan enkel toestemming gegeven worden voor de aanleg van een warmtepomp op deze locatie indien:
- De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
- Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3 §3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be , zodat een toezichter eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
- Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
- Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
- De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
- Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
- Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden (reeds vermeld in aanvraag). Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie dienen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen:
- Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
- Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
- Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf- verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
- Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
• Op 27 juni 2022 is advies gevraagd aan provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen. Op 1 juli 2022 bracht Provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen, geen bezwaar uit.
Argumentatie
Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten:
Het betreft een nieuwe IIOA gesitueerd in woongebied met landelijk karakter volgens het gewestplan Leuven.
Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling.
De aangevraagde inrichtingen zijn niet zonevreemd gezien deze verenigbaar zijn met de bestemming van het gewestplan.
Er is kleine afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op tijdelijke hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, groot is.
Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.
De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.
De IIOA is voldoende landschappelijk geïntegreerd.
Er is geen groenscherm vereist rond de inrichting.
Project-MER-screening:
Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.
Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.
Natuur:
Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, heeft deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.
Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.
Hemelwater/watertoets:
De exploitatie is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied, zodat er geen risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.
De bodem in de omgeving is niet infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte geen noemenswaardige invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.
De warmtepomp en boringen hebben geen invloed op het hemelwaterbeheer.
Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater indien gewerkt wordt volgens de Code van goede praktijk.
Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.
Afvalwater:
Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.
Grondwater:
Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:
• Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.
• De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.
De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning Ormendaal-Noord-Zuid-Het Broek.
Vermits de inrichting niet gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.
De gemeente treedt het advies van De Watergroep bij. Het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden zijn mogelijk binnen beschermingszone type III voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt.
Afval:
Er wordt geen afval van derden opgeslagen.
Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.
Emissies:
Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.
De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.
Geluid en trillingen:
Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft. De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter 1 tot enkele dagen in beslag neemt.
Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.
Bodem:
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet onder een Vlarebo-categorie valt, dient er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Er is geen opslag van gevaarlijke producten op het perceel. Het risico op bodemverontreiniging via de boorgaten is zeer beperkt. De boorgaten worden opgevuld met thermisch verbeterd grout om de verschillende aquifers opnieuw van elkaar af te sluiten.
De U-vormige lussen worden gevuld met monopropyleenglycol.
Vooraleer de installatie in dienst wordt gesteld, worden de noodzakelijke druk- en sterktetesten uitgevoerd op het primair circuit.
Omwille van de geplande voorzorgsmaatregelen (afdichten van de boorgaten), is het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging zeer beperkt.
Energie:
Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.
Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.
Mobiliteit:
De exploitatie is gelegen langs de verkeersweg Nijvelsebaan. De bijdrage van de aangevraagde inrichtingen tot het totale dagelijkse vervoer op de Nijvelsebaan is verwaarloosbaar.
Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.
Veiligheid:
Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.
Gezondheid:
Er zijn geen gezondheidsrisico’s.
Stralingen:
Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.
Best Beschikbare Technieken (BBT)
Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.
Bijstellen van milieuvoorwaarden:
Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.
Gewenste vergunningstermijn:
De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.
Financiële gevolgen: /
Bijlagen
• Inplantingsplan
• Boorgatopvulling
• Preventieve maatregelen
• Advies De Watergroep
• Advies Provincie Vlaams-Brabant
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De omgevingsaanvraag (OMV_2022076438– intern nummer 2022 73), ingediend door Karel De Gendt, ingediend op 2 juni 2022 inzake de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit namelijk de exploitatie van verticale boringen voor een warmtepomp, gelegen Nijvelsebaan 187 te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 2 sectie B nr. 276F wordt voorwaardelijk vergund voor
• rubriek 16.3.2°a): Koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen, met uitzondering van inrichtingen die ingedeeld zijn in rubriek 16.9, c), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW: warmtepomp met een vermogen van 6,00 kW (klasse 3);
• rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: Boringen voor het plaatsen van 6 verticale warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 30 m (klasse 2).
Artikel 2:
De plannen en het aanvraagdossier waarop deze beslissing gebaseerd is, maken integraal deel uit van het besluit van college van burgemeester en schepenen.
Artikel 3:
1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
Hoofdstuk 4.1. Algemene milieuvoorwaarden - algemeen
Hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater
Hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging
Hoofdstukken 4.4. Algemene milieuvoorwaarden - lucht
Hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - geluid
Hoofdstuk 4.6. Algemene milieuvoorwaarden - licht
Hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen
Hoofdstuk 5.55 Sectorale milieuvoorwaarden - boringen
2. De volgende bijzondere milieuvoorwaarden voor milieu:
§2.1
De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
§2.2.
Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3.§3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be, zodat een toezichthouder eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
§2.3.
• Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
• Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
• De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
• Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
• Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden.
§2.4.
Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen.
• Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
• Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
• Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
• Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
Zitting van 6 september 2022
OMV_2022082337 (2022 80) GEOTHERMISCHE BORINGEN - OUDE BAAN 3 - VAN DER EEKEN-EERLINGEN
Voorgeschiedenis
• Deze aanvraag OMV_2022082337, ingediend door Van der Eeken - Eerlingen, werd per beveiligde zending verzonden naar de gemeente op 13 juni 2022.
• De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 30 juni 2022.
Feiten en context
• De aanvraag heeft betrekking op een terrein gelegen Oude Baan 3 te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 1 sectie A nr. 311K.
• Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.
• Het betreft diepteboringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.
• Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2. Volgende rubriek is vermeld in de huidige aanvraag:
• rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen voor het plaatsen van warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 65 m (klasse 2).
• Op betreffende locatie bedraagt het dieptecriterium 150 m. De plaats is wel gelegen in grondwaterbeschermingszone type III van de winning Egenhoven - Oost & West.
• Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.
• De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.
• Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 11 juli 2022 tot en met 9 augustus 2022. Resultaat : geen petitielijsten, geen schriftelijke bezwaren, geen schriftelijke gebundelde bezwaren, geen mondelinge bezwaren en geen digitale bezwaren.
Juridische gronden
• Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).
• Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II).
• De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem II zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Artikel 6. van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Niemand mag zonder voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een meldingsplichtige verandering eraan doen.
• Artikel 7. van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Als het project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, omvat de vergunningsaanvraag de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.
Adviezen
• Op 30 juni 2022 is advies gevraagd aan VMM, afdeling grondwater omwille van rubriek 55.1.2°. Er werd geen advies uitgebracht binnen de termijn van het openbaar onderzoek.
• Op 30 juni 2022 is advies gevraagd aan De Watergroep. Op 7 juli 2022 heeft De Watergroep, afdeling Waterbronnen en Milieu, een gunstig advies met voorwaarden uitgebracht.
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning (afdeling Waterbronnen en Milieu).
De omgevingsvergunningaanvraag voor het exploiteren van een nieuwe inrichting (verticale captatie geothermische warmte) heeft betrekking op een locatie gelegen binnen de beschermingszone III van een waterwinning. De ligging binnen beschermingszone betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning.
Binnen de beschermingszone III kan De Watergroep akkoord gaan met het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden, voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt. De onderkant van de afschermende kleilaag (Formatie van Kortrijk) bevindt zich op de opgegeven locatie op een diepte van 78 m onder maaiveld (dov.vlaanderen.be). Omdat er op deze diepte enige onzekerheid zit, wordt er een buffer van 5 m in acht genomen boven deze diepte.
De aangevraagde boringen hebben een diepte van 65 m onder maaiveld en gaan niet dieper dan de onderkant van de afsluitende kleilaag min de bufferdiepte. Bijgevolg geeft De Watergroep een gunstig advies.
Daarnaast kan enkel toestemming gegeven worden voor de aanleg van een warmtepomp op deze locatie indien:
- De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
- Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3 §3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be , zodat een toezichter eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
- Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
- Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
- De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
- Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
- Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden (reeds vermeld in aanvraag). Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie dienen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen:
- Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
- Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
- Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf- verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
- Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
• Op 30 juni 2022 is advies gevraagd aan provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen. Op 5 juli 2022 bracht Provincie Vlaams-Brabant, dienst Waterlopen, geen bezwaar uit.
Argumentatie
Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten:
Het betreft een nieuwe IIOA gesitueerd in woongebied met landelijk karakter volgens het gewestplan Leuven.
Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aangevraagde inrichtingen zijn niet zonevreemd gezien deze verenigbaar zijn met de bestemming van het gewestplan.
Er is kleine afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op tijdelijke hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, groot is.
Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.
De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.
De IIOA is voldoende landschappelijk geïntegreerd.
Er is geen groenscherm vereist rond de inrichting.
Project-MER-screening:
Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.
Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.
Natuur:
Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, heeft deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.
Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.
Hemelwater/watertoets:
De exploitatie is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied, zodat er geen risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.
De bodem in de omgeving is niet infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte geen noemenswaardige invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.
De warmtepomp en boringen hebben geen invloed op het hemelwaterbeheer.
Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater indien gewerkt wordt volgens de Code van goede praktijk.
Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.
Afvalwater:
Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.
Grondwater:
De ligging binnen beschermingszone type III betekent dat de site gelegen is binnen het voedingsgebied naar de waterwinning Egenhoven - Oost & West.
Vermits de inrichting niet gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.
De gemeente treedt het advies van De Watergroep bij. Het aanleggen van boringen voor geothermische doeleinden zijn mogelijk binnen beschermingszone type III voor zover er geen diepere afsluitende kleilagen doorboord worden. Dit ter bescherming van diepere watervoerende lagen waar zich een strategische zoetwatervoorraad in bevindt.
Afval:
Er wordt geen afval van derden opgeslagen.
Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.
Emissies:
Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.
De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.
Geluid en trillingen:
Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft. De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter 1 tot enkele dagen in beslag neemt.
Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.
Bodem:
Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet onder een Vlarebo-categorie valt, dient er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Er is geen opslag van gevaarlijke producten op het perceel. Het risico op bodemverontreiniging via de boorgaten is zeer beperkt. De boorgaten worden opgevuld met thermisch verbeterd grout om de verschillende aquifers opnieuw van elkaar af te sluiten.
De U-vormige lussen worden gevuld met monopropyleenglycol.
Vooraleer de installatie in dienst wordt gesteld, worden de noodzakelijke druk- en sterktetesten uitgevoerd op het primair circuit.
Omwille van de geplande voorzorgsmaatregelen (afdichten van de boorgaten), is het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging zeer beperkt.
Energie:
Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.
Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.
Mobiliteit:
De exploitatie is gelegen langs de verkeersweg Oude Baan. De bijdrage van de aangevraagde inrichtingen tot het totale dagelijkse vervoer op de Oude Baan is verwaarloosbaar.
Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.
Veiligheid:
Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.
Gezondheid:
Er zijn geen gezondheidsrisico’s.
Stralingen:
Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.
Best Beschikbare Technieken (BBT):
Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.
Bijstellen van milieuvoorwaarden:
Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.
Gewenste vergunningstermijn:
De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.
Financiële gevolgen: /
Bijlagen
• Inplantingsplan
• Boorgatopvulling
• Materialen_grondstoffen en processen
• Advies De Watergroep
• Advies Provincie Vlaams-Brabant
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De omgevingsaanvraag (OMV_2022082337– intern nummer 2022 80), ingediend door Van der Eeken – Eerlingen, ingediend op 13 juni 2022 inzake de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit namelijk de exploitatie van verticale boringen voor een warmtepomp, gelegen Oude Baan 3 te Bertem – kadastraal gekend als afdeling 1 sectie A nr. 311K wordt voorwaardelijk vergund voor
• rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen voor het plaatsen van warmtewisselaars voor de installatie van een warmtepomp, met een diepte van 65 m (klasse 2).
Artikel 2:
De plannen en het aanvraagdossier waarop deze beslissing gebaseerd is, maken integraal deel uit van het besluit van college van burgemeester en schepenen.
Artikel 3:
1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
Hoofdstuk 4.1. Algemene milieuvoorwaarden - algemeen
Hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater
Hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging
Hoofdstukken 4.4. Algemene milieuvoorwaarden - lucht
Hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - geluid
Hoofdstuk 4.6. Algemene milieuvoorwaarden - licht
Hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen
Hoofdstuk 5.55 Sectorale milieuvoorwaarden - boringen
2. De volgende bijzondere milieuvoorwaarden voor milieu:
§2.1
De boringen uitgevoerd worden door een erkende boorfirma volgens de regels van goed vakmanschap, zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vastgesteld in bijlage 5.53.1 van het Vlarem II.
§2.2.
Naast milieu-inspectie (zoals voorgeschreven door Vlarem, zie artikel 5.55.1.3.§3) dient eveneens De Watergroep minstens twee dagen voor de aanvang van de boorwerken verwittigd te worden via een mail op het mailadres milieu@dewatergroep.be, zodat een toezichthouder eventueel aanwezig kan zijn bij de uit te voeren werken.
§2.3.
• Tijdens de werkzaamheden dienen steeds de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen en dienen de voorwaarden van het Vlarem strikt gevolgd te worden.
• Na het boren en het inbouwen van de leidingen dienen de boorgaten opgevuld te worden. Ofwel worden er ter hoogte van de afdichtende lagen kleistoppen geplaatst of wordt de ruimte ter hoogte van de scheidende lagen gecementeerd, ofwel wordt het boorgat opgevuld met grout (klei-cementmengsel) zoals reeds vermeld in de aanvraag. In ieder geval dient ook de eerste twee meter van het boorgat met klei of grout te zijn afgedicht om snelle infiltratie van regenwater te vermijden.
• De leidingen die worden ingebouwd, bestaan uit materialen die niet reageren met de ondergrond en het grondwater waarin ze worden ingebracht en die een voldoende levensduur hebben in het geïnstalleerde milieu.
• Er worden minimaal drie druktesten uitgevoerd (één voor de inbouw, één na het opvullen van het boorgat en één na het aankoppelen van de leidingen) om de leidingen op lekken te controleren. Alleen als alle testen het bestaan van lekken uitsluit, kan er aan het water een antivriesmiddel toegevoegd worden.
• Als antivriesmiddel mag enkel monopropyleenglycol of een bietenderivaat gebruikt worden.
§2.4.
Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen.
• Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
• Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
• Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
• Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be).
Zitting van 6 september 2022
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN HILDE VAES EN WILLY VAN GORP VOOR DE RENOVATIE VAN DE BESTAANDE WONING IN 3060 BERTEM, BOSSTRAAT 127, SECTIE A NR 164F.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
● Voor het perceel uit voorliggende aanvraag zijn de volgende relevante voorgaande vergunningen gekend:
○ Op 9 oktober 1995 heeft het college een vergunning verleend voor de uitbreiding van de bestaande woning.
○ Op 2 april 2012 heeft het college een vergunning verleend voor de renovatie van de bestaande eengezinswoning.
● Op 01 juli 2022 hebben Hilde Vaes en Willy Van Gorp,wonende te Bosstraat 127, 3060 Bertem,een aanvraag ingediend voor de renovatie van de woningte 3060 Bertem, Bosstraat 127, sectie A nr. 164f.
● Op 15 juli 2022 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
● De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 29 januari 1985, nr T874-2-B127.
Deze verkaveling werd gewijzigd op 21 februari 2011, nr T874-2-2010.11.
Deze verkaveling werd gewijzigd op 19 december 2011, nr T874-2-2011-10.
Het betreft lot 1 van de verkaveling met als algemene bestemming: eengezinswoning.
De aanvraag wijkt af van de oorspronkelijke verkavelingsvoorschriften wat de maximale bouwdiepte van 15 m betreft. Vanwege een gevelrenovatie zal deze bouwdiepte met een maximum van 20 cm overschreden worden.
● De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied met landelijk karakter met achteraan, 50m uit de as van de weg, landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De woongebieden met landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven (artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin; behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven; gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft; de afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven (artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De landschappelijk waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen (artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
● De bouwplaats is gelegen langsheen de Bosstraat. De Bosstraat vormt de verbinding tussen de Tervuursesteenweg en de noordelijk gelegen aangrenzende gemeente Herent. De bebouwing wordt gekenmerkt door woningen in (half)open verband in verschillende verschijningsvormen en sluit aan op de bebouwing van de noordelijke rand van Bertem. Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
● De huidige woning staat ingeplant op 7,95 m van de voorste perceelsgrens, op 4 m van de rechter perceelsgrens en op 3 m van de linker perceelsgrens.
De aanvraag omvat:
○ Aanpassing aan de bestaande achterbouw: de bestaande achterbouw wordt uitgebreid over de gehele breedte van de woning. De bestaande rechtergevel en achtergevel van de achterbouw blijft behouden, doch wordt voorzien van buitenmuurisolatie. Hierdoor zal de maximale bouwdiepte van 15 m , zoals vastgelegd in de verkavelingsvoorschriften, licht overschreden worden met ongeveer 20 cm.
○ Achteraan de woning wordt een infiltratieput voorzien, aangesloten op de achterbouw, van 4m² en 1560 liter.
○ Aanpassing aan bestaande technieken: de technieken worden aangepast aan de hedendaagse normen. De bestaande septische put wordt geschrapt.
○ Aanpassing aan de buitenaanleg: De bestaande verhardingen blijven nagenoeg ongewijzigd behouden, enkel het terras achter de woning wordt aangepast, aansluitend op de nieuwe achterbouw. De nieuwe verharding zal zijdelings in de bodem infiltreren.
● Watertoets
De dienst waterlopen van de provincie Vlaams-Brabant heeft op 12 augustus 2022 een ongunstig advies uitgebracht, namelijk:
Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:
○ Slopen van een bestaande achterbouw. Er blijven 2 muren staan;
○ Aanpassen van de buitenschil van het dak met uitbreiding van het bouwvolume;
○ De nieuwe daken worden aangesloten op de bestaande hemelwaterput van 8.500 liter;
○ Aanleggen van een terras in waterdoorlatende materialen of waarvan het hemelwater in de omliggende groenzone kan infiltreren.
Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.
Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de onbevaarbare waterloop van tweede categorie de B2140 De Redelle. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag deels gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het risico op overstroming is afkomstig van oppervlakkig afstromend hemelwater.
Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een ongunstig en/of schadelijk effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden:
Opsomming ongunstige en/of schadelijk effecten:
De dakconstructie wordt vernieuwd en het bouwvolume wordt gewijzigd.
Gelet op de aard en schaal van de gevraagde aanpassings- en uitbreidingswerken aan de dakconstructie van de (bestaande) woning en gelet op de mogelijke impact van het project op het watersysteem wordt de plaatsing van een infiltratievoorziening opgelegd om het schadelijk effect op het watersysteem te voorkomen. Het kan geenszins de bedoeling zijn om de huidige toestand na deze werken te bestendigen. De voorziening dient een minimale oppervlakte van 2,87 m² en een minimaal volume van 1.795,13 liter te hebben.
Gelet op voorgaande bemerkingen en voorwaarden, kan het voorwerp van de aanvraag niet als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.
Onder huidige vorm is het voorwerp van de aanvraag niet in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.
Een aangepaste aanvraag dient rekening te houden met:
Hemelwaterverordeningen:
Niet-verontreinigd hemelwater van de eventuele vertraagde afvoer of de overloop van hemelwatervoorzieningen kan vertraagd afwateren en infiltreren op het eigen terrein of wordt aangesloten op de voorliggende straatriolering onder de voorwaarden vermeld in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013);
Een volledige berekening van de te compenseren oppervlakten en dimensionering infiltratievoorziening dient opgemaakt te worden via het addendum B25 - verordening hemelwater, zodat kan nagegaan worden of er aan de bepalingen van de verordening werd voldaan;
Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot
verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
○ Bij de aanleg van een waterdoorlatende verharding dient zowel de toplaag als de (onder)fundering voldoende waterdoorlatend te zijn. Zo dient elke laag van de verharding minstens even doorlatend te zijn als de bestaande ondergrond.
○ Infiltreren naast de verharding is slechts toegelaten indien de verhouding van de vrije omtrek van de verharding (grenzend aan een onverhard deel) ten opzichte van de verharde oppervlakte groter is dan 0,30.
● Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in centraalgebied.
Juridische gronden
● Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
● Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
● De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
● Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
● Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
● Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
● Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
○ Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
● De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
● Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
○ artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
○ Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
● De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
● Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
● Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
● Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag, het perceel is gelegen in een verkaveling.
Adviezen
● Openbaar onderzoek
De aanvraag diende, ondanks een afwijking op de verkavelingsvoorschriften, niet openbaar gemaakt te worden volgende artikel 4.4.1, §2, 3° van de VCRO dat stelt "dat het aanbrengen van isolatie aan de buitenzijde van een woning met een dikte van ten hoogste 26 cm niet beschouwd wordt als strijdig met de geldende stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften tenzij de voorschriften deze handelingen uitdrukkelijk verbieden."
● Externe adviezen
Op 15 juli 2022 heeft de provincie, dienst waterlopen, een ongunstig advies uitgebracht (zie ook watertoets).
Maatregelen:
Gelet op de aard en schaal van de gevraagde aanpassings- en uitbreidingswerken aan de dakconstructie van de (bestaande) woning en gelet op de mogelijke impact van het project op het watersysteem wordt de plaatsing van een infiltratievoorziening opgelegd om het schadelijk effect op het watersysteem te voorkomen. De voorziening dient een minimale oppervlakte van 2,87 m² en een minimaal volume van 1.795,13 liter te hebben.
Een volledige berekening van de te compenseren oppervlakten en dimensionering infiltratievoorziening dient opgemaakt te worden via het addendum B25 - verordening hemelwater, zodat kan nagegaan worden of er aan de bepalingen van de verordening werd voldaan.
Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot
verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
Bij de aanleg van een waterdoorlatende verharding dient zowel de toplaag als de (onder)fundering voldoende waterdoorlatend te zijn. Zo dient elke laag van de verharding minstens even doorlatend te zijn als de bestaande ondergrond.
Infiltreren naast de verharding is slechts toegelaten indien de verhouding van de vrije omtrek van de verharding (grenzend aan een onverhard deel) ten opzichte van de verharde oppervlakte groter is dan 0,30.
Bespreking:
In navolging van bovenstaand advies werd een correctie op addendum B25 en een nieuw funderingsplan toegevoegd aan het dossier.
In de aangepaste versie van het project wordt nu wel voorzien in een infiltratieput van 4m² en 1560 liter, wat volstaat volgens de correctie op addendum B25. Eveneens werd aangetoond dat de verhouding van de vrije omtrek van de verharding grenzend aan een onverhard deel ten opzichte van de verharde oppervlakte, groter is dan 0,30 om zodoende zijdelingse infiltratie naast de terrasverharding aanvaardbaar te maken.
Argumentatie
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1°;
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.
De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
Het voorgestelde project geeft grotendeels uitvoering aan de opties die voorzien zijn in de verkavelingsvoorschriften. Enkel met betrekking tot de voorschriften in het kader van de maximale bouwdiepte wordt hier licht afgeweken. De bestaande uitbouw wordt namelijk voorzien van buitenmuurisolatie. Hierdoor zal de maximale bouwdiepte met een 20 cm overschreden worden. Dit kan echter toegestaan worden volgende artikel 4.4.1, §2, 3° van de VCRO dat stelt "dat het aanbrengen van isolatie aan de buitenzijde van een woning met een dikte van ten hoogste 26 cm niet beschouwd wordt als strijdig met de geldende stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften tenzij de voorschriften deze handelingen uitdrukkelijk verbieden."
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Hemelwater dat op een verharding valt, moet op het eigen terrein in de bodem infiltreren.
Het is verboden het hemelwater af te leiden naar naastliggende terreinen/percelen.
Uit bovenstaande omschrijving blijkt dat dit project aanvaardbaar is.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
● de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken,
● de voorwaarden opgelegd in het advies van de provincie, dienst Waterlopen, van 15 juli 2022 moeten strikt worden nageleefd, namelijk:
○ een infiltratievoorziening volgens afmetingen bepaald in addendum B25, wordt voorzien.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Hilde Vaes en Willy Van Gorp voor de renovatie van de bestaande woning in 3060 Bertem, Bosstraat 127, sectie A nr. 164f onder volgende voorwaarden:
● de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken,
● de voorwaarden opgelegd in het advies van de provincie, dienst Waterlopen, van 15 juli 2022 moeten strikt worden nageleefd, namelijk:
○ een infiltratievoorziening volgens afmetingen bepaald in addendum B25, wordt voorzien.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de provincie, dienst Waterlopen.
Zitting van 6 september 2022
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN WENDY CNOP EN BRAM NUYTS VOOR EEN UITBREIDING AAN DE WONING GELEGEN IN 3060 BERTEM, PRUIMENDELLE 4, SECTIE A NR 549G.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Voor het perceel uit voorliggende aanvraag zijn de volgende relevante voorgaande vergunningen gekend:
º Op 12 oktober 2009 heeft het college een vergunning afgeleverd voor het bouwen van 24 woningen (8 eengezinswoningen en 16 patiowoningen in de fase 2 'Opstreek'.
• Op 2 juli 2022 hebben Wendy Cnop en Bram Nuyts, wonende te 3060 Bertem - Pruimendelle 4, een aanvraag ingediend voor een uitbreiding aan de woning gelegen in 3060 Bertem, Pruimendelle 4, sectie A nr 549g.
• Op 13 juli 2022 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woonuitbreidingsgebied.
De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Pruimendelle.
De woning is gelegen ten noordoosten van het centrum Bertem in een geordend binnengebied dat in het noorden aansluit op de Oude Baan. De omgeving wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande en halfopen woningen.
De woning behoort tot een cluster van patiowoningen die afgewerkt zijn in dezelfde materialen
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat de renovatie van een bestaande woning om een hedendaags comfort te bieden.
De bestaande garage wordt omgebouwd tot een bureauruimte en de garagepoort wordt vervangen door een schuifraam.
De rechterzijde van de verdieping wordt uitgebreid met +/- 19 m² (4,75 m x 3,98 m), afgewerkt met een plat dak en bekleed met grijze leisteen.
De omheining wordt vervangen door houten panelen, gelijkend op vers bijgevuld hout van de huidige omheining.
Intern blijft de woning structureel behouden mits hier en daar een kleine nieuwe of aangepaste opening.
In de voortuinzone wordt een tuinhuis geplaatst van 7,5 m².
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in eencentraalgebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanpalende buren werden op basis van artikel 83 van het omgevingsvergunningendecreet op 12 juli 2022 aangeschreven, aangezien de werken betrekking hebben op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom.
Er werden geen klachten ingediend.
• Externe adviezen
Op 18 juli 2022 heeft De Watergroep volgend advies uitgebracht:
Advies Aftakkingen en Aansluitingen
Gedeeltelijk gunstig advies met voorwaarden
Voor hogervermeld perceel is geen uitbreiding van het waterleidingnet nodig.
Iedere wooneenheid dient over een afzonderlijke watermeter te beschikken.
De plaats van de watermeter moet ook na de verbouwing aan de voorschriften voldoen.
De kosten van een nieuwe aftakking en/of eventuele aanpassingen ten gevolge van de verbouwing zijn ten laste van de aanvrager(s).
Advies Waterbronnen en Milieu
Volledig gunstig advies met voorwaarden
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning.
Het perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de grondwaterwinning die ondiep grondwater onttrekt voor de drinkwatervoorziening. Dit betekent dat het infiltrerend water ondergronds in de richting van de waterwinning stroomt en ooit zal opgepompt worden. Zuiver hemelwater mag in deze zone geïnfiltreerd worden.
De Watergroep geeft een gunstig advies voor wat betreft de bescherming van de waterwinning aangezien het project geen effect heeft op grondwaterkwaliteit of kwantiteit van de waterwinning.
Wel dient er met volgende zaken rekening gehouden te worden tijdens werken op het perceel:
º koolwaterstoffen waarvan het gezamenlijke volume groter is dan 50 liter worden opgesteld in een opvangbak waarvan de inhoud minstens gelijk is aan de inhoud van de gestockeerde recipiënten
º het overgieten en/of vullen van recipiënten dient met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen
º machines met enig verlies van olie of mazout dienen van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst
º iedere verontreiniging dient onmiddellijk gemeld op het nummer 02/238 96 99 of via milieu@dewatergroep.be
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag is conform de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.
De functie eengezinswoning blijft behouden.
Mobiliteitsimpact
Er is geen impact op de mobiliteit in de omgeving.
De stedenbouwkundige verordening betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg is niet van toepassing op deze aanvraag.
Er is voldoende parkeerruimte voorzien op het eigen terrein, ook na het omvormen van de bestaande garage tot bureau.
Schaal
De schaal van de woning wordt vergroot door een uitbreiding van de eerste verdieping met 19 m². Het terugspringend nieuw volume overstijgt de schaal van de woningen in de omgeving niet.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De footprint van de woning wijzigt niet. De uitbreiding van 19 m² op de eerste verdieping overstijgt de schaal van de bebouwing in de omgeving niet en er wordt voldoende rekening gehouden met de bebouwing op de aanpalende percelen.
In de voortuinzone wordt een berging geplaatst van 7,5 m². Aangezien de woning alleen beschikt over een voortuinzone is deze berging van beperkte oppervlakte verantwoord.
Visueel-vormelijke elementen
Door de uniforme afwerking van het bestaande en nieuwe gedeelte en de hedendaagse vormgeving zal de woning passen in het heterogene straatbeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Het goed is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of ligt niet in de nabijheid van een beschermd monument.
Reliëf
In het project worden geen terreinaanlegwerken voorzien.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Door de uitbouw op de verdieping alleen met een raam te voorzien aan de straatkant is er geen inbreuk op de privacy van de aanpalende woningen.
Indien nieuwe verharding wordt aangelegd moeten deze in niet-waterdoorlatend materiaal worden aangelegd.
Het is verboden het hemelwater af te leiden naar naastliggende terreinen/percelen.
Het decreet van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders is van toepassing.
Het project vormt geen bijkomende hinder t.o.v. de omgeving. Geluids- en trillingshinder zal zich enkel manifesteren tijdens de verbouwingswerken. Deze vorm van hinder is beperkt in de tijd.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 18 juli 2022 moeten strikt worden nageleefd.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Wendy Cnop en Bram Nuyts voor een uitbreiding aan de woning gelegen in 3060 Bertem, Pruimendelle 4, sectie A nr 549g onder volgende voorwaarden:
• de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 18 juli 2022 moeten strikt worden nageleefd.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstantie.
Zitting van 6 september 2022
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN FLUVIUS VOOR HET PLAATSEN VAN EEN DISTRIBUTIECABINE IN 3060 BERTEM, STROOBANTSHOF, SECTIE C NR 182Z4.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Voor het perceel uit voorliggende aanvraag zijn de volgende relevante voorgaande vergunningen gekend.
º omgevingsvergunning van 21 december 2020 voor het verkavelen van gronden in 6 loten in 3060 Bertem, Stroobantshof 1,3,5,7,9 en11, sectie C nrs. 182c3, 182g3, 182n3, 182l3, 182k3 en 182f3 + aanleg wegenis.
• Op 11 juli 2022 heeft Fluvius een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een distributiecabine in 3060 Bertem, Stroobantshof, sectie C nr 182z4.
• Op 20 juli 2022 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het perceel is gelegen binnen de grenzen van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Centrum Bertem' goedgekeurd door de deputatie van Vlaams-Brabant op 9 juli 2009
De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 21 december 2020. De aanvraag is hiermee in overeenstemming.
• De bouwplaats is gelegen langsheen het Stroobantshof en maakt deel uit van het kernweefsel van de gemeente Bertem.
Voor het realiseren van de verkaveling van 21 december 2020 werden een aantal tuinzones van de woningen langsheen de Tervuursesteenweg afgesplitst.
De nieuwe ontsluitingsweg, het Stroobantshof, ligt centraal in de zone voorzien voor bebouwing in het RUP.
De omgeving wordt gekenmerkt door woningen in verschillende verschijningsvormen en een vrij groot hoogteverschil tussen de Voer en de Tervuursesteenweg.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het plaatsen van een nieuwe hoogspanningscabine (HS-cabine) om een optimale bedeling van elektriciteit in deze omgeving te waarborgen.
De cabine is 7,5 m breed op 7,5 m diep en wordt opgetrokken in een olijfgroene crepistructuur. De cabine heeft een kroonlijst van 2,50 m en wordt afgewerkt met een plat dak. Rondom de cabine wordt een verharding aangelegd in waterdoorlaatbare klinkers met een breedte van 1 m.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft een verwaarloosbare invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in eencentraalgebied.
Milieu-aspecten
• Rubrieken
De aanvraag omvat:
rubriek 12.2.1°: Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA: 630 kVA (klasse 3)
• Situatieschets
Het betreft hier een melding klasse 3, niet verbonden aan een inrichting klasse 2 of 1. Conform art. 4.1.1.1. van Vlarem II moet de inplantingsplaats verenigbaar zijn met de algemene en aanvullende stedenbouwkundige voorschriften zoals vastgesteld in het goedgekeurde gewestplan of een ruimtelijk uitvoeringsplan of in een ander plan van aanleg:
º de inrichting is volgens het gewestplan gelegen in woongebied.
º de inrichting is gelegen in een zone met specifieke stedenbouwkundige voorwaarden bepaald volgens het RUP 'Centrum Bertem' en de verkaveling goedgekeurd op 21 december 2020.
• MER-besluit en Project MER-screening
De ingedeelde inrichting of activiteit namelijk de exploitatie van een transformator komt niet voor op de lijsten gevoegd als bijlage I en bijlage II van het MER besluit.
In navolging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 (BS 29 april 2013) dient er voor de aanvraag geen project-m.e.r.-screening te gebeuren (bijlage III bij het project-m.e.r.-besluit).
• Natuurtoets
Speciale beschermingszones
De aanvraag heeft door de beperkte grootte geen invloed op de meest nabije speciale beschermingszones namelijk
º Het GEN-gebied ‘Het Bertembos-Grevensbos’ op 935 m.
º Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ op 935 m.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem 2).
De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem 2 zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Argumentatie
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.
De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
Stedenbouwkundige impact
Functionele inpasbaarheid
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het RUP 'centrum Bertem' en de verkaveling goedgekeurd op 21 december 2020.
De aanvraag voorziet in het bouwen van een HS-cabine. Een elektriciteitscabine behoort tot de normale uitrusting van een bebouwde omgeving.
Mobiliteitsimpact
De aanvraag heeft geen impact op de mobiliteit in de omgeving.
Schaal
De omvang van de cabine is in vergelijking met de bestaande en toekomstige bebouwing zeer beperkt (3,45 m op 2,70 m). De cabine krijgt een kroonlijst van 2,50 m hoog en wordt afgewerkt met een plat dak. De schaal van de gebouwen in de nabije omgeving wordt niet overschreden.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
Het ruimtegebruik van de HS-cabine is zeer beperkt nl. 9,3 m² (3,45 m breed op 2,7 m diep). Deze inname van ruimte is verwaarloosbaar en daarmee verantwoord.
Visueel-vormelijke elementen
De cabine wordt voorzien in een crepistructuur van olijfgroene kleur zodat het groene karakter van de omgeving behouden blijft.
Cultuurhistorische aspecten
Het goed is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of ligt niet in de nabijheid van een beschermd monument.
Reliëf
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Zie milieu impact hieronder
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Milieu-impact van de gemelde inrichtingen/activiteiten
Verbodsbepalingen van de gemelde activiteit
Voor de aangevraagde activiteiten/inrichtingen zijn er in Vlarem-II specifieke verbods- en afstandsregels t.o.v. bepaalde zones of gebieden opgenomen namelijk
• Vlarem II Art. 5.12.0.2 §1.1° transformatoren die polychloorbifenylen (PCB's) of polychloorterfenylen (PCT's) bevatten, zoals askareltransformatoren, zijn verboden.
• Vlarem II Art. 5.12.0.5 §1 Het is verboden producten gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 volgens de CLP-verordening op te slaan op iedere plaats binnen de inrichting waar de temperatuur de 40° C kan overschrijden ten gevolge van warmte van technologische oorsprong.
Aan deze verbodsbepalingen wordt voldaan.
Bodem en grondwaterverontreiniging
Er wordt een nieuwe hoogspanningscabine opgetrokken.
De nodige maatregelen zullen getroffen worden om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen namelijk onder de transformator in de kelder is een vloeistofdichte olieopvangbak voorzien die bij lekkage de diëlektrische vloeistof opvangt.
Geluid en trillingen
Enkel bij de bouwwerken zal er mogelijk geluidshinder zijn.
Hemelwaterbeheer
Het hemelwater dat op het dak van de hoogspanningscabine valt, wordt niet opgevangen in afvoergoten maar vloeit af op het terrein zelf.
Groenscherm
Conform de bepalingen in Vlarem II zijn er voor de aangevraagde inrichtingen geen verplichtingen tot aanleg van een groenscherm.
• Nabije natuur
º Het GEN-gebied ‘Het Bertembos-Grevensbos’ op 935 m.
º Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ op 935 m.
Best Beschikbare Technieken
Er is geen BBT-studie beschikbaar voor transformatoren.
Globaal kan gesteld worden dat de gevraagde ingedeelde inrichting of activiteit bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.
Conclusie:
De aanvraag brengt geen bijzondere milieugevolgen met zich mee.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
• bij eventuele calamiteiten moet onmiddellijk de gemeente op de hoogte gebracht worden.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Fluvius voor het plaatsen van een HS-cabine in 3060 Bertem, Stroobantshof, sectie C nr 182z4 onder volgende voorwaarden:
• de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
• bij eventuele calamiteiten moet onmiddellijk de gemeente op de hoogte gebracht worden.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.
Zitting van 6 september 2022
OMGEVINGSVERGUNNING VERKAVELEN VAN GRONDEN. VERGUNNING OMGEVINGSAANVRAAG VOOR HET VERKAVELEN VAN GRONDEN VAN EDUARD DESIE VOOR EEN PERCEEL GELEGEN IN 3060 BERTEM, ST.FRANCISCUSBERG 25 EN 27, SECTIE C NR 194S7.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Voor het perceel uit voorliggende aanvraag zijn de volgende relevante voorgaande vergunningen gekend.
º Op 24 augustus 1981 heeft het college een vergunning afgeleverd voor het plaatsen van een serre in 3060 Bertem, Tervuursesteenweg 113
º Op 16 juli 2012 heeft het college een vergunning afgeleverd voor het plaatsen van lichtreclame aan de woning gelegen in 3060 Bertem, Tervuursesteenweg 113
• Op 12 april 2022 heeft Eduard Desie, wonende te 3060 Bertem - Tervuursesteenweg 113, een omgevingsaanvraag ingediend voor het verkavelen van een perceel in 2 loten, gelegen in 3060 Bertem, St.Franciscusberg 25 en 27, sectie C nr 194s7.
• Op 5 mei 2022 werd er bijkomende informatie gevraagd. Er werd een nieuwe projectversie goedgekeurd op 19 mei 2022.
• Op 24 mei 2022 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• De bouwplaats is gelegen in het RUP 'Centrum Bertem', goedgekeurd door de deputatie van Vlaams-Brabant op 9 juli 2009. Na publicatie in het Belgisch Staatsblad heeft een RUP verordenende kracht. Het RUP 'Centrum' is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 2 september 2009.
Het bouwperceel heeft als algemene bestemming: zone voor halfopen bebouwing.
Volgende voorschriften zijn van toepassing volgens het RUP 'centrum Bertem'
7.1. Bestemming
Deze zone is bestemd voor eengezinswoningen.
De aanvraag is hiermee in overeenstemming.
7.2. Inplanting
De voorgevel van de eengezinswoningen aan de St. Franciscusberg mogen ingeplant worden op minimaal 5 meter van de rooilijn, en de achtergevel dient op minimaal 7,50 meter van de achterste perceelsgrens gelegen te zijn.
De woning het dichtst gelegen aan de Tervuursesteenweg/SintFranciscusberg dient zijn noordelijke zijgevel op minimaal 13 meter van de uiterste grens van de aanpalende zone voor aanhorige gebouwen (art. 5) in te planten.
De minimale perceelsbreedte bedraagt 9 meter gemeten op de bouwlijn.
Er dient telkens een minimale zijdelingse bouwvrije strook van 3 meter voorzien te worden.
De zone tussen de rooilijnen en de bouwlijn (op plan aangegeven) is bestemd als achteruitbouwzone. In deze zone zijn enkel siertuinen toegelaten alsmede de strikt
nodige verhardingen voor de toegangen naar de voordeuren, garage of overdekte autostaanplaatsen. Gebouwen of andere constructies zijn onder geen enkele voorwaarde toegelaten. De ingangen en inritten voor garages mogen niet onder het
algemeen peil van de stoep (voetpad) aangebracht worden.
Er worden geen reliëfwijzigingen toegestaan over het ganse terrein; wel mag het grondpeil tussen de rooilijn en de bouwlijn genormaliseerd worden over een maximale breedte van 4 meter per perceel. De gebouwen of constructies dienen gegroepeerd te worden met deze op het aanpalende perceel.
Het college van burgemeester en schepenen kan, indien de toestand ter plaatse dit vereist, gemotiveerd afwijken van deze regel.
De aanvraag is hiermee in overeenstemming.
7.3. Bouwvolume
De maximale kroonlijsthoogte gemeten van het natuurlijke maaiveld ter hoogte van de bouwlijn bedraagt 4,50 meter +/- 0,50 m
Enkel zadeldaken en schilddaken zijn toegelaten. De helling van de dakvlakken (nok gelijklopend met de voorgevelbouwlijn) dient gelegen te zijn tussen 40° en 50°.
Voor iedere eenheid van constructies is éénzelfde gabarit en architecturaal vertoon vereist. Dit gabarit wordt bepaald door de eerste vergunde woning met een maximaal evenwijdig verschil van 1,00 meter.
Per gebouw mag maximaal 25 % van de bebouwde oppervlakte een afwijkende dakvorm bezitten.
De aanvraag wijkt hiervan af nl.:
Volgens de voorgestelde voorschriften is de hoogte tussen de dorpel gelijkvloerse verdiep en de kroonlijst of gevelbeëindiging 6 m bij een hellend dak en 6,50 bij een plat dak.
Volgens de voorgestelde voorschriften zijn hellende daken, gebogen daken of platte daken toegelaten. Bij hellende daken zijn verspringende dakvlakken ter hoogte van de nok toegelaten.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de St. Franciscusberg.
De omgeving wordt gekenmerkt door woningen in verschillende verschijningsvormen en een vrij groot hoogteverschil tussen de Voer en de Tervuursesteenweg.
Het betreft een relatief groot perceel dat vroeger bebouwd was met serres. Voor de afbraak van de serres werd reeds een vergunning afgeleverd.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het verkavelen van een perceel in 2 loten voor de het oprichten van 2 eengezinswoningen in halfopen verband. De bestaande woning Tervuursesteenweg 113 en het bijhorend bijgebouw vallen buiten de verkavelingsaanvraag.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.
De gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater moet bij het indienen van de omgevingsaanvraag voor stedenbouwkundige handelingen meer bepaald
voor het bouwen van de woningen worden nageleefd. Onder deze
voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel
5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in eencentraal gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• Artikel 6.2.2.3.1, §2 Vlarem II van 1 juni 1995
In collectief te optimaliseren buitengebied worden lozingsvoorwaarden opgelegd. Het afvalwater moet worden gezuiverd door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie conform de code van goede praktijk.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
De omzendbrief is van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde werken geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009
Dit uitvoeringsbesluit regelt de adviesverlenende instanties.
• Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
artikel 4.2.15.
§ 1. Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden een stuk grond verkavelen voor woningbouw of voor het opstellen van vaste of verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden kan worden aangevraagd en verleend voor het verkavelen voor de aanleg en het bebouwen van terreinen voor andere functies.
§ 2. Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden omvat reglementaire voorschriften aangaande de wijze waarop de verkaveling ingericht wordt en de kavels bebouwd kunnen worden.
§ 3. De verkavelaar zorgt ervoor dat de in de verkaveling opgenomen loten kunnen aansluiten op alle voorzieningen van openbaar nut die vereist worden door het vergunningverlenende bestuursorgaan. In voorkomend geval bepaalt de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden op welke wijze in de nodige infrastructuur voor de nutsvoorzieningen wordt voorzien.
Artikel 4.2.16.
§ 1. Een kavel uit een vergunde verkaveling of verkavelingsfase kan enkel verkocht worden, verhuurd worden voor méér dan negen jaar, of bezwaard worden met een recht van erfpacht of opstal, nadat de verkavelingsakte door de instrumenterende ambtenaar is verleden.
§ 2. De verkavelingsakte wordt eerst verleden na overlegging van een attest van het college van burgemeester en schepenen, waaruit blijkt dat, voor de volledige verkaveling of voor de betrokken verkavelingsfase, het geheel van de lasten uitgevoerd is of gewaarborgd is door :
1° de storting van een afdoende financiële waarborg;
2° een door een bankinstelling op onherroepelijke wijze verleende afdoende financiële waarborg.
Het attest, vermeld in het eerste lid, kan worden afgeleverd indien de vergunninghouder deels zelf de lasten heeft uitgevoerd, deels de nodige waarborgen heeft gegeven.
artikel 4.2.17.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt als omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wat betreft alle handelingen die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken, zoals in het bijzonder:
1° de aanleg van nieuwe verkeerswegen, of de tracéwijziging, verbreding of opheffing daarvan;
2° de wijziging van het reliëf van de bodem;
3° de ontbossing, met behoud van de toepassing van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
4° het afbreken van constructies.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt tevens als omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie, vermeld in artikel 9bis, § 7, en artikel 13, § 4 en § 5, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat betreft alle handelingen die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken.
Het eerste en het tweede lid gelden als de vergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden voldoet aan de vereisten inzake ontvankelijkheid en volledigheid die gelden voor de aanvraag voor stedenbouwkundige handelingen of voor het wijzigen van de vegetatie
artikel 4.2.18.
De bepalingen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden worden niet opgeheven door de inwerkingtreding van een stedenbouwkundig voorschrift waarmee ze onverenigbaar zijn, met behoud van de toepassing van artikel 84 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 6
Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
Artikel 13
bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
Artikel 86
§ 1.
De eigenaar van een kavel die begrepen is in een niet-vervallen omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, kan gemotiveerd om een bijstelling van deze omgevingsvergunning verzoeken voor het deel dat hij in eigendom heeft.
De aanvraag doorloopt dezelfde procedure als een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, met dien verstande dat de vergunningsaanvraag of de aanvraag gelezen moet worden als de aanvraag of het verzoek tot bijstelling en de aanvrager als aanvrager of verzoeker van de bijstelling.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
• Raadsbesluit van 29 september 2020 over de goedkeuring van de modelovereenkomst 'aanleg wegen in verkavelingen en bijhorigheden'.
Adviezen
● Openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 27 juni 2022 tot 26 juli 2022 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
● Externe adviezen
1. Op 30 mei 2022 heeft Fluvius een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
Voor dit project dienen geen werken uitgevoerd te worden binnen het project zelf, maar er zijn wel forfaitaire kosten verschuldigd voor investeringen buiten het project vereist om dit project aansluitbaar te maken op het distributienet.
Deze voorwaarden worden gelijktijdig overgemaakt aan u en aan het betrokken college van burgemeester en schepenen van de gemeente Bertem, die de voorwaarden mee zal opnemen in de omgevingsvergunning.
Als het gemeentebestuur alsnog aanpassingen zou vragen, zullen wij u een aangepaste versie van die voorwaarden bezorgen.
Bij een eventuele wijziging, zeker indien het gaat om een wijziging van de gevraagde vermogens, of herverkaveling, moet u een nieuwe aanvraag indienen. Op basis van de gewijzigde gegevens zullen wij een studie uitvoeren om te bepalen of een netuitbreiding en/of het plaatsen van een nieuwe distributiecabine vereist is om het project te kunnen aansluiten. De bouwheer dient in dat geval een grond of lokaal op het gelijkvloers ter beschikking te stellen voor deze distributiecabine.
De aansluitingskosten van de individuele woningen, appartementen of panden zijn niet inbegrepen in deze voorwaarden, zij worden later met de offerte voor aansluiting afgerekend. Bijkomende kosten die moeten worden gemaakt naar aanleiding van het verplaatsen van bestaande leidingen of installaties, kunnen afzonderlijk worden aangerekend na de vaststelling van de noodzaak tot verplaatsing.
Wij verzoeken u dit document voor akkoord te ondertekenen en terug te sturen via het digitaal omgevingsloket via 'Acties' > 'Versturen bericht' of via mail naar verkavelingen.leuven@fluvius.be
De volledige reglementering kunt u raadplegen op www.fluvius.be. U dient deze na te leven.
De voorwaarden blijven 6 maanden geldig.
Gasnet en palennet elektriciteit met openbare verlichting aanwezig langs de kant van de bouwloten in de Sint-Franciscusberg
Riolering:
Voor de activiteit riolering, kunnen deze loten/woningen aangesloten worden op de riolering in de Sint-Franciscusberg.
De toekomstige eigenaars van de respectievelijke loten/woningen dienen voor hun rioolaansluiting een aanvraag in te dienen bij Fluvius, telefonisch via 078 35 35 34 of online via www.fluvius.be/aansluitingen. Wij raden de klanten ten zeerste aan om zo vroeg mogelijk een aansluitingsaanvraag riolering in te dienen bij Fluvius vooraleer de grondwerken op privé aan te vatten. De mogelijke diepte van aansluiting is pas gekend na plaatsing van de huisaansluitputjes door Fluvius. De klant dient de privé-riolering op deze diepte af te stemmen.
De eigenaars dienen een vergoeding voor de 1ste ingebruikname te betalen.
Indien de huisaansluitputjes reeds voorafgaandelijk geplaatst werden op het perceel, ontslaat dit de klant niet van het indienen van een aansluitingsaanvraag bij Fluvius. De klant mag, na het doorlopen van de aanvraagprocedure, dan zelf aansluiten op de huisaansluitputjes. Fluvius zal dan niet meer ter plaatse komen, om de verbinding van de aansluitputjes naar de privé-riolering te maken.
Indien de huisaansluitputjes nog niet geplaatst zouden zijn op het perceel en de privé-riolering werd wel reeds uitgevoerd tot op de grens openbaar/privé, zal Fluvius op het moment van de plaatsing van de huisaansluitputjes (na aanvraag procedure), deze putjes met de privé-riolering (indien technisch mogelijk) verbinden.
De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privé-riolering voor zijn nieuwe woning en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake. Voor meer info kan u terecht op www.fluvius.be/aansluitingen.
Indien de privé-riolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de omgevingsvergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet. Dit gescheiden stelsel op privaat terrein dient doorgetrokken te worden met afzonderlijke leidingen vuilwater en indien van toepassing regenwater tot aan de huisaansluitputjes.
Fluvius voorziet per aansluiting 1 vuilwaterhuisaansluitputje met aansluitdiameter 125 mm en indien van toepassing 1 regenwaterhuisaansluitputje met aansluitdiameter 160mm op privé-grond (net achter de rooilijn) en zal instaan voor de aansluiting van deze privé-riolering op het rioleringsnet op openbaar domein.
Door de invoering van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privé-riolering verplicht vanaf 1 juli 2011. De lijst van Fluvius erkende keurders kan u vinden op: www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen/keuring-riolering.
2. Op 1 juni 2022 heeft Telenet volgend advies uitgebracht:
Wij zijn nagegaan welke aanpassing van de infrastructuur van Telenet nodig is om de loten uit deze verkavelings- of bouwaanvraag te kunnen aansluiten.
Hieruit blijkt dat de nodige infrastructuur op openbaar domein al aanwezig is en dat er geen uitbreiding van het Telenet netwerk dient te gebeuren. Er wordt van ons geen verdere voorwaarde opgelegd.
Deze vaststelling omvat niet de aftak- en aansluitkosten van de abonnee. Deze worden met de latere abonnee verrekend.
Aanvragen tot het verplaatsen van apparatuur zullen aan de aanvrager aangerekend worden.
3. Op 9 juni 2022 heeft Proximus volgend advies uitgebracht:
Met aandacht hebben wij uw adviesvraag onderzocht. Proximus voorziet geen uitbreidingen voor de aansluiting van dit project. Aanvragen tot aansluiting op het Proximus netwerk kunnen door de aanvrager gericht worden naar onze klantendienst via het nummer 0800 22 800. In functie van de beschikbare capaciteit van onze infrastructuur op dat moment, bekijken we de mogelijkheden om een aansluiting te voorzien.
4. Op 10 juni 2022 heeft De Watergroep een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
Advies Ontwerpbureau
Volledig gunstig advies met voorwaarden
Voor de uitrusting van de verkaveling met een drinkwaterleiding op het openbaar domein moet door de initiatiefnemer onderstaande betaald worden:
○ een forfaitaire kost per bebouwbaar kavel
○ een kost voor ontwerp en veiligheidscoördinatie per project
Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan zal De Watergroep de gemeente hiervan op de hoogte brengen, pas dan zal de gemeente cfr. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een verkoopbaarheidsattest afleveren.
Bovendien kunnen we u ook melden dat de Watergroep installaties in exploitatie heeft in de zone van de infrastructuurwerken en dat deze installaties te allen tijde bereikbaar moeten zijn.
De Werken dienen zodanig uitgevoerd te worden dat er een continue drinkwaterbevoorrading kan gegarandeerd worden.
In het ontwerp dient men er rekening mee te houden dat in de bermen voldoende ruimte voorzien wordt om de leidingen aan te leggen en de eventuele aanpassingen uit te voeren.
Deze forfaitaire kost en de kost voor eventuele aanpassingen aan de bestaande drinkwaterleiding zijn ten laste van de initiatiefnemer.
Voor grotere projecten met aanleg van nieuwe wegenis moet er na het verkrijgen van de vergunning een coördinatievergadering worden opgestart met de zonemanager van De Watergroep om eventuele knelpunten vooraf te bespreken.
Iedere wooneenheid dient over een afzonderlijke watermeter te beschikken. De plaats van de watermeter dient te beantwoorden aan de voorschriften van De Watergroep.
De kosten van de nieuwe aftakkingen zijn ten laste van de aanvragers.
Bijkomende informatie kan u vinden op : www.dewatergroep.be
Advies Waterbronnen en Milieu
Volledig gunstig advies met voorwaarden
Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning.
Het perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de grondwaterwinning die ondiep grondwater onttrekt voor de drinkwatervoorziening. Dit betekent dat het infiltrerend water ondergronds in de richting van de waterwinning stroomt en ooit zal opgepompt worden. Zuiver hemelwater mag in deze zone geïnfiltreerd worden.
De Watergroep geeft een gunstig advies voor wat betreft de bescherming van de waterwinning aangezien het project geen effect heeft op grondwaterkwaliteit of kwantiteit van de waterwinning.
Wel dient er met volgende zaken rekening gehouden te worden tijdens werken op het perceel:
○ koolwaterstoffen waarvan het gezamenlijke volume groter is dan 50 liter worden opgesteld in een opvangbak waarvan de inhoud minstens gelijk is aan de inhoud van de gestockeerde recipiënten;
○ het overgieten en/of vullen van recipiënten dient met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen;
○ machines met enig verlies van olie of mazout dienen van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst.
○ iedere verontreiniging dient onmiddellijk gemeld op het nummer 02/238 96 99 of via milieu@dewatergroep.be
● Interne adviezen
Op 3 mei 2022 heeft de dienst burgerzaken de huisnummers St. Franciscusberg 25 en 27 toegekend.
Argumentatie
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.
De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het RUP 'centrum Bertem' goedgekeurd door de deputatie van Vlaams-Brabant op 9 juli 2009. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de bepalingen van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Volgende afwijkingen werden aangevraagd
Art 7.3. bouwvolume
1. De voorgestelde kroonlijsthoogte van 6 m bij een hellend dak en 6,50 m bij een plat dak zijn te verantwoorden. In de omgeving komen gelijkaardige kroonlijsthoogten voor.
2.Volgens de voorgestelde voorschriften zijn hellende daken, gebogen daken of platte daken toegelaten. Bij hellende daken zijn verspringende dakvlakken ter hoogte van de nok toegelaten.
Hellende daken en platte daken doen geen afbreuk aan de omgeving en worden als afwijking op de voorschriften van het RUP 'Centrum Bertem' aanvaard.
Gebogen daken of verspringende dakvlakken ter hoogte van de nok worden niet aanvaard en worden uit de voorschriften verwijderd.
3. De andere voorgestelde voorschriften van de aanvraag worden vervangen door de voorschriften geldend voor het RUP 'Centrum Bertem', uitgezonderd de parkeernorm.
Voor deze aanvraag is de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg van toepassing.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
● de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
● de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 30 mei 2022 moeten strikt worden nageleefd
● de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 10 juni 2022 moeten strikt worden nageleefd
● de voorschriften van de aanvraag worden vervangen door de voorschriften van het RUP 'centrum Bertem' met een afwijking op de maximale kroonlijsthoogte en de dakvorm
● de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg moet strikt nageleefd worden bij het oprichten van de woningen
● de volledige uitrusting van de verkaveling is ten laste van de verkavelaar
● de verkrijger van de huidige vergunning moet alle nodige maatregelen treffen om de riolering te beschermen en niet te beschadigen. Bij eventuele calamiteiten moet onmiddellijk de gemeente op de hoogte gebracht worden
● alle afbraakmaterialen, afkomstig van de bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden
● indien er asbesthoudende materialen worden aangetroffen dienen deze correct te worden verwijderd en conform de milieuwetgeving te worden afgevoerd naar een recyclagepark of opgehaald te worden door de desbetreffende afvalintercommunale of milieudienst (https://www.ovam.be/asbest-correct-verwijderen-en-afvoeren).
● Aan deze en andere voorwaarden moet voorafgaand aan de opmaak van de verkavelingsakte voldaan worden. Het college maakt voorafgaand aan de opmaak van de verkavelingsakte door de notaris een attest op waaruit blijkt dat de verkavelaar aan alle in de verkaveling opgelegde lasten heeft voldaan (artikel 4.2.16 Vlaamse codex ruimtelijke ordening).
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Eduard Desie voor het verkavelen van een perceel in 2 loten te 3060 Bertem, St.Franciscusberg 25 en 27, sectie C nr 194s7 onder volgende voorwaarden:
• de verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 30 mei 2022 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 10 juni 2022 moeten strikt worden nageleefd
• de voorschriften van de aanvraag worden vervangen door de voorschriften van het RUP 'centrum Bertem' met een afwijking op de maximale kroonlijsthoogte en de dakvorm
• de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg moet strikt nageleefd worden bij het oprichten van de woningen
• de volledige uitrusting van de verkaveling is ten laste van de verkavelaar
• de verkrijger van de huidige vergunning moet alle nodige maatregelen treffen om de riolering te beschermen en niet te beschadigen. Bij eventuele calamiteiten moet onmiddellijk de gemeente op de hoogte gebracht worden
• Aan deze en andere voorwaarden moet voorafgaand aan de opmaak van de verkavelingsakte voldaan worden. Het college maakt voorafgaand aan de opmaak van de verkavelingsakte door de notaris een attest op waaruit blijkt dat de verkavelaar aan alle in de verkaveling opgelegde lasten heeft voldaan (artikel 4.2.16 Vlaamse codex ruimtelijke ordening).
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstanties.
Zitting van 6 september 2022
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN ORGANISATIE EN SUBSIDIE BUURTFEEST MEZENSTRAAT
Voorgeschiedenis
● Aanvraagformulier voor ondersteuning van buurtfeesten, ingediend door Johan Morris en Inge Van Eycken op 26 augustus 2022.
Feiten en context
● Het buurtfeest zal plaatsvinden op 1 oktober 2022 in de Mezenstraat in 3061 Leefdaal. Aan de deelnemers wordt geen financiële bijdrage gevraagd. De beoogde doelgroep zijn de bewoners van de Mezenstraat, de Broekstraat en de Van Buekenhoudtstraat.
● De aanvragers vragen de subsidie voor een buurtfeest.
● De aanvragers vragen om de Mezenstraat tussen de kruispunten met Broekstraat/Van Buekenhoudtstraat en de A. Devriesestraat af te sluiten op 1 oktober 2022 van 12 tot 23.30 uur. Lovely Shop blijft bereikbaar.
Juridische gronden
● Raadsbesluit van 23 november 2010 over het subsidiereglement voor buurtfeesten, aangepast op 25 oktober 2011 en op 17 november 2015.
Dit subsidiereglement voorziet een subsidie van 150 euro voor de organisatie van een buurtfeest.
● Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet
De gemeenteraad maakt de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
● Artikel 130bis van de Nieuwe Gemeentewet
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.
● Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, inzonderheid afdeling 3, de artikels 5-7-9 en 10 en afdeling 5.
● Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
● KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
● MB van 11 oktober 1976 betreffende de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
● MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Argumentatie
De aanvraag voldoet aan alle voorwaarden vermeld in het subsidiereglement. Eén maand na het buurtfeest moeten de aanvragers een factuur van minstens 150 euro en een voorbeeld van het promotiemateriaal aanleveren aan de dienst vrije tijd.
Deze organisatie brengt, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kan niet plaatsvinden zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
649611 0710-00 | € 3000 | € 1350 | € 150 |
Bijlagen
● Aanvraagformulier buurtfeest Mezenstraat
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om de subsidie van 150 euro toe te kennen aan het buurtfeest in de Mezenstraat.
Artikel 2:
Op zaterdag 1 oktober 2022 tussen 13.00 uur en 23.00 uur zal alle verkeer verboden worden, uitgezonderd hulp- en politiediensten, op de Mezenstraat tussen de kruispunten met de Broekstraat/Van Buekenhoudtstraat en met de A. Devriesestraat te 3061 Leefdaal.
De Broekstraat en de Van Buekenhoudtstraat, en de A. Devriesestraat moeten bereikbaar blijven vanuit de Mezenstraat.
Er wordt een omleiding voorzien en gesignaleerd via de Dorpstraat, de Boskee en de Tervuursesteenweg.
Een veilige doorgang voor de hulp- en politiediensten moet steeds verzekerd worden.
Artikel 3:
De weggebruikers zullen van deze regeling op de hoogte worden gebracht door middel van:
● nadarafsluitingen voorzien van verkeersborden C3 met onderbord uitgezonderd politie- en hulpdiensten en dagslapers aan beide zijden van het buurtfeest.
● verkeersborden F45 (doodlopende weg) aan volgende kruispunten:
○ Mezenstraat - Tervuursesteenweg
○ Mezenstraat - Dorpstraat
● verkeersborden F41 omleidingsweg in beide richtingen aan volgende kruispunten:
○ Mezenstraat - Dorpstraat
○ Dorpstraat - Neerijse Steenweg
○ Dorpstraat - Boskee
○ Boskee - Tervuursesteenweg
○ Mezenstraat - Tervuursesteenweg
voorgeschreven bij KB van 1 december 1975, gewijzigd door het KB van 27 april 1976 e.v. inzake het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Zij zullen door het gemeentebestuur geleverd worden en door de aanvrager geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Dit geldt evenzo voor de in dit MB vernoemde verlichtingstoestellen.
Artikel 4:
Het gemeentebestuur zal de hulpdiensten inlichten van deze inname.
Artikel 5:
De organisatoren moeten de buurtbewoners en handelaars 7 dagen vooraf inlichten met een (nieuws)brief.
Artikel 5:
Dit besluit wordt van kracht op 1 oktober 2022 om 13.00 uur en blijft van kracht tot 1 oktober 2022 om 23.00 uur.
Zitting van 6 september 2022
BEVOEGDHEDEN BURGEMEESTER. KENNISNAME BESLISSINGEN.
Besluit
Motivering
● Artikel 134 van de Nieuwe Gemeentewet
In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven, met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden. Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.
● Artikel 63 van het decreet lokaal bestuur
Naast zijn bevoegdheden voor de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, voor de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en voor dringende politieverordeningen is de burgemeester bevoegd voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid, het gewest of de gemeenschap tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is opgedragen.
● Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, hoofdstuk 3, inzonderheid afdeling 3 en 5.
● Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
Mededeling
● 24/08/20222 Vlaamse Wooncode. Aanwijzing van gemeentelijke woningcontroleurs om de conformiteit van woningen conform de Vlaamse Codex Wonen vast te stellen in de gemeente Bertem.
● 29/08/2022 Tijdelijke politieverordening op het wegverkeer. Goedkeuring maatregelen i.v.m. het inrichten van de schoolomgeving De Waaier: schoolstraat.
● IOD 220912-221118 Oude Baan 136: de rijbaan. Plaatsen van een kraan.
● IOD 220915-220915 Oude Baan 59: de rijbaan. Plaatsen van een verhuiswagen.
● IOD 220907-220907 Het Blok: het voetpad en de rijbaan. Demontage torenkraan.
● IOD 220905-220905 Dorpstraat 304: het voetpad en de rijbaan. Plaatsen van een daklift/hoogtewerker.
● IOD 220915-220915 Oude Tervuursesebaan 84: het voetpad en de rijbaan. Plaatsen van een kraan.
● IOD 220905-220905 Vossenstraat 30: het voetpad. Sleufwerken voor Fluvius.
● IOD 220901-220905 Fr. Dottermansstraat 33: de rijbaan. Storten van beton in fundering.
● IOD 220901-220910 Dorpstraat 516: het voetpad en de rijbaan. Plaatsen van een werfcontainer.
● IOD 220830-220916 Tervuursesteenweg 91: de parkeerstrook. Plaatsen van een werfcontainer.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.