Zitting van 5 augustus 2019
ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische grond
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de notulen van de zitting van 29 juli 2019 goed.
Zitting van 5 augustus 2019
INFORMATIEVEILIGHEID. GOEDKEURING VERWERKINGSOVEREENKOMST IGO.
Voorgeschiedenis
• E-mail van IGO van 24 juni 2019 waarin een ontwerp van verwerkingsovereenkomst ter ondertekening wordt aangeboden, in het kader van de verwerking van persoonsgegevens.
Feiten en context
• De VVSG heeft een model van verwerkingsovereenkomst opgesteld om de lokale besturen in de mogelijkheid te stellen om tegemoet te komen aan de GDPR-regelgeving.
• IGO heeft een verwerkingsovereenkomst voor gemeente Bertem aangeboden, opgesteld conform het model van de VVSG.
• De wettelijke verplichtingen die worden opgelegd door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Belgische wet, zijn opgenomen in deze overeenkomst.
• In het generiek gedeelte worden de algemene bepalingen van de verwerkersovereenkomst aangehaald en in de bijlagen wordt verwezen naar de concrete inhoud van de dienstverlening.
• Het betreft volgende diensten:
º IGS-project Wonen tussen Dijle en Velp
º Energiehuis
º Energiesnoeiers
º Erosiecoördinatie
º Renovatiebegeleiding.
Juridische gronden
• Titel 2, hoofdstuk IV, Afdeling 3, §3 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens
De verwerking door een verwerker wordt geregeld in een overeenkomst of andere rechtshandeling die de verwerker ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke bindt, en waarin het onderwerpen de duur van de verwerking, de aard en het doel van de verwerking, het type persoonsgegevens en de categorieën van betrokkenen, en de rechten en verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke worden omschreven.
Adviezen
• Gunstig advies van de DPO van IGO (bij VERA apb)
Bijlagen
• Verwerkingsovereenkomst tussen IGO en gemeente Bertem
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de bijgevoegde verwerkingsovereenkomst tussen IGO div, De Vunt 17, 3220 Holsbeek en gemeente Bertem goed.
Zitting van 5 augustus 2019
INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de facturen goed van nr. 2019/02401 tot en met nr. 2019/02458 voor een totaal bedrag van 176 558,14 euro.
Zitting van 5 augustus 2019
SPORTREGIO DRUIVENSTREEK. GOEDKEURING INFORMELE SAMENWERKING.
Voorgeschiedenis
• Raadsbesluit van 28 november 2017 over de oprichting van een interlokale vereniging “Sportregio Dijle & Hageland”.
• Raadsbesluit van 25 juni 2019 over de oprichting van de projectvereniging Vrijetijdsregio Druivenstreek (Bertem, Hoeilaart, Huldenberg, Overijse en Tervuren).
• Raadsbesluit van 25 juni 2019 over de uittreding uit de interlokale vereniging "Sportregio Dijle en Hageland".
Feiten en context
• Op 12 juni 2019 vond een overleg plaats tussen de sportfunctionarissen en de schepenen bevoegd voor sport uit de regio Druivenstreek (Hoeilaart, Huldenberg, Overijse, Tervuren) en de Bertemse schepen bevoegd voor sport, Tom Philips.
• De sportdiensten van deze gemeenten hebben geen interlokale vereniging maar werken wel op een informele manier samen.
• Rekening houdend met de nakende samenwerking binnen Vrijetijdsregio Druivenstreek werd de deelname van de gemeente Bertem aan de intergemeentelijke vereniging "Sportregio Dijle & Hageland" opgezegd vanaf 1 januari 2020.
Juridische gronden
• Decreet over het lokaal bestuur van 27 december 2017.
Adviezen
• De sportfunctionarissen en schepenen van de Druivenstreek stellen voor dat gemeente Bertem zo snel mogelijk aansluit bij de informele samenwerking. Het IGS Vrijetijdsregio Druivenstreek wordt pas opgestart op 1 januari 2020. Op deze manier kunnen al voorbereidingen worden getroffen voor het werkingsjaar 2020.
• Er wordt voorgesteld dat Bertem dit jaar ook nog samenwerkt met de huidige sportregio.
Bijlagen
• Verslag overleg sportregio Druivenstreek van 12 juni 2019.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college besluit om tijdens het werkingsjaar 2019 de geplande activiteiten binnen de "Sportregio Dijle & Hageland" te laten plaatsvinden.
Artikel 2:
Het college besluit om in 2019 de voorbereidingen te treffen om vanaf 1 januari 2020 effectief deel te nemen aan het informeel samenwerkingsverband van de sportdiensten binnen de regio Druivenstreek. De huidige bijdrage aan de Sportregio Dijle & Hageland wordt vanaf 2020 aangewend voor de werking van de sportregionale werking binnen de regio Druivenstreek.
Zitting van 5 augustus 2019
COLLECTEN. WEIGERING HUIS-AAN-HUISVERKOOP BEZIN.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
• Omzendbrief van 3 juni 1991 betreffende de collecten naar aanleiding van het koninklijk besluit van 22 september 1823
De collecten die uit liefdadigheid worden gehouden om rampen of ongelukken te verzachten, zijn onderworpen aan de voorafgaande administratieve vergunning van het college van burgemeester en schepenen.
Argumentatie
Op internet is niets terug te vinden over deze organisatie. Op de vraag om meer informatie te bezorgen over hun organisatie, doelstellingen en statuten, kwam geen reactie. Omdat het bestuur geen enkele zekerheid heeft over de sociale oogmerken van de organisatie of over de bestemming van de ingezamelde gelden, wordt geen toestemming gegeven tot het houden van een huis-aan-huisverkoop of andere vorm van geldinzameling op het grondgebied van Bertem.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft Team BEZIN geen toelating om een huis-aan-huiscollecte of een andere vorm van geldinzameling te houden op het grondgebied van Bertem.
Zitting van 5 augustus 2019
BEGRAAFPLAATSEN. GOEDKEURING NIEUWE GRAFCONCESSIE.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
De gemeenteraad kan grafconcessies of concessies voor columbaria verlenen of kan deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen opdragen.
Telkens na vijftig jaar, en zonder vergoeding, kan de altijddurende concessie die krachtens het keizerlijk decreet van 23 prairial jaar XII werd verleend voor de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, op aanvraag hernieuwd worden.
De politieverordening regelt de ordemaatregelen op de begraafplaats.
De raad bepaalt de voorwaarden voor het verlenen van grafconcessies op de gemeentelijke begraafplaatsen en delegeert deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen.
De raad legt de tarieven vast voor nieuwe en verlengde grafvergunningen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Geraamde inkomsten |
1419/001/001/001/001 70603000/0990 | € 36 000 | € 750 |
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college van burgemeester en schepenen verleent aan Angèle Vanderwegen, Dorpstraat 348, 3061 Leefdaal een nieuwe grafvergunning in het urnenveld voor 30 jaar op het kerkhof van Leefdaal, blok 2, grafnummer 66, rij 6. De retributie bedraagt 750 euro.
Zitting van 5 augustus 2019
AFVALINZAMELING. AANPASSING CONTANTBELASTING AFVALINZAMELING.
Motivering
• Bespreking door het college van het voorstel tot aanpassing van de contantbelasting huis-aan-huis inzameling en recyclagepark op 12 juni 2019. Het college nam volgend standpunt in: "Het college van burgemeester en schepenen gaat akkoord met de voorstellen van EcoWerf tot aanpassing van de tarieven van DifTar huis-aan-huis en van het (volume)recyclagepark. Het college heeft een voorkeur voor een jaarlijkse indexatie van de tarieven."
• E-mail van Ecowerf van 27 juni 2019 over het definitief voorstel van de aanpassing van de contantbelasting afvalinzameling.
Bespreking
• Het college neemt kennis van de beslissing van de raad van bestuur van Ecowerf tot aanpassing van de standaardtarieven. Indien onze gemeente de voorgestelde prijsaanpassing volgt, zou de kost voor de ophaling aan huis van huisvuil stijgen van 0,25 euro naar 0,28 euro per kg en de kost per aanbieding stijgen van 0,50 euro naar 0,55 euro. De huur van de container zal niet stijgen en blijft ongewijzigd op 0,84 euro per maand. De kost voor ophaling van gft zal niet stijgen en blijft 0,18 euro per kg. Voor de aanbieding van de gft-container wordt er geen belasting geheven. De kosten kunnen jaarlijks stijgen conform de gezondheidsindex.
• Het college zal het voorstel van tariefaanpassing volgen en een aangepast belastingsreglement voorleggen aan de gemeenteraad.
Zitting van 5 augustus 2019
OMGEVINGSAANVRAAG MELDING. AKTENAME MELDING VAN KOEN GILLE VOOR HET PLAATSEN VAN EEN TUINHUIS IN 3060 BERTEM, ORMENDAAL 11B, SECTIE B NR 38F.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 16 december 1996, T874-2-B.9618.
Juridische gronden
Artikel 106.
Een melding kan slechts gedaan worden voor meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen, een meldingsplichtige exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die het project omvat of een combinatie hiervan.
Artikel 111.
De bevoegde overheid gaat na of de gemelde handelingen of exploitatie meldingsplichtig zijn of niet verboden zijn bij of krachtens:
1° artikel 5.4.3, § 3, van het DABM;
2° artikel 4.2.2, § 1, en artikel 4.2.4 van de VCRO.
Als de handelingen of de exploitatie meldingsplichtig en niet verboden zijn, neemt de bevoegde overheid akte van de melding. Ze bezorgt de meldingsakte per beveiligde zending aan de persoon die de melding heeft verricht binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum van ontvangst van de melding.
Als de handelingen of de exploitatie niet meldingsplichtig of verboden zijn, stelt de overheid de persoon die de melding heeft verricht binnen dezelfde ordetermijn daarvan in kennis. In dat geval wordt geen akte genomen en wordt aan de melding geen verder gevolg gegeven.
Argumentatie
Niet van toepassing
De aanvraag is onontvankelijk. Het plaatsen van een tuinhuis in de achtertuin behoort volgens het besluit van de Vlaamse regering betreffende de meldingsplichtige handelingen van 16 juli 2010 niet tot de meldingsplichtige handelingen met toepassing van artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Volgens de verkavelingsvoorschriften kan er maximaal één bijgebouw dienstig als tuinhuis toegelaten worden als het wordt ingeplant achter de bouwlijn van het hoofdgebouw, op minimaal 2 m van de perceelsgrenzen. Het tuinhuis heeft een maximale oppervlakte van 6 m² en een maximale kroonlijsthoogte van 2,20 m.
De verkaveling is echter ouder dan 15 jaar waardoor de verkavelingsvoorschriften geen weigeringsgrond meer kunnen vormen en de aanvraag moet getoetst worden aan de criteria van de goede ruimtelijke ordening.
Volgens het artikel 2.1.1° van het vrijstellingenbesluit van 16 juli 2010 kunnen er van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen, met inbegrip van carports, in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrenzen of in de achtertuin tot op 1 meter van de perceelsgrenzen geplaatst worden. De vrijstaande bijgebouwen kunnen in de achtertuin ook op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden als ze tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht worden en als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt. De totale oppervlakte blijft beperkt tot maximaal 40 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande vrijstaande bijgebouwen. De maximale hoogte is beperkt tot 3,5 meter.
Als het voorwerp van de aanvraag conform is met artikel 2.1.1° van het vrijstellingenbesluit, is er geen vergunning vereist.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om Koen Gille op de hoogte te brengen van de onontvankelijkheid van zijn melding van 15 juli 2019 voor het plaatsen van een tuinhuis in 3060 Bertem, Ormendaal 11b, sectie B nr 38f.
Zitting van 5 augustus 2019
OMGEVINGSAANVRAAG MELDING. AKTENAME MELDING VAN HILDE MEES VOOR HET AFBREKEN VAN EEN BESTAANDE VERANDA EN HET PLAATSEN VAN EEN NIEUWE AANBOUW IN 3060 BERTEM, OUDE BAAN 14, SECTIE A NR 580D.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 29 augustus 1966, nr. T874-2-B.025 Het betreft lot 2 van de verkaveling.
Juridische gronden
Artikel 106.
Een melding kan slechts gedaan worden voor meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen, een meldingsplichtige exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die het project omvat of een combinatie hiervan.
Artikel 111.
De bevoegde overheid gaat na of de gemelde handelingen of exploitatie meldingsplichtig zijn of niet verboden zijn bij of krachtens:
1° artikel 5.4.3, § 3, van het DABM;
2° artikel 4.2.2, § 1, en artikel 4.2.4 van de VCRO.
Als de handelingen of de exploitatie meldingsplichtig en niet verboden zijn, neemt de bevoegde overheid akte van de melding. Ze bezorgt de meldingsakte per beveiligde zending aan de persoon die de melding heeft verricht binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum van ontvangst van de melding.
Als de handelingen of de exploitatie niet meldingsplichtig of verboden zijn, stelt de overheid de persoon die de melding heeft verricht binnen dezelfde ordetermijn daarvan in kennis. In dat geval wordt geen akte genomen en wordt aan de melding geen verder gevolg gegeven.
Artikel 4 van het meldingsbesluit van 16 juli 2010
Dit artikel bepaalt dat voor de oprichting van bijgebouwen die aangebouwd zijn aan de hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woning, de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd
2° het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd
3° de totale oppervlakte van de bestaande en de op te richten aangebouwde bijgebouwen bedraagt maximaal 40 vierkante meter
4° de gebouwen worden geplaatst in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrenzen of in de achtertuin tot op 2 meter van de perceelsgrenzen;
5° de hoogte is beperkt tot 4 meter.
In afwijking van het eerste lid, 4°, mag, als het hoofdgebouw is opgetrokken op of tegen de perceelsgrens, het aangebouwde bijgebouw ook opgetrokken worden op of tegen de perceelsgrens, tegen een bestaand aanpalend gebouw, als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt. De bouwdiepte van het nieuw op te richten aangebouwde bijgebouw overschrijdt de bouwdiepte van het aanpalende gebouw niet. Voor de toepassing van dit artikel worden als bijgebouwen beschouwd : de fysiek aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw.
Argumentatie
Niet van toepassing
Het voorgestelde project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.
De aanvraag is onontvankelijk.
Artikel 4.4° van het meldingsbesluit bepaalt dat als het hoofdgebouw is opgetrokken op of tegen de perceelsgrens, het aangebouwde bijgebouw ook opgetrokken kan worden op of tegen de perceelsgrens, tegen een bestaand aanpalend gebouw, als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt.
Volgens de plannen wordt de bestaande scheidingsmuur met 0,70 m opgetrokken om de nieuwe aanbouw te realiseren.
Bovendien bepalen de verkavelingsvoorschriften dat de bouwdiepte van het hoofdgebouw maximum 11 m mag bedragen.
Het voorstel kan als een omgevingsvergunningsaanvraag voor handelingen met afwijking van de verkavelingsvoorschriften ingediend worden op het omgevingsloket.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om Hilde Mees op de hoogte te brengen van de onontvankelijkheid van haar melding van 25 juli 2019 voor het slopen van een bestaande veranda, een nieuwe aanbouw en plaatsen van een vaste trap in 3060 Bertem, Oude Baan 14, sectie A nr 580d.
Zitting van 5 augustus 2019
OMV QUICK WINS N253. ADVIES GEMEENTE BERTEM OVER OMGEVINGSAANVRAAG VAN KENNETH VANHOENACKER NAMENS DEPARTEMENT MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN VOOR WERKEN AAN DE GEWESTWEG N253, LANGERODESTRAAT EN SINT-JANSBERGSTEENWEG (NEERIJSE EN LOONBEEK) EN NIJVELSEBAAN (KORBEEK-DIJLE).
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 21 mei 2019 heeft Kenneth Vanhoenacker namens Departement Mobiliteit en Openbare Werken een aanvraag ingediend voor werken aan de gewestweg N253:
º Langerodestraat en Sint-Jansbergsteenweg (Neerijse en Loonbeek)
º Nijvelsebaan (Korbeek-Dijle).
Feiten en context
• Situering
In de gemeente Bertem heeft het project betrekking op 5 locaties langsheen de gewestweg N253 (Nijvelsebaan) in de deelgemeente Korbeek-Dijle.
• kadastrale gegevens
afdeling 2 sectie A nr 117t2, afdeling 2 sectie B nr 286g, afdeling 2 sectie A nr 129e6
afdeling 2 sectie B nr 439k, afdeling 2 sectie A nr 116b, afdeling 2 sectie B nr 313l
afdeling 2 sectie A nr 129d5, afdeling 2 sectie A nr 345n4
afdeling 2 sectie B nr 312n, afdeling 2 sectie A nr 17a, afdeling 2 sectie A nr 117w2
afdeling 2 sectie A nr 117p2, afdeling 2 sectie B nr 441v, afdeling 2 sectie A nr 10m
afdeling 2 sectie A nr 345p4, afdeling 2 sectie A nr 16g, afdeling 2 sectie A nr 129f5
afdeling 2 sectie A nr 345h4, afdeling 2 sectie A nr 130n4, afdeling 2 sectie B nr 290v
afdeling 2 sectie A nr 117n2, afdeling 2 sectie A nr 17b, afdeling 2 sectie A nr 441x
De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven vooral gelegen in woongebied met landelijk karakter.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De woongebieden met landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven (artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• Op het grondgebied Bertem worden volgende werken gepland:
Quickwin 1 - Nijvelsebaan (N253) – Kleinebroekstraat – Begijnhof te Bertem
Dit tracé is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan, Kleinebroekstraat en Begijnhof met de Sint-Jansbergsteenweg (N253) te Bertem. Het ligt volledig in woongebied met landelijk karakter, maar grenst aan VEN-gebied en is gelegen in SBZ-V. Er worden voetpaden aangelegd in het zuidelijk gedeelte in biologisch minder waardevol gebied. De werken omvatten het afgraven van het talud (volume: 656 m³), die aangeduid staat als biologisch waardevol. Aan de noordzijde van de N253, ter hoogte van Begijnhof en de oostzijde van Kleine Broekstraat, zal de N253 voorzien worden van een fietspad.
Quickwin 2 - Nijvelsebaan (N253) – Bertemseweg te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en Bertemseweg te Bertem. Het ligt volledig in woongebied met landelijk karakter. De werken omvatten de aanleg van een voetpad aan de noord- en westzijde van de N253. De werken gebeuren binnen het bestaande tracé en er is geen afgraving van het talud voorzien. Er is geen inname van biologisch waardevolle zones.
Quickwin 3 - Nijvelsebaan (N253) – Korbeekse Kerkstraat te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en de Korbeekse Kerkstraat te Bertem. Het ligt volledig in woongebied met landelijk karakter. De werken omvatten de aanleg van voetpaden. De werken gebeuren binnen het bestaande tracé en er is geen inname van biologisch waardevolle zones.
Quickwin 4 - Nijvelsebaan (N253) – Putstraat te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en de Putstraat te Bertem. Er wordt een voetpad voorzien, aanliggend aan de bestaande rijweg, in dolomiet. De talud wordt afgegraven (volume: 7902 m³). Een voetpad wordt aangelegd in de zone ten noorden van de Putstraat tegen de bewoning aan.
Quickwin 5 - Nijvelsebaan (N253) – Veeweide te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en de Veeweide te Bertem. Het project voorziet in de aanleg van een voetpad aan de noordzijde van de N253 in woongebied met landelijk karakter. Er is geen inname van biologisch waardevolle zones.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
Op vraag van het Departement Omgeving werd over deze aanvraag een openbaar onderzoek georganiseerd van 31 mei 2019 tot 29 juni 2019.
De ontvangen bezwaren worden overgemaakt aan het Departement Omgeving. De vergunningverlenende overheid is gelast met de eventuele behandeling van de ontvangen bezwaarschriften.
• Bespreking van de aanvraag
De aanvraagt omvat het uitvoeren van voorbereidende grondwerkzaamheden in het kader van het later uit te voeren totaalproject van de heraanleg van de N253. Op het grondgebied van de gemeenten Huldenberg en Bertem zal de toekomstige heraanleg onder meer een verbreding van het momenteel smalle en gevaarlijke wegtracé omvatten. De volledige heraanleg en verbreding van de N253 kunnen echter niet op korte termijn gebeuren. Het Agentschap Wegen en Verkeer tracht samen met de gemeenten Bertem en Huldenberg enkele gevaarlijke punten aan te pakken en zo de veiligheid voor de zwakke weggebruiker te verhogen.
Het voorliggende project omvat de aanleg van voetwegen en fietswegen (en nutsvoorzieningen) op 11 locaties die op relatief eenvoudige wijze heringericht kunnen worden. Vijf van deze locaties zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Bertem.
Advies van de gemeente Bertem
De gemeente heeft het dossier niet afgetoetst aan geldende wet- en regelgeving (natuurwetgeving, ergoedwetgeving, waterwetgeving...). Deze aftoetsing zal uiteindelijk gebeuren door de desbetreffende adviesinstanties en de vergunningverlenende overheid.
De gemeente Bertem juicht toe dat een veiliger inrichting van de gewestweg N253 beoogd wordt. Met de uitvoering van de 'Quick Wins' wordt getracht om op korte termijn enkele gevaarlijke punten aan te pakken en zo de veiligheid voor de zachte weggebruiker te verhogen.
Het voorgelegde plan QW1 bevat een aantal onduidelijkheden over de aard van de verharding en het al dan niet aanwezig zijn van een fietspad en voetgangersstrook.
Op het algemeen inplantingsplan is in de QW1 een voetgangersstrook voorzien maar het is onduidelijk of deze strook volledig doorloopt over het fietspad. Op het inplantingsplan van de QW1 is deze voetgangersstrook niet meer aangeduid maar wordt er in de legende van de QW1 wel vermeld dat de bruine strook (de voetgangersstrook van het algemeen inplantingplan) aangelegd wordt in dolomiet en maakt men geen vermelding van het fietspad.
De plannen moeten worden verduidelijkt en een correcte weergave zijn van wat effectief beoogd wordt met dit project. Ook de gebruikte materialen moeten correct worden weergegeven op de plannen en legende.
Op sommige locaties worden de taluds aanzienlijk afgegraven waardoor er heel wat vrije ruimte ontstaat naast de rijbaan. Desondanks worden nagenoeg alle dolomietstroken aangelegd tot tegen de rijbaan. De gemeente vraagt dan ook om minimaal te onderzoeken of de dolomietstroken (voor voetgangers) niet op een ruimere (en veiligere) afstand van de rijbaan aangelegd kunnen worden.
Tijdens het openbaar onderzoek werd een opmerking gemaakt over de nieuwe aan te leggen voetweg (door de gemeente Bertem) ter hoogte van de Kleinebroekstraat en het bedrijf Moeys (QW1). De brug over de Ruwaalbeek is een flessenhals en uiterst gevaarlijk voor de voetgangers. Er wordt voorgesteld om het voetpad door te trekken tot het bestaande voetpad aan de overkant van de beek via een voetgangersbruggetje naast de bestaande brug.
De gemeente is zich bewust dat dit project geen oplossing biedt aan alle onveilige en gevaarlijke punten op de N253. Er werd in eerste fase geopteerd om een aantal locaties die op relatief eenvoudige wijze heringericht kunnen worden, aan te pakken. De verbreding van de N253 zal bij de totale herinrichting worden opgenomen.
De gemeente is wel bereid om het voetpad door te trekken tot de beek en de strook tussen de leuning en de rijweg minstens te verbeteren door de strook te vernieuwen zodat deze strook als doorgang dienst kan doen. Achter de brug zal deze strook dan aansluiten op het bestaande voetpad.
Ook werd opgemerkt dat de fietsoversteekplaats in QW1 ter hoogte van Nijvelsebaan 232 naar de buurtweg nr. 20bis onveilig is door de bestaande weginfrastructuur. De gemeente sluit zich aan bij deze opmerking.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft een voorwaardelijk gunstig advies onder de bovenvermelde voorwaarden en aandachtspunten.
Artikel 2:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de vergunningverlenende overheid.
Zitting van 5 augustus 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN STEVEN DEKLEERMAEKER VOOR HET BOUWEN VAN 6 APPARTEMENTEN IN 3060 BERTEM, HET BLOK 43, SECTIE C NRS. 194Y6 EN 194N6.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 28 februari 2019 heeft Steven Dekleermaeker een aanvraag ingediend voor het bouwen van 6 appartementen in 3060 Bertem, Het Blok 43, sectie C nrs. 194y6 en 194n6.
• Op 27 maart 2019 werd bijkomende informatie gevraagd, die werd bekomen op 26 april 2019.
• Op 2 mei 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• De bouwplaats is gelegen in het RUP Centrum, goedgekeurd door de deputatie van Vlaams-Brabant op 9 juli 2009. Na publicatie in het Belgisch staatsblad heeft een RUP verordenende kracht. Het RUP 'Centrum' is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 2 september 2009.
Het bouwperceel heeft als algemene bestemming: zone voor gesloten en halfopen bebouwing.
De aanvraag wijkt af van de voorschriften van het RUP 'Centrum' met betrekking tot de dakvorm.
Artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt dat na een openbaar onderzoek beperkte afwijkingen worden toegestaan op de stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de nieuw gerealiseerde weg Het Blok.
Het perceel ligt in het centrum van Bertem. De omgeving wordt gekenmerkt door een vrij dichte bebouwing in verschillende verschijningsvormen rond een open en groen binnengebied. Dit binnengebied werd reeds deels gebruikt voor openbare voorzieningen en de realisatie van een groene long, met de Voer als ader, in het centrum van Bertem. Er is een nieuwe weg aangelegd waar private en sociale bebouwing wordt gerealiseerd. Tussen de Voer en de Tervuursesteenweg op de noordelijke valleirand is er een vrij groot niveauverschil.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat de nieuwbouw van 6 appartementen in een zone voor gesloten en halfopen bebouwing.
Het gebouw wordt ingeplant zoals aangeduid op het grafisch plan van het RUP 'Centrum'. De bouwdiepte bedraagt 15 m op het gelijkvloers en 12 m op de verdieping. Het gebouw wordt afgewerkt met een plat dak.
Er worden 6 parkeerplaatsen voorzien in de voortuin in waterdoorlatende dolomiet.
Op niveau -1 worden 6 bergingen, een fietsenstalling en een vuilnislokaal voorzien. De gevels van het appartementsgebouw worden opgetrokken in grijze gevelsteen. De inspringende gedeelten worden afgewerkt met hout. De ramen worden uitgevoerd in antraciet aluminium.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in een regenwaterput van 10 000 liter en een bijkomende infiltratieinrichting zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
º Artikel 4.4.1
Dit artikel bepaalt dat er beperkt kan afgeweken worden van stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 10 mei 2019 tot 8 juni 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
• Externe adviezen
1. Op 15 mei 2019 heeft Fluvius een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Wij hebben de plannen van uw project goed ontvangen en bestudeerd. Op basis van de gegevens waarover we vandaag beschikken, hebben wij de impact op onze netten ingeschat. Wij geven u alvast deze informatie mee:
Op basis van het standaardvermogen van 9,2 kVA per wooneenheid en 22,2 kVA voor de algemene delen en eventuele commerciële panden is uw project aansluitbaar op het bestaande elektriciteitsnet.
Op basis van het standaardvermogen van 6 m³/h per wooneenheid is uw project aansluitbaar op het bestaande gasnet. Raadpleeg zeker de minimale technische vereisten voor het gasmeterlokaal op www.fluvius.be/aansluiten op aardgas van appartementen met een apart gasmeterlokaal of www.fluvius.be/aansluiten op aardgas van appartementen met maximum 9 standaard gasmeters.
Op onze website vindt u de gedetailleerde reglementen voor elektriciteit en aardgas in verkavelingen, appartementen en wooncomplexen. U dient hieraan te voldoen.
Hou voor de timing van uw project rekening met het feit dat wij – na ontvangst van alle gegevens – 30 werkdagen nodig hebben om onze offerte op te maken. Bovendien loopt er nog een termijn van minimaal 30 werkdagen tussen de ontvangst van uw akkoord op onze offerte en de effectieve uitvoering van de werken - onder
voorbehoud van de tijd nodig om eventuele vergunningen, wegenistoelatingen … te verkrijgen.
Bovenstaande informatie geven we mee onder voorbehoud van latere wijzigingen. Mocht later bijvoorbeeld blijken dat de definitieve vermogens toch buiten de standaardnormen vallen, dan kan ons advies nog wijzigen.
Wij raden u aan om ons zo spoedig mogelijk te contacteren. Vermeld daarbij altijd duidelijk het referentienummer van uw project: 46225641. Zo kunnen we uw dossier vlot opvolgen. Samen zullen we uw project verder bespreken. We helpen u graag verder.
U kunt ons contacteren via:
º Telefoon : 078 35 35 34, alle werkdagen tussen 8 uur en 16 uur.
º E-mail : TBOLEUVEN@FLUVIUS.BE
º Post : Fluvius – Dienst Aansluitingen, Aarschotsesteenweg 58, 3012 Wilsele"
2. Op 22 mei 2019 heeft De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Het betrokken perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de waterwinning van Egenhoven (Oost-West). De ligging binnen de beschermingszone van een waterwinning wil zeggen dat het betrokken perceel gelegen is in het voedingsgebied van een grondwaterwinning bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
Naast de openbare drinkwatervoorziening is De Watergroep als eigenaar/exploitant eveneens belast met de bescherming van de grondwaterwinning tegen mogelijke verontreinigingen.
Ter bescherming van de waterwinning geeft De Watergroep een gunstig advies op deze aanvraag indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt:
º Alle afbraakmaterialen, afkomstig van de bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden.
º Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen beschermingszone III van een waterwinning kunnen er geen afbraakmaterialen gebruikt worden voor het opvullen van de uitgegraven bodem. De vrije ruimte dient opgevuld te worden met niet-verontreinigde grond die volgens de Vlarebo-wetgeving voldoet aan de opgelegde normen vermeld in bijlage V van deze wetgeving.
º De nodige voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden tijdens de werken, teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen. Hiertoe zullen eventuele gevaarlijke producten op de werf altijd opgeslagen worden in een waterdichte en lekvrije inkuiping. Bovendien dient het overgieten en/of vullen van recipiënten met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen. Machines met enig verlies van olie of brandstof dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst te worden.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden op het betrokken perceel die volgens het Grondwaterdecreet, het Vlarem of andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen beschermingszone III van een waterwinning.
º Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be)."
3. Op 23 mei 2019 heeft Inter een ongunstig advies uitgebracht nl.:
"Toepassingsgebied
Dit advies is van toepassing op het (deel van het) gebouw dat gebouwd, herbouwd, verbouwd of uitgebreid wordt.
De aanvraag betreft:
º Art. 5 Meergezinswoningen, waarbij de constructie na de handelingen toegangsdeuren tot wooneenheden bevat op meer dan twee niveaus en minstens zes wooneenheden hebben.
▪ Het besluit is van toepassing op: de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de publieke zijde van de toegangsdeuren tot elke wooneenheid.
▪ Voor die gebouwen, die uit verschillende aansluitende delen bestaan, zijn de bepalingen van de verordening die gelden voor de verdiepingen en voor de trappen naar andere niveaus alleen van toepassing op de onderdelen die toegangsdeuren tot wooneenheden op meer dan twee niveaus hebben.
Normen
4.1.1 Parkeerplaatsen voorbehouden voor personen met een handicap (art.27):
Er dient min. 1 aangepaste parkeerplaats aanwezig te zijn.
º Aantal:
▪ Wanneer er minder dan 5 parkeerplaatsen voorzien zijn, moet minstens één parkeerplaats voldoen aan de normen qua plaatsing, maatvoering en flankerende maatregelen.
▪ Wanneer er meer dan 4 parkeerplaatsen tot en met 100 parkeerplaatsen voorzien zijn, moet minstens 6% van het aantal parkeerplaatsen voorbehouden worden voor personen met een handicap. Vanaf 100 parkeerplaatsen moet per extra schijf van 50 parkeerplaatsen, minstens 1 bijkomende parkeerplaats worden voorbehouden voor personen met een handicap.
º Locatie:
▪ Een aangepaste parkeerplaats bevindt zich zo dicht mogelijk bij de toegankelijke ingang van de constructie of bij de voetgangersuitgang van de parkeervoorziening.
º Maatvoering:
▪ Bij dwars- of schuinparkeren moet de parkeerplaats voorbehouden voor personen met een handicap 350 cm breed zijn.
▪ Bij langsparkeren moet de parkeerplaats voorbehouden voor personen met een handicap minstens 600 cm lang zijn.
º Signalisatie en afbakening voorbehouden parkeerplaats:
▪ Een voorbehouden parkeerplaats moet voorbehouden worden voor personen met een handicap conform het koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg van 1 december 1975, en aangegeven volgens de bepalingen van het voormelde koninklijk besluit en het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.
• Elke parkeerplaats voorbehouden voor personen met een handicap moet individueel afgebakend zijn door middel van wegmarkeringen dan wel door fysische elementen
• Elke parkeerplaats voorbehouden voor personen met een handicap moet gesignaliseerd zijn door middel van het verkeersbord E9a met het onderbord dat het rolstoelsymbool weergeeft, volgens de bepalingen van de wegcode en het reglement van de wegbeheerder.
º Ondergrond:
▪ In elke richting mogen de parkeerplaatsen voorbehouden voor personen met een handicap maximaal 2% helling vertonen.
▪ Parkeervoorzieningen aan aangepaste vakantiewoningen: Aangepaste vakantiewoningen moeten vlak bij de ingang van de vakantiewoning een aangepaste parkeerplaats hebben.
º Toegangen, deuropeningen en deuren
Gemeenschappelijke deuren in een meergezinswoning dienen een vrije doorgangsbreedte te hebben van ruwbouw min. 105cm, na afwerking min. 90cm. Dit komt overeen met een deurblad van min. 98cm.
Naast de krukzijde van deuren dient er een vrije en vlakke zijdelingse opstelruimte van min. 45cm aanwezig te zijn. Dit is niet zo bij volgende deuren:
▪ Gemeenschappelijke toegangsdeur tot het gebouw
▪ Deur app. 1.2 (door positie trap)
▪ Deur app. 2.2 (door positie trap)
Het is niet duidelijk op de plannen of de toegangsdeur tot het gebouw drempelloos is. Het niveauverschil tussen de binnen- en buitendeur mag max. 2cm bedragen.
Verplichting tot het creëren van een toegankelijke toegang:
▪ Als de bestaande toegang niet voldoet aan deze bepalingen, moet bij uitbreidings- of verbouwingswerken een toegang voorzien worden die voldoet aan de normen, tenzij de handelingen niet raken aan een gevel, of wanneer het onmogelijk is een ontsluiting naar het openbaar domein te realiseren.
Drempel aan inkom
▪ Art. 22 §2 (art.1, 26°): De inkomdeur is niet drempelloos. Er mag echter een niveau- verschil van max. 2 cm zijn bij de overgang tussen de binnen- en buitenruimte (art. 18). Dit niveauverschil wordt best afgeschuind uitgevoerd.
Maatvoering algemeen:
▪ De vrije doorgangshoogte in toegangen en deuropeningen moet minstens 209 cm bedragen, de vrije doorgangsbreedte moet minstens ruwbouw 105 cm bedragen (afgewerkt 90 cm). Dit komt overeen met een deurblad van min. 98 cm.
▪ Bij toegangsdeuren tot wooneenheden van meergezinswoningen, kamerwoningen, studenten(gemeenschaps)huizen, gezondheidsinstellingen met kamers of wooneenheden, welzijnsinstellingen met kamers of wooneenheden, internaten verbonden aan onderwijsinstellingen of onder bevoegdheid van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en strafinrichtingen moet de vrije doorgangsbreedte minstens ruwbouw 100 cm bedragen (afgewerkt 85 cm). Eventuele deurbladen moeten minstens 93 cm x 211 cm groot zijn;
▪ deuren die toegang geven tot sanitaire voorzieningen, kleedruimtes of pashokjes, moeten naar buiten opendraaien.
Aanliggende circulatieruimte:
▪ Voor en na elke deur moet een vrije en vlakke draairuimte beschreven kunnen worden van 150 cm.
▪ Bij manueel bedienbare deuren moet de vrije en vlakke draairuimte aan de duwzijde tegen het deurvlak van de deur en aan de trekzijde tegen het draaivlak van de deur raken.
▪ Bij manueel bedienbare deuren moet aan de krukzijde van de deur een aanliggende vlakke wand en vloer gezorgd worden van minstens 50 cm breed (ruwbouw), na afwerking minstens 45 cm breed."
3. Op 27 mei 2019 heeft de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Beschrijving gebouw:
Het project omvat de nieuwbouw van een meergezinswoning met 6 appartementen.
Het gebouw omvat:
kelder: trappenhal, lift, tellerlokalen, vuilnislokaal, bergingen, fietsenstalling
gelijkvloers: 2 appartementen, inkom, trappenhal, lift
eerste verdieping: 2 appartementen, trappenhal, lift
tweede verdieping: 2 appartementen, trappenhal, lift
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de centrale verwarming of de stookplaats in het gebouw.
Het betreft een laag gebouw, aangezien het hoogste vloerniveau 5,80m bedraagt.
Volgende brandpreventiemaatregelen zijn voorzien op de plannen:
º brandwerende deuren aan de appartementen
º compartimentering van de trappenhal
º plaatsing rookkoepel met bediening op het evacuatieniveau
º autonome rookdetectoren in de appartementen
º verluchting
▪ thv de gastellers (min 150cm²)
▪ in de afvalberging
In het gebouw wordt eveneens een ventilatiesysteem type D voorzien.
In het gebouw is geen personeel tewerkgesteld.
De studie inzake brandvoorkoming en - bestrijding gebeurde op basis van:
º De toepasselijke artikels van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I): art. 271 en 104
http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=593
º Het KB van 7 december 2016 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (bijlagen 1; 2/1; 5/1; 7). www.besafe.be
º Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1021927.html
Rekening houdend met hoger vermelde reglementering vragen volgende punten om uw bijzondere aandacht bij de realisatie van het project:
Overeenkomstig basisnormen, Bijlage 2/1: lage gebouwen
1. In de kelder moet de toegang tot de lift afgesloten worden door een sas met wanden EI60 en zelfsluitende deuren EI1 30 (art.6).
Er dient een bijkomende branddeur voorzien te worden tussen het sas voor de lift en de trap.
2. De gebruikers van het gebouw dienen in geval van brand op de hoogte gebracht te worden dat ze het gebouw dienen te verlaten. Daartoe is het gebouw uitgerust met een gepaste alarminstallatie.
Er dient een centrale alarminstallatie voorzien te worden met een drukknop op elke bouwlaag.
3. Er wordt aangeraden het gebouw te voorzien van een algemene en automatische branddetectieinstallatie. Deze installatie is van het type totale bewaking die automatisch een aanduiding van de brandmelding en de plaats ervan geeft en waarvan de detectoren aangepast zijn aan de aanwezige risico's. De branddetectie-installatie voldoet aan de norm NBN S 21-100-1&2 of aan elke andere regel van goede praktijk die een gelijkwaardig veiligheidsniveau garandeert.
De combinatie van een automatische detectie met een alarmsysteem verhoogt het veiligheidsniveau aanzienlijk.
4. Het gebouw moet voorzien worden van veiligheidsverlichting overeenkomstig de norm NBN EN 1838, NBN EN 60598-2-22 en NBN EN 50172. De evacuatiewegen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keuken en de voornaamste stroomborden moeten voorzien worden van een degelijke veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om een gebouw veilig te ontruimen. De veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting; zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren. De veiligheidsverlichting moet minstens een lichtsterkte hebben van 1 lux ter hoogte van de grond in de as van de vluchtweg en 5 lux op gevaarlijke plaatsen (art.6.5).
5. Voor alle niveaus moet het volgnummer (-1, 0, 1, 2, ...) aangebracht worden op de overlopen van trappen en liften. De plaats en de richting van de uitgangen en nooduitgangen moeten aangeduid worden met gepaste pictogrammen. De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk (art.4.5).
6. Het lokaal voor de opslag van huisvuil moet toegankelijk zijn via een zelfsluitende deur EI1 30 (art.5.1.4).
7. De brandwerende deuren zijn zelfsluitend of zelfsluitend bij brand met uitzondering van de toegangsdeuren tot de appartementen (art. 4.4).
Bij controle van de brandweer dient er een plaatsingsattest van een ISIB-gecertificeerde plaatser voorgelegd te worden.
8. In het gebouw moeten draagbare en/of mobiele snelblustoestellen a rato van één bluseenheid per 150 m² vloeroppervlakte aanwezig zijn (1 bluseenheid komt overeen met 6 kg poeder of 6 liter water/schuim). Deze snelblustoestellen moeten op goed zichtbare en gemakkelijk bereikbare plaatsen worden opgehangen. Ze moeten steeds in goede staat van werking en onderhoud verkeren en tenminste éénmaal per jaar door een bevoegde firma worden gecontroleerd (art.6.8.5.2).
9. Muurhaspels met axiale voeding, conform de norm NBN EN 671-1, dienen geplaatst te worden indien de gecumuleerde oppervlakte van het gebouw groter is dan 500 m². Deze muurhaspels dienen zodanig opgesteld te worden dat ieder punt van het gebouw met de waterstraal kan bereikt worden. De compartimenten in het gebouw, die groter zijn dan 500 m², beschikken over tenminste 1 muurhaspel.
Het aantal en de plaats van deze toestellen wordt bepaald door de aard en de omvang van het brandgevaar (art.6.8.5.3.1).
De stijgleiding die eventuele toestellen voedt met water onder druk, heeft de volgende kenmerken: de binnendiameter en de voedingsdruk moeten zodanig zijn dat de druk aan de minst bedeelde haspel beantwoordt aan de voorschriften van NBN EN 671-1, ermee rekening houdend dat 3 haspels met axiale voeding gelijktijdig moeten kunnen werken gedurende een ½ h. (art. 6.8.5.3.2)
De eventuele toestellen worden zonder voorafgaande bediening gevoed met water onder druk. Deze druk bedraagt ten minste 2.5 bar op het ongunstigste punt. (art. 6.8.5.3.3)
10. De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door allerhande doorvoeringen, zoals leidingen, buizen, kokers, uitzetvoegen van wanden e.d. en door eventuele openingen en constructies. De nodige beschermingsmiddelen dienen aangebracht om de vereiste brandweerstand te behouden (brandwerende kleppen, moffen,…). De bepalingen van bijlage 7 zijn van toepassing (art.3.1).
11. De aëraulische installatie moet voldoen aan art.6.7. De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door doorvoeringen van luchtkanalen. Er dienen brandwerende kleppen aangebracht te worden om de vereiste brandweerstand te behouden.
De nodige thermische kleppen dienen voorzien te worden op het ventilatiesysteem.
12. De structurele elementen die de stabiliteit van het gebouw verzekeren zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte vloeren en andere essentiële delen moeten R60 hebben (art. 3.2).
Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
13. De structurele elementen van het dak moeten R 30 hebben of het dak moet aan de binnenkant beschermd worden door een bouwelement (plafond) met EI30 (art.3.3).
Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
14. Wanneer verticale kokers door horizontale wanden dringen waarvoor een brandweerstand vereist is, geldt één van de volgende drie maatregelen:
º 1 de wanden van de verticale kokers hebben een brandweerstand EI 60. De valluiken en deurtjes hebben EI1 30. Zij hebben aan hun boveneind een degelijke verluchting. De vrije verluchtingsdoorsnede van de koker is ten minste gelijk aan 10% van de totale horizontale doorsnede van de koker met een minimum van 4 dm².
De vrije verluchtingsdoorsnede kan uitgerust worden met gemotoriseerde verluchtingskleppen waarvan de opening als volgt wordt bevolen:
▪ automatisch bij detectie van brand in een koker
▪ automatisch bij de detectie van een brand in het gebouw, indien dit uitgerust is met een algemene branddetectie-installatie
▪ automatisch bij een defect aan de energiebron, de voeding of de bediening (toestel met positieve veiligheid)
▪ manueel via een bediening op een evacuatieniveau of op een bepaalde plaats in onderling overleg met de brandweer (art.5.1.5.)
Deze kokers mogen in de trappenhuizen gebouwd worden.
º 2. ter hoogte van de doorvoering bevindt zich een bouwelement met minstens de vereiste brandweerstand van de horizontale wand
º 3. de wanden van de verticale kokers hebben EI 30. De valluiken en deurtjes EI1 30. De verticale kokers worden ter hoogte van elk compartiment onderbroken door horizontale schermen met de volgende kenmerken:
▪ zij bestaan uit een materiaal van klasse A1
▪ zij beslaan de gehele ruimte tussen de leidingen
▪ zij hebben EI 30.
In gevallen 2 en 3 moeten de kokers niet verlucht zijn (art. 5.1.5.1).
Indien er in de kokers een afvoerkanaal voor rookgassen aanwezig is, dient deze steeds in een afgescheiden deel van de technische koker geplaatst worden. Deze afscheiding dient een brandweerstand EI30 te bezitten. (NBN B61-002)
15. De elektrische leidingen die installaties of toestellen voeden die bij brand absoluut in dienst moeten blijven, worden zodanig geplaatst dat de risico's van algehele buitendienststelling gespreid zijn. De bedoelde installaties of toestellen zijn (art.6.5):
º de veiligheidsverlichting en eventueel de vervangingsverlichting;
º de installaties voor melding, waarschuwing en alarm;
º de installaties voor rookafvoer;
º de waterpompen voor de brandbestrijding en eventueel de ledigingspompen;
º de liften bestemd voor de evacuatie van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in punt 6.4.
Op hun tracé tot aan het compartiment waar de installatie zich bevindt, hebben de elektrische leidingen de volgende brandweerstand:
º ofwel een intrinsieke brandweerstand die minimaal
▪ PH 60 bedraagt volgens NBN EN 50200 voor leidingen waarvan de buitendiameter kleiner is dan of gelijk aan 20 mm en waarvan de doorsnede van de geleiders kleiner is dan of gelijk aan 2,5 mm²;
▪ Rf 1 h bedraagt volgens add. 3 van NBN 713-020 voor leidingen waarvan de
buitendiameter groter is dan 20 mm of waarvan de doorsnede van de geleiders groter is dan 2,5 mm²;
º ofwel Rf 1 h, volgens add. 3 van NBN 713-020, voor leidingen zonder intrinsieke
brandweerstand die in kokers zijn geplaatst.
16. De gasinstallatie moet voldoen aan art.6.6.
Overeenkomstig basisnormen Bijlage 5/1: reactie bij brand van de materialen
17. De bezetting van het gebouw valt onder type 2: zelfredzame en slapende bezetters. Voor de vereisten inzake de reactie bij brand die van toepassing zijn op de bouwproducten die gebruikt worden voor de bekleding van verticale wanden, plafonds en vloeren dienen de respectievelijke tabellen van bijlage 5/1 gevolgd te worden.
18. De gevelbekledingen van de lage gebouwen hebben klasse D-s3,d1. Een maximum van 5% van de zichtbare oppervlakte van de gevels is niet onderworpen aan deze vereiste (art.6).
19. De dakbekledingen hebben klasse Broof (t1) of zijn dakbekledingen die voldoen aan de eisen van het prestatiecriterium van een externe brand zonder test (MB van 21/11/2012) (art.8.1).
Bovenstaande eis is eveneens van toepassing op de terrassen.
Overeenkomstig het Decreet optische rookmelders
20. De wooneenheden en het trappenhuis moeten worden uitgerust met optische rookmelders. Deze rookmelders moeten voldoen aan de norm NBN EN 14604. De verhuurder is verantwoordelijk voor de plaatsing van de rookmelders. Als de rookmelder uitgerust is met een vervangbare batterij is de huurder
verantwoordelijk voor de vervanging ervan na afloop van de levensduur, vermeld door de fabrikant (art. 4).
De verplichting tot het plaatsen van rookmelders geldt niet als de woning beschikt over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme (art. 5/1).
ADVIES
º Er wordt een gunstig advies, inzake brandveiligheid, tot bouwen verleend indien aan hoger vermelde opmerkingen wordt voldaan.
º Dit advies is niet van beperkende aard op de bestaande voorschriften en bepalingen die van toepassing kunnen zijn. Tevens werd het verslag uitsluitend opgesteld in functie van de vaststellingen gedaan tijdens een controle van de plannen..
º Volgende attesten dienen overgemaakt te worden aan de brandweerdienst voor de ingebruikname van het gebouw:
▪ keuringsattest elektrische installatie (door erkend keuringsorganisme)
▪ keuringsattest gasinstallatie (door erkend keuringsorganisme of cerga-installateur)
• gasdichtheid
• conformiteitsonderzoek conform NBN D51-003 bij ingebruikname
▪ keuringsattest veiligheidsuitrustingen (door erkend keuringsorganisme)
• veiligheidsverlichting
• alarminstallatie
• bediening rookkoepels
• keuringsattest branddetectie conform NBN S21-100-1&2
▪ attesten van de gebruikte materialen voor doorvoeringen door Rf-wanden
▪ attest reactie bij brand van de dakisolatie
▪ attest plaatser brandwerende deuren (ISIB gecertificeerde plaatser)
▪ attest gevelbekledingen
º Van zodra de werken uitgevoerd zijn dient de brandweer hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht te worden.
º Er kan geen enkele zekerheid van volledige beveiliging tegen brand of totale evacuatie gegeven worden, gezien deze beveiliging en evacuatie steeds en hoofdzakelijk afhankelijk zal blijven van het stipt naleven van de verplichtingen en het opvolgen van de ordemaatregelen, de voorzichtigheid en de waakzaamheid van de aanwezigen."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Centrum'. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de bepalingen van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dakvorm:
Volgens artikel 4.3 van het RUP 'Centrum' zijn enkel zadeldaken en schilddaken toegelaten. De helling van de dakvlakken dient gelegen te zijn tussen 40° tot 50°. Per gebouw mag maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte een afwijkende dakvorm bezitten.
De aanvraag wordt afgewerkt met een plat dak. Deze afwijking impliceert geen wijziging van de bouwlagen noch van de terreinvloer-index. Het maximaal toelaatbaar gabarit wordt niet overschreden.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 15 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, van 22 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant van 27 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• De knelpunten opgesomd in het advies van Inter van 23 mei 2019 moeten worden weggewerkt nl.:
º er dient min. 1 aangepaste parkeerplaats aanwezig te zijn.
º gemeenschappelijke deuren in een meergezinswoning dienen een vrije doorgangsbreedte te hebben van ruwbouw min. 105cm, na afwerking min. 90cm. Dit komt overeen met een deurblad van min. 98cm.
Naast de krukzijde van deuren dient er een vrije en vlakke zijdelingse opstelruimte van min. 45cm aanwezig te zijn. Dit is niet zo bij volgende deuren:
▪ gemeenschappelijke toegangsdeur tot het gebouw
▪ deur app. 1.2 (door positie trap)
▪ deur app. 2.2 (door positie trap)
º de toegangsdeur tot het gebouw moet drempelloos zijn. Het niveauverschil tussen de binnen- en buitendeur mag max. 2 cm bedragen.
Voorafgaandelijk aan de aanvang van de werken moet een aangepast plan ingediend worden op de dienst omgeving van de gemeente Bertem dat voldoet aan de voorwaarden van het advies van Inter. Indien bepaalde aanpassingen vergunningsplichtige werken impliceren, moet vóór de start van de werken een regularisatieaanvraag ingediend worden.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Steven Dekleermaeker voor het bouwen van 6 appartementen in 3060 Bertem, Het Blok 43, sectie C nrs. 194y6 en 194n6 onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 15 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, van 22 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant van 27 mei 2019 moeten strikt worden nageleefd
• De knelpunten opgesomd in het advies van Inter van 23 mei 2019 moeten worden weggewerkt nl.:
º er dient min. 1 aangepaste parkeerplaats aanwezig te zijn.
º gemeenschappelijke deuren in een meergezinswoning dienen een vrije doorgangsbreedte te hebben van ruwbouw min. 105cm, na afwerking min. 90cm. Dit komt overeen met een deurblad van min. 98cm.
Naast de krukzijde van deuren dient er een vrije en vlakke zijdelingse opstelruimte van min. 45cm aanwezig te zijn. Dit is niet zo bij volgende deuren:
▪ gemeenschappelijke toegangsdeur tot het gebouw
▪ deur app. 1.2 (door positie trap)
▪ deur app. 2.2 (door positie trap)
º de toegangsdeur tot het gebouw moet drempelloos zijn. Het niveauverschil tussen de binnen- en buitendeur mag max. 2 cm bedragen.
Voorafgaandelijk aan de aanvang van de werken moet een aangepast plan ingediend worden op de dienst omgeving van de gemeente Bertem dat voldoet aan de voorwaarden van het advies van Inter. Indien bepaalde aanpassingen vergunningsplichtige werken impliceren moet er voor de start van de werken een regularisatieaanvraag ingediend worden.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager, Fluvius, De Watergroep - afdeling waterbronnen en milieu, Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant en Inter.
Zitting van 5 augustus 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN THIBAUT GUSTIN VOOR HET PLAATSEN VAN EEN TIJDELIJKE WOONUNIT IN 3060 BERTEM, WEYGENSTRAAT 10A, SECTIE A NR 586Y2.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 12 april 2019 heeft Thibaut Gustin een aanvraag ingediend voor het bouwen van een tijdelijke woonunit in 3060 Bertem, Weygenstraat 10a, sectie A nr 586y2.
• Op 15 mei 2019 werd bijkomende informatie gevraagd, die werd bekomen op 17 mei 2019.
• Op 13 juni 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Weygenstraat.
Deze zone van de gemeente wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van groepswoningbouw en particuliere woningen in verschillende verschijningsvormen.
Het gebied dat omsloten wordt door de Tervuursesteenweg, Weygenstraat en John Vanhaerenstraat is in volle ontwikkeling.
Op het perceel van de aanvraag bevinden zich de gebouwen van een drankencentrale en op het aangrenzend perceel staan de vrij omvangrijke gebouwen van het gemeentelijk magazijn en de opslagplaats.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het plaatsen van een tijdelijke wooncontainer op het bedrijvencomplex. Momenteel omvat het terrein een winkelruimte, 3 loodsen, 2 bergingen en een bureauruimte deels ondergebracht in een containerunit.
De wooncontainer van 4,50 m op 10 m wordt geplaatst op een stalen constructie. De ruimte onder de woonunit wordt gebruikt als stockeerruimte. De raam- en deuropeningen van de unit geven uit op de koer van het bedrijvencomplex. Ter hoogte van het terras worden houten schermen geplaatst.
De unit wordt ingeplant op 2,25 m van de zijdelingse perceelsgrens en op 5 m van de achterste perceelsgrens.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in een regenwaterput van 3000 liter en een bijkomende infiltratieinrichting zodat aan de verordening voldaan wordt.
Er wordt een afwijking gevraagd aangezien het een tijdelijke inrichting betreft.
Er wordt voorzien in 3 tijdelijke bovengrondse tanks van 1000 liter. De overloop zal worden aangesloten op de bestaande riolering. Er wordt geen infiltratie voorzien.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is niet in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening. Wat de infiltratie betreft wordt er een afwijking gevraagd omwille van de tijdelijke constructie.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
Op 26 juni 2019 heeft De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, een voorwaardelijk gunstig advies afgeleverd nl.:
"Het betrokken perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de waterwinning van Egenhoven (Oost-West). De ligging binnen de beschermingszone van een waterwinning wil zeggen dat het betrokken perceel gelegen is in het voedingsgebied van een grondwaterwinning bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
Naast de openbare drinkwatervoorziening is De Watergroep als eigenaar/ exploitant eveneens belast met de bescherming van de grondwaterwinning tegen mogelijke verontreinigingen.
Ter bescherming van de waterwinning geeft De Watergroep een gunstig advies op deze aanvraag indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt:
º Alle afbraakmaterialen, afkomstig van bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden.
º Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen beschermingszone III van een waterwinning kunnen er geen afbraakmaterialen gebruikt worden voor het opvullen van de uitgegraven bodem. De vrije ruimte dient opgevuld te worden met niet-verontreinigde grond die volgens de Vlarebo-wetgeving voldoet aan de opgelegde normen vermeld in bijlage V van deze wetgeving.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden op het betrokken perceel die volgens het Grondwaterdecreet, het Vlarem of andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen beschermingszone III van een waterwinning.
º De nodige voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden tijdens de werken, teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen. Hiertoe zullen eventuele gevaarlijke producten op de werf altijd opgeslagen worden in een waterdichte en lekvrije inkuiping. Bovendien dient het overgieten en/of vullen van recipiënten met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen. Machines met enig verlies van olie of brandstof dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst te worden.
º Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be)."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven. Het plaatsen van een tijdelijke wooncontainer in een overwegend residentiële omgeving is verantwoord.
Mobiliteitsimpact
De impact op de mobiliteit in de omgeving is beperkt. Het bedrijvencomplex beschikt over een voldoende grote parking.
Schaal
De oppervlakte en de hoogte van de wooncontainer zijn beperkt.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De bezetting op het terrein is hoog. Door het tijdelijk karakter en de plaatsing in de hoogte op een stalen constructie kan de plaatsing van de wooncontainer aanvaard worden.
Visueel-vormelijke elementen
Het straatbeeld in deze omgeving is zeer gevarieerd. Het bedrijvencomplex is gesitueerd op een achterliggend perceel. De aanvraag heeft geen impact op het straatbeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing op de aanvraag.
Reliëf
Niet van toepassing op de aanvraag.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Er worden voldoende maatregelen getroffen om de inkijk op de aanpalende percelen te beperken.
Conclusie
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu van 26 juni 2019 moeten strikt worden nageleefd
• De vergunning wordt verleend voor een periode van 10 jaar.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Thibaut Gustin voor het bouwen van een tijdelijke woonunit in 3060 Bertem, Weygenstraat 10a, sectie A nr 586y2 onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu van 26 juni 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• De vergunning wordt verleend voor een periode van 10 jaar.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en De Watergroep.
Zitting van 5 augustus 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN FANNY GOUSSAERT VOOR HET VERBOUWEN VAN EEN WONING IN 3060 BERTEM, TERVUURSESTEENWEG 99, SECTIE C NR 182Z2.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 16 april 2019 heeft Fanny Goussaert een aanvraag ingediend voor het verbouwen van een woning in 3060 Bertem, Tervuursesteenweg 99, sectie C nr 182z2.
• Op 15 mei 2019 werd bijkomende informatie gevraagd, die werd bekomen op 21 mei 2019.
• Op 13 juni 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Tervuursesteenweg.
De omgeving wordt gekenmerkt door eengezinswoningen, meergezinswoningen en handelszaken hoofdzakelijk in halfopen en gesloten vorm. De gebouwen variëren in hoogte, inplanting en bouwstijl. Het pand met gemengde bestemming maakt deel uit van een bouwblok van gesloten en halfopen woningen en gebouwen tussen de St.-Franciscusberg en de Gerzenstraat.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het gelijktrekken van de achtergevel van een gesloten bebouwing. De gevel wordt over een lengte van 5 m verbreed met +/- 10 cm.
Intern wordt de woning verbouwd, met een aantal stabiliteitswijzigingen, in functie van het verkrijgen van een hedendaags grondplan met optimaal gebruik van de woning tot gevolg.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
Het standpunt van de aanpalende buren werd gevraagd op 13 juni 2019. Hierop kwam geen reactie.
• Externe adviezen
Op 26 juni 2019 heeft De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Het betrokken perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de waterwinning van Egenhoven (Oost-West). De ligging binnen de beschermingszone van een waterwinning wil zeggen dat het betrokken perceel gelegen is in het voedingsgebied van een grondwaterwinning bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
Naast de openbare drinkwatervoorziening is De Watergroep als eigenaar/exploitant eveneens belast met de bescherming van de grondwaterwinning tegen mogelijke verontreinigingen.
Ter bescherming van de waterwinning geeft De Watergroep een gunstig advies op deze aanvraag indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt:
º Alle afbraakmaterialen, afkomstig van bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden.
º Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen beschermingszone III van een waterwinning kunnen er geen afbraakmaterialen gebruikt worden voor het opvullen van de uitgegraven bodem. De vrije ruimte dient opgevuld te worden met niet-verontreinigde grond die volgens de Vlarebo-wetgeving voldoet aan de opgelegde normen vermeld in bijlage V van deze wetgeving.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden op het betrokken perceel die volgens het Grondwaterdecreet, het Vlarem of andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen beschermingszone III van een waterwinning.
º De nodige voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden tijdens de werken, teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen. Hiertoe zullen eventuele gevaarlijke producten op de werf altijd opgeslagen worden in een waterdichte en lekvrije inkuiping. Bovendien dient het overgieten en/of vullen van recipiënten met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen. Machines met enig verlies van olie of brandstof dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst te worden.
º Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be)."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven. Het verbouwen van een woning is inpasbaar in een overwegend residentiële omgeving.
Mobiliteitsimpact
De aanvraag heeft geen impact op de mobiliteit in de omgeving.
Schaal
De schaal van de woning is vergelijkbaar met de schaal van de woningen in de omgeving. De verbouwing heeft geen impact op de schaal van de woning.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De aanbouw is verwaarloosbaar. De open ruimte achteraan de woning blijft behouden.
Visueel-vormelijke elementen
De werken vinden plaats aan de achterzijde van de gesloten woning. De werken hebben geen impact op het straatbeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing
Reliëf
Niet van toepassing
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Niet van toepassing
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, van 26 juni 2019 moeten strikt worden nageleefd.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Fanny Goussaert voor het verbouwen van een woning in 3060 Bertem, Tervuursesteenweg 99, sectie C nr 182z2 onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, afdeling waterbronnen en milieu, van 26 juni 2019 moeten strikt worden nageleefd.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en De Watergroep.
Zitting van 5 augustus 2019
WEGINRICHTING. BESPREKING VOORSTEL OM DE SCHOOLOMGEVINGEN EXTRA TE BENADRUKKEN MET THERMOPLASTEN.
Motivering
Voor de start van het nieuwe schooljaar 2019-2020 worden nog enkele markeringswerken in eigen beheer uitgevoerd aan school De Waaier om de fietsstraat beter te benadrukken.
Om de schoolomgevingen in de gemeente te benadrukken, zal materieel worden gebruikt dat wordt voorgeschreven in het Octopusplan. Vanaf dit jaar zijn ook Octopus thermoplasten beschikbaar die de schoolomgevingen duidelijk aankondigen.
Aan het college wordt gevraagd om de Octopus thermoplasten aan te kopen om zo de 3 schoolomgevingen nog beter aan te geven en te benadrukken.
De Octopus thermoplasten bestaan uit een set thermoplasten met de vermelding "SCHOOL" en "30" in een geel vierkant en 3 vierkanten in de kleuren blauw, rood en groen.
De thermoplasten zijn gemakkelijk zelf aan te brengen met een eenvoudige gasbrander en zijn geschikt voor zones met intensief verkeer.
Het voorstel is om op 8 locaties deze markering aan te brengen.
• Aan basisschool De Waaier 2x in de Egenhovenstraat en 1x in de Paardenstraat
• Aan GBS 't Zonneveld in de A.E. Verbiststraat en de Bosstraat
• Aan GBS Leefdaal 2x in de Dorpstraat en 1x in de Mezenstraat
De bovenvernoemde locaties zijn aangeduid op een plan bijgevoegd als bijlage.
Bespreking
Het college gaat akkoord met de aankoop van de Octopus thermoplasten voor de schoolomgevingen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
60102600/0200 1419/001/001/001/001 | € 22 000 | € 18 407,51 | € 6340,40 |
Zitting van 5 augustus 2019
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN WIELERWEDSTRIJD "PRIMUS CLASSIC / IMPANIS - VAN PETEGEM" OP ZATERDAG 21 SEPTEMBER 2019.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Argumentatie
Deze organisatie brengt, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kan niet worden uitgevoerd zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Aan de aanvrager / organisator wordt toelating verleend om op zaterdag 21 september 2019 met hun wielerwedstrijd "Primus Classic / Impanis-Van Petegem" de gemeente Bertem te doorkruisen via de Hondsbergen (komende van Tervuren) / Dorpstraat / Delle / Blokkenstraat / Meerbeeksesteenweg (richting Kortenberg).
Artikel 2:
Om deze wielerwedstrijd vlot en veilig te laten verlopen, wordt:
• langs beide zijden van de rijbaan parkeerverbod ingevoerd in de volgende straten en/of delen van straten op zaterdag 21 september 2019 tussen 14 uur en 18 uur:
Dorpstraat van aan de grens met Vossem tot aan de Delle;
Delle;
Blokkenstraat deel tussen de Delle en de Tervuursesteenweg;
Meerbeeksesteenweg.
• langs de Dorpstraat van aan de grens met Vossem tot aan de Delle eenrichtingsverkeer ingesteld op zaterdag 21 september 2019 vanaf 15.30 uur tot doorgang van de wielerwedstrijd.
Artikel 3:
De weggebruikers zullen van deze regeling op de hoogte worden gebracht door middel van het verkeersbord:
• E1 met onderborden type Xa en Xb en data
• nadars met "opgepast wielerwedstrijd" aan:
º Zavelberg
º Poelstraat
º Brede Weg
º Molenweg
• C1 en F19
voorgeschreven bij KB van 01/12/1975, gewijzigd door het KB van 27/04/1976 e.v. inzake het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Zij zullen door de technische dienst van de gemeente Bertem geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 07/05/1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Dit geldt evenzo voor de in dit MB vernoemde verlichtingstoestellen.
Artikel 4:
Voor de veiligheid van de renners dienen de langsgroeven van de rijbaan van de Blokkenstraat en de Meerbeeksesteenweg door de technische dienst van de gemeente Bertem te worden gecontroleerd en bij gebreken hersteld te worden.
Artikel 5:
§1. Op alle kruispunten en in- en uitritten van openbare parkings moet de organisatie een signaalgever voorzien. Bij de wielerwedstrijd zijn dit 33 signaalgevers. Daarnaast zullen er politieagenten voorzien worden op cruciale punten.
§2. De signaalgevers moeten zich minimum 30 minuten voor aanvang van de wedstrijd/doortocht(en) op hun voorziene plaats bevinden, zodat een degelijk nazicht door de lokale politie mogelijk is. Dit is zowel voor de veiligheid van de deelnemers aan de wedstrijd, als voor de andere weggebruikers.
Artikel 6:
De organisator moet deze activiteit tijdig kenbaar maken met (informatie)borden en de buurtbewoners tijdig inlichten met een (nieuws)brief.
Artikel 7:
Dit besluit wordt van kracht op zaterdag 21 september 2019 om 14 uur en het blijft van kracht tot zaterdag 21 september 2019 om 18 uur.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.