BESLUITENLIJST VAN HET COLLEGE BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

 

Gemeente Bertem

 

Zitting van 25 januari 2021

Van 15.30 uur tot 17 uur

 

Aanwezig:

Burgemeester:

Joël Vander Elst

Schepenen:

Marc Morris, Yvette Laes, Joery Verhoeven en Tom Philips

Algemeen directeur:

Dirk Stoffelen

 


Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.

 

Juridische grond

  • Artikel 50 van het decreet lokaal bestuur
    De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het college van burgemeester en schepenen.

 

 

Bijlagen

  • Notulen van de zitting van 18 januari 2021.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college keurt de notulen van de zitting van 18 januari 2021 goed.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

CONTRACTEN. GOEDKEURING BESTELBONS.

 

Juridische gronden

  • Artikel 56, §3, 3° van het decreet lokaal bestuur

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

  • Besluit van de gemeentesecretaris van 15 december 2016 over de aankoopprocessen.
    Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.

 

Adviezen

  • De overzichtslijst van de bestelbons werd bezorgd aan de leden van het managementteam. Gunstig advies.

 

 

Bijlagen

  • Overzichtslijst van de bestelbons.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college keurt de bestelbons goed van nr. 2021/40 tot en met nr. 2021/51 voor een totaal bedrag van 3538,18 euro.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.

 

Juridische gronden

  • Artikel 56, §3, 3° van het decreet lokaal bestuur

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

  • Besluit van de gemeentesecretaris van 15 december 2016 over de aankoopprocessen.

Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.

 

 

Bijlagen

  • Overzichtslijst facturen.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college keurt de facturen goed: van nr. 2020/5782 tot en met nr. 2020/5819 voor een totaal bedrag van 272 610,42 euro en van nr. 2021/93 tot en met nr. 2021/166 voor een totaal bedrag van 207 351,88 euro.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

RECHT VAN VOORKOOP. VOORKOOPRECHT WONING KOSTERSBERG 4 , AFD. 2 SECTIE B NUMMER 256G, TUIN AFD. 2 SECTIE B NUMMER 256N, WERKPLAATS AFD. 2 SECTIE B NUMMER 256M.

 

Feiten en context

  • Notariskantoor Mostaert, Maere en Elslande heeft een recht van voorkoop aangeboden met als dossiernummer 131241 voor volgende percelen:
    • afdeling 2 sectie B nummer 256g: woning Kostersberg 4 te 3060 Bertem (Korbeek-Dijle),
    • afdeling 2 sectie B nummer 256m: werkplaats,
    • afdeling 2 sectie B nummer 256n: tuin.

 

Juridische gronden

  • Artikel 85, §1, tweede lid van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse wooncode
    Het Vlaams Woningfonds, Vlabinvest apb, de sociale huisvestingsmaatschappijen binnen hun werkgebied, en de gemeenten op hun grondgebied, krijgen een recht van voorkoop op:
    1° een woning die opgenomen is in het leegstandsregister, vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, vermeld in artikel 25, § 1, van het Heffingsdecreet, of in de inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, vermeld in artikel 26, § 1, van het Heffingsdecreet;
    2° de woning, bedoeld in artikel 19, die niet werd gesloopt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn;
    3° een perceel, bestemd voor woningbouw, dat gelegen is in een door de Vlaamse regering te bepalen bijzonder gebied.
  • Artikel 28 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 over de erkenning van een aantal gebieden als bijzonder gebied.
    De volgende gebieden worden als bijzonder gebied in de zin van artikel 85, §1, tweede lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode, beschouwd:
    De woonvernieuwings- en woningbouwgebieden in de volgende 26 gemeenten: (...), Bertem, (...).
  • Decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten
    Dit decreet bepaalt o.m. de werking van het e-voorkooprecht. Tevens bevat het de regels over de Vlaamse voorkooprechten en de procedure die moet gevolgd bij verkoop van een perceel dat in aanmerking komt voor voorkooprecht.

 

 

Bijlagen

  • voorkooprecht Kostersberg 4 INBRTM204961

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college van burgemeester en schepenen wenst zijn voorkooprecht voor volgende percelen niet uit te oefenen:

  • afdeling 2 sectie 2 nummer 256g: woning Kostersberg 4 te 3060 Bertem (Korbeek-Dijle),
  • afdeling 2 sectie B nummer 256n: tuin,
  • afdeling 2 sectie B nummer 256m: werkplaats.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OMGEVINGSVERGUNNING PRUIMENDELLE 8. AANVRAAG ELLEKE BENNEKENS EN IVO NASSEL VOOR HET UITBREIDEN VAN EEN WONING IN 3060 BERTEM, PRUIMENDELLE 8, SECTIE A NR 549T.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 

Voorgeschiedenis

         Op 4 december 2020 hebben Elleke Bennekens en Ivo Nassel een aanvraag ingediend voor het uitbreiden van een woning in 3060 Bertem, Pruimendelle 8, sectie A nr 549t.

         Op 9 december 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Feiten en context

         Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.

         De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woonuitbreidingsgebied.

De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

Het gebied is geordend. De bestemming van het perceel kan zodoende gelijkgesteld worden met woongebied.

         De bouwplaats is gelegen langsheen de Pruimendelle.

De woning is gelegen ten noordoosten van het centrum van Bertem in een geordend binnengebied dat in het noorden aansluit op de Oude Baan. De omgeving wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande en halfopen woningen. De woningen in de omgeving zijn opgericht in verschillende stijlen en zijn afgewerkt in verschillende materialen.

De patiowoningen waar de huidige woning deel van uitmaakt, werden gerealiseerd door Interleuven.

Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.

         Het voorstel omvat het uitbreiden van de woning.

De verbouwing betreft het optoppen van de halfopen bebouwing met een extra verdieping op het hogere noordelijke gedeelte van de woning.

De aanliggende buren gaan dezelfde uitbreiding doorvoeren.

Het loskomende plaatmateriaal wordt vervangen door donkergrijze gevelleien net als de bezetting van het nieuwe gedeelte.

         Watertoets

Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

         Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen

Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het collectief geoptimaliseerde buitengebied.

 

Juridische gronden

         Koninklijk besluit van 28 december 1972

Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

         Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven

Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.

         De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen

Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.

         Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.

De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.

         Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

         Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009

º         Artikel 1.1.4.

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

         De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.

Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.

         Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

º         artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen

º         Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

         De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014

De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst

         Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.

         Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.

 

Adviezen

         Openbaar onderzoek

De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.

De aanpalende eigenaars werden verzocht hun standpunt mee te delen. Zij hebben zich akkoord verklaard met de voorgestelde werken.

         Externe adviezen

///

 

Argumentatie

Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag is conform de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.

De functie eengezinswoning wordt behouden. De omgeving van de woning wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van eengezinswoningen. Deze functie past dus binnen deze omgeving.

Mobiliteitsimpact

Er is geen impact op de mobiliteit in de omgeving. Er zijn voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor fietsen aanwezig op het perceel.

Schaal

Het terugspringend nieuwe dakvolume overstijgt de schaal van de woningen in de omgeving, bestaande uit twee bouwlagen en hellend dak, niet.

Ruimtegebruik en bouwdichtheid

Het project heeft een positieve impact op het ruimtegebruik op het perceel.

Visueel-vormelijke elementen

Door de uniforme afwerking van het bestaande en nieuwe gedeelte en de hedendaagse vormgeving zal de woning passen in het heterogene straatbeeld.

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing op de aanvraag.

Reliëf

Niet van toepassing op de aanvraag.

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

Niet van toepassing op de aanvraag.

 

Conclusie

Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.

 

Advies en voorwaarden

De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

 

Artikel 2:

Het college levert een vergunning af aan Elleke Bennekens en Ivo Nassel voor het uitbreiden van een woning in 3060 Bertem, Pruimendelle 8, sectie A nr 549t onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

 

Artikel 3:

Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OMGEVINGSVERGUNNING EIKENDREEF 1. AANVRAAG KWADRAAT VOOR HET BOUWEN VAN EEN WONING IN 3061 LEEFDAAL, EIKENDREEF 1, SECTIE B NR 276K2.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 

Voorgeschiedenis

         Op 17 november 2020 heeft KWADRAAT een aanvraag ingediend voor het bouwen van een woning in 3061 Leefdaal, Eikendreef 1, sectie B nr 276k2.

Deze aanvraag omvat:

º         stedenbouwkundige handelingen

          het bouwen van een eengezinswoning

º         de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten (Vlarem)

          Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen van 50 m diepte elk.

         Op 9 december 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Feiten en context

Het project omvat zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten en deze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Stedenbouwkundige aspecten

         Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.

         Het perceel is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 30 oktober 1974 nr. T874-2-L.068.

Deze verkaveling werd gewijzigd op 29 mei 1973, 15 juli 1975, 4 december 1984, 27 mei 1986, 27 januari 2014 en 10 februari 2014 en 22 juni 2020.

Het betreft loten 23-24/2 van deze verkaveling met eengezinswoning als algemene bestemming.

         Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

         De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

         Het project is gelegen langsheen de Eikendreef.

Deze verkaveling werd begin jaren zeventig gerealiseerd ten noorden van het centrum van Leefdaal tussen de Dorpstraat en de Voer enerzijds en de Tervuursesteenweg anderzijds. Door de ligging op de noordelijke valleirand van de Voer wordt deze verkaveling gekenmerkt door grote niveauverschillen van zuid naar noord. De bebouwing is overwegend vrijstaand, met een zuiver residentieel karakter en met een zeer grote verscheidenheid in bouwstijlen.

Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.

         Het voorstel omvat het bouwen van een eengezinswoning.

De bouwlijn van de woning ligt op min 4,96 m uit de rooilijn en min 9,99 m uit de as van de voorliggende weg, zoals voorgesteld op het verkavelingsplan.

Alle gebouwde delen van de woning bevinden zich minimaal op 3,00 m van de linker perceelgrens en op 5,00 m van de rechter perceelgrens (en 10,11 m uit de as van de weg Kruiskouter), zoals voorgesteld op het verkavelingsplan. In de linker bouwvrije strook in de gearceerde zone wordt een carport met een open structuur (palen + dak) en een kroonlijsthoogte van 3,04 m opgericht.

De bouwdiepte van de woning bedraagt op het gelijkvloers 15,00 m (max. 15,00 m) en op de verdieping 12,00 m (max. 12,00 m).

De kroonlijsthoogte ter hoogte van de bouwlijn bedraagt 5,80 m in het midden van het perceel t.o.v. het normaal grondpeil (max. 6,00 m). De dakhelling is 40°.

In de achteruitbouwstrook worden strikt noodzakelijke toegangen tot de woning (oprit en pad naar de voordeur) voorzien. Er zijn 2 autostaanplaatsen voorzien en 3 fietsenstallingen. Het overige deel van deze zone wordt met duurzame levend groene aanplant ingeplant - 69,70% (min. 50%).

Het ontwerp is aangepast aan het terrein, rekening houdend met het niveauverschil. Het verschil tussen de straat en de tuin wordt opgevangen door interne niveauverschillen. Het bestaand reliëf wordt praktisch niet gewijzigd; het wordt aangepast in functie van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de woning.

         Watertoets

Voorwaardelijk gunstig wateradvies van 4 januari 2021 van de provinciale dienst waterlopen.

"Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:

- Het bouwen van een eengezinswoning in open verband

- Aanleg noodzakelijke toegangen: oprit en pad naar de voordeur

- 2 autostaanplaatsen en 3 fietsenstallingen

Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.

Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de waterloop van tweede categorie B2022 Voer. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag deels gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het risico op overstroming is afkomstig van oppervlakkig afstromend hemelwater.

Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden.

De aanvrager voorziet in volgende maatregelen:

Er worden 2 hemelwaterputten van 5.000 liter geplaatst en een infiltratievoorziening van 2.000 liter (min 1.661 liter).

Het voorwerp van de aanvraag kan bijgevolg als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.

Het voorwerp van de aanvraag is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

Hemelwaterverordeningen

º         Niet-verontreinigd hemelwater van de eventuele vertraagde afvoer of de overloop van hemelwatervoorzieningen wordt aangesloten op de waterloop onder de voorwaarden vermeld in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013).

º         Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen."

         Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen

Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in een centraal gebied.

Aspecten inzake milieu

Omgeving en aanvraag

Omgeving

Bestemming:

         gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

         gelegen in RUP of BPA, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

Afstand t.o.v. mogelijk gehinderden:

         dichtstbijzijnde woningen in woongebied: aangrenzend

         dichtstbijzijnde woningen in andere gebieden: op ca. 330 m (gelegen in parkgebied).

Natuur:

º         specifieke beschermingszones natuur namelijk Habitat- en Vogelrichtlijngebied

          niet gelegen in een beschermingszone, meest nabije zone (Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’) op ca. 1134 m.

º         VEN-gebied:

          niet gelegen in een VEN-gebied, meest nabije VEN-gebied: GEN ‘De Dijlevallei’ op ca. 4000 m.

º         parkgebied cfr. gewestplan: meest nabije gebied op ca. 121 m.

º         niet gelegen in biologisch waardevol gebied.

Water:

Hemelwater:

         gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

         voor een klein deel gelegen in infiltratiegevoelig gebied.

         natuurlijke afwatering naar de Voer (cat. 2), gelegen in het deelbekken 08-05 (Voer).

Afvalwater:

         zone: gelegen in centraal gebied.

         riolering: straat voorzien van gemengde riolering.

Grondwater:

         grondwaterbeschermingszone: gelegen in type III.

         gelegen in een grondwaterstromingsgevoelig gebied deels in type 2 (matig gevoelig) en deels in type 3 (weinig gevoelig).

Geluid:

         gelegen in woongebied: richtwaarden van gebied 4° van bijlage 4.5.4. zijn van toepassing: 45 dB(A) overdag, 40 dB(A) ’s avonds en 35 dB(A) ’s nachts.

 

Aanvraag

Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.

Het betreft boringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.

Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2.

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.

De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.

Deze omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een termijn van onbepaalde duur.

De omgevingsvergunning wordt niet uitgevoerd in fases.

Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Situatieschets

Stedenbouwkundige aspecten

Op basis van de gegevens uit het dossier, betreft het een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven. Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gewestplan en het gemeentelijke RUP.

Het aanvraagdossier betreft zowel stedenbouwkundige handelingen als ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Landschappelijke inpassing

Het betreft 4 verticale boringen in het kader van de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning. De landschappelijke inpassing is bijgevolg niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Verbods- en afstandsregels

Voor de aangevraagde activiteiten/inrichtingen zijn er in Vlarem II specifieke verbods- en afstandsregels t.o.v. bepaalde zones of gebieden opgenomen, namelijk de verbodsbepalingen ten opzichte van grondwaterbeschermingszones zoals beschreven in artikel 5.55.1.1. van Vlarem II.

º         De aangevraagde activiteit/inrichting is niet gelegen in een grondwaterbeschermingszone type I of II. Er wordt dus voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

Conclusie m.b.t. de stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Het betreft een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gemeentelijke RUP.

Er is mogelijk voldoende afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, klein is.

Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.

Landschappelijke integratie is niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Er is geen groenscherm aanwezig rond de inrichting en deze afscherming is ook niet vereist.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Project-MER-screening

De conformiteit van het dossier werd reeds beoordeeld in het onderzoek volledigheid en ontvankelijkheid. Het al dan niet noodzakelijk en aanwezig zijn van een project-MER-screeningsnota werd in deze procedurestap reeds beoordeeld.

Op basis hiervan kan volgende besloten worden:

º         De project-MER-screening is noodzakelijk omwille van categorie 2c) diepteboringen van bijlage III van het MER-besluit en is toegevoegd aan het dossier.

º         Op basis van de screening kunnen volgende effecten verwacht worden op het milieu en de waardevolle natuur:

          Bodem en watersysteem: de verticale bodemwarmtewisselaar bestaat uit 1 of meerdere bodemwarmtewisselaars. De boringen worden uitgevoerd volgens de code van goede praktijk. Het boorgat wordt opgevuld met grind. Aanwezige afsluitende lagen worden afgedicht met zwelklei. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie, wordt vermeden.

Het betreft een gesloten circuit waardoor er geen effect is op het drinkwaterwingebied.

Het glycolmengsel wordt pas ingebracht nadat alle testen positief verlopen zijn. Wanneer er een lek zou optreden in het primair circuit met lekkage van het water-glycolmengsel tot gevolg, gaat de ingebouwde beveiliging van de warmtepomp de installatie onmiddellijk in storing laten gaan.

Absorptiekorrels zijn op de werf aanwezig.

Volgens het MER-besluit valt de hoofdactiviteit van de omgevingsvergunningsaanvraag onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.

Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.

Natuur

Situatieschets

Vlaanderen wil beschermde habitats en soorten in de Europese natuurgebieden in stand houden. Dat is een vereiste om de Europese natuurdoelen te halen. Bij elke vergunningsplichtige activiteit toetst men dus af of er een mogelijke impact is op de Europese natuur. Dat gebeurt in twee stappen: de voortoets (onderzoek op hoofdlijnen) en indien nodig de passende beoordeling (grondig onderzoek).

Situering van de exploitatie t.o.v. de natuur in de omgeving:

º         specifieke beschermingszones natuur namelijk Habitat- en Vogelrichtlijngebied

          niet gelegen in een beschermingszone, meest nabije zone (Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’) op ca. 1134 m.

º         VEN-gebied:

          niet gelegen in een VEN-gebied, meest nabije VEN-gebied :GEN ‘De Dijlevallei’ op ca. 4000 m.

º         parkgebied cfr. gewestplan: meest nabije gebied op ca. 121 m.

º         niet gelegen in biologisch waardevol gebied.

Voortoets:

Het online ingevulde voortoetsrapport is niet door de aanvrager bijgevoegd bij het dossier, maar werd uitgevoerd door de adviesverlener.

Uit het gegenereerd rapport door de adviesverlener blijkt dat er geen risico is op een betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats (Habitatrichtlijngebieden en voorlopige zoekzones), door direct ruimtebeslag, noch door eutrofiëring of verzuring (emissie NH3, SO2 of NOx).

Passende beoordeling:

Volgens de voortoets is een passende beoordeling niet vereist. Dergelijke passende beoordeling is ook niet bijgevoegd bij het dossier.

Conclusie m.b.t. natuur

Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, hebben deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.

Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.

Een bijkomend advies van ANB (Agentschap natuur en bos) en een bijkomende passende beoordeling (klein onderzoek inzake effecten op natuur) is dan ook niet nodig.

Water

Hemelwater

Situatieschets

De exploitatie is gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied, zodat er een risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.

De bodem in de omgeving is deels infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte een beperkte invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.

Naar aanleiding van de aanvraag (boringen) wordt geen bijkomende verharding aangelegd. Er worden wel verhardingen voorzien in het bouwproject waarvoor de warmtepomp zal gebruikt worden. Dit advies betreft enkel de effecten van de boringen.

Conclusie:

De aangevraagde inrichting heeft geen invloed op het hemelwater en er worden geen bijkomende verhardingen aangelegd in het kader van de boringen.

Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater.

Watertoets

Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.

Dit aspect is dus niet relevant bij de beoordeling van de aanvraag.

Afvalwater

Situatieschets

º         De inrichting is gelegen in centraal gebied.

º         De straat is voorzien van een riolering, met name een gemengde riolering.

º         De riolering is aangesloten op de RWZI Leuven.

Conclusie m.b.t. afvalwater

Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Grondwater

Situatieschets

De inrichting ligt in een grondwaterbeschermingszone (type III) van het waterwingebied St-Veronica. Er gelden dus specifieke beperkende maatregelen (Vlarem of grondwaterdecreet of Besluit reglementering handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones (Besl. Vl. Executieve van 27 maart 1985)).

De inrichting is gelegen in de grondwaterstromingsgevoelige gebieden type 2 en 3. Er is geen tot matig risico dat bepaalde activiteiten invloed kunnen hebben op de grondwaterstroming.

Waterwinning

Er is geen grondwaterwinning aanwezig en er is ook geen gepland. Dit onderdeel is dus niet van toepassing.

Activiteiten, potentieel risicovol met betrekking tot het grondwater en de bodem

Voor deze aspecten wordt verwezen naar punt 2.8. (bodem)

Conclusie m.b.t. grondwater

De inrichting is gelegen in een grondwaterbeschermingszone of waterwingebied, hierdoor gelden met betrekking tot deze aanvraag specifieke beperkende maatregelen.

Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:

º         Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.

º         De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.

Vermits de inrichting deels in een infiltratiegevoelig gebied is gelegen, is er een beperkt risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.

Vermits er naar aanleiding van de aanvraag geen wijziging of een uitbreiding van verharding zal worden gerealiseerd door de boringen zullen de mogelijkheden tot hemelwaterinfiltratie niet veranderen, maar in het kader van de nieuwbouw zijn er wel bijkomende verhardingen. Deze maakt geen deel uit van deze aanvraag.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Afvalstoffen

Situatieschets

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, opgeslagen of verwerkt in het kader van de boringen. De uitgeboorde zandfracties worden deels terug hergebruikt in de aanmaak van de grout om het boorgat weer aan te vullen. De restfracties (o.a. klei) kunnen eventueel op de werf worden hergebruikt als aanvulgrond of afgevoerd worden als minderwaardige aanvulgrond.

Dit onderdeel is dus niet van toepassing.

Conclusie m.b.t. afvalstoffen

Er wordt geen afval van derden opgeslagen.

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Emissies

Situatieschets

Volgende aangevraagde inrichtingen/activiteiten veroorzaken mogelijk hinder door emissies (bv. geur, stofemissie, rookgassen, solventen, uitlaatgassen, …):

º         Uitlaatgassen van werfverkeer.

Beheersing niet-geleide stofemissies

De Vlaamse regering legt in een besluit van 18 januari 2013 maatregelen op om het verstuiven van fijnstofdeeltjes bij de opslag en overslag van droge bulkgoederen te beperken.

Algemeen dienen bedrijven maatregelen te nemen om de stofemissies die afkomstig zijn van de opslag van stuivende stoffen en die afkomstig zijn van de installaties waar stuivende stoffen getransporteerd of behandeld worden, zo laag mogelijk te houden. Er zijn 3 categorieën gevormd met betrekking tot de stuifgevoeligheid.

In de inrichting worden er geen stoffen in bulk opgeslagen en getransporteerd die aanleiding geven tot niet-geleide stofemissie.

Conclusie m.b.t. emissies

Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Geluid en trillingen

Situatieschets

In punt 1.1. van dit advies is de ruimtelijke situatie inzake geluid reeds toegelicht.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt mogelijk hinder door lawaai:

º         Geluid en trillingen tijdens het boren

º         Werfverkeer

º         Warmtepomp

De mogelijke geluidsoverlast is slechts beperkt in tijd.

Beschrijving:

Er zijn geen stiltebehoevende inrichtingen aanwezig binnen een straal van 200 m van de inrichting.

Tot op heden zijn er geen klachten van geluidshinder gekend.

Conclusie m.b.t. geluid

Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter enkele dagen in beslag neemt.

Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Bodem – en grondwaterverontreiniging

Situatieschets

Risicovolle activiteiten met betrekking tot het bodem/grondwater

De warmtepomp onttrekt haar energie uit de bodem. Het is een volledig gesloten systeem. Er wordt geen grondwater verpompt. In de bodem worden 4 verticale boringen uitgevoerd van 50 m diepte. In deze boringen is telkens een dubbele HDPE U-lus aangebracht. De leidingsdiameter van deze HDPE leidingen bedraagt 32 mm. De U-verbindingen worden gelast en afgetest. De annulaire ruimte van het boorgat is verder aangevuld met een geo-grout. Dit ondoorlatend mengsel wordt van beneden naar boven in het boorgat gepompt zodat de verschillende watervoerende lagen gescheiden blijven. De verschillende boringen worden met mekaar verbonden met HDPE leidingen volgens het Tichelmansysteem. Deze verbindingsleidingen liggen op ca. 80 cm diepte. De verbindingen worden gelast. Nadat alle verbindingen zijn gemaakt wordt het complete leidingsnet gespoeld en terug nagekeken op eventuele lekkages. Vermits de temperatuur in het systeem mogelijk onder het nulpunt komt, wordt het leidingsnet gevuld met monopropyleenglycol (30 % en 70 % water).

Vlarebo-plichtige activiteiten

Volgens kolom 8 van de indelingslijst in bijlage 1 van Vlarem II is geen enkele aangevraagde of vergunde inrichting/activiteit een risico-activiteit wat bodem betreft. Hierdoor dient geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Conclusie m.b.t. bodem

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet valt onder een Vlarebo-categorie, moet er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Energie

Bedrijven met belangrijk energieverbruik dienen specifieke voorwaarden na te leven (Vlarem II hfdst. 4.9.)

Situatieschets

Omwille van de aard en de omvang van het energieverbruik voor betreffende inrichting is er geen energieplan verplicht.

Het betreft immers:

º         geen inrichting met een totaal energiegebruik >0,5 PetaJoule/jaar;

º         geen inrichting die als BKG-inrichting is ingedeeld m.b.t. de CO2-emissies en die enkel verbrandingsinstallaties omvat voor ruimteverwarming met geaggregeerd thermisch ingangsvermogen >20 MW;

º         geen inrichting die als BKG-inrichting zijn ingedeeld m.b.t. de CO2-emissies en die behoort tot de aardgastransportsector.

De aanvraag betreft het plaatsen van boringen voor een warmtepomp voor een eengezinswoning. Dit is echter een voorbeeld van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot tegenover klassieke verwarmingssystemen.

Conclusie m.b.t. energie

Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.

Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Mobiliteit

Situatieschets

De exploitatie is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef. De bijdrage van het werfverkeer in functie van de boringen is echter maar tijdelijk van aard, waardoor de hinder minimaal is.

Conclusie m.b.t. mobiliteit

Het bedrijf is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef.

Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Veiligheid

Situatieschets

Veiligheidsrisico’s:

º         het hanteren van de boormachines waarmee de boringen worden uitgevoerd.

Voorzorgsmaatregelen:

º         er is een specifiek veiligheids- en preventieplan aanwezig.

º         er is een aparte veiligheidshandleiding bij elke boormachine.

º         interne opleiding arbeiders om te werken volgens de aanwezige plannen en handleidingen.

De exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om de veiligheid op de werf te garanderen.

Naar aanleiding van de omgevingsvergunningsaanvraag wordt geen noemenswaardige wijziging van de risicotoestand verwacht.

Conclusie m.b.t. veiligheid

Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Gezondheid

Er zijn geen gezondheidsrisico’s.

Stralingen

Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.

Best Beschikbare Technieken (BBT)

Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.

Vergunningstermijn

Bijstellen van milieuvoorwaarden

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Vergunningstermijn

De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.

 

Juridische gronden

         Koninklijk besluit van 28 december 1972

Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

         Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven

Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.

         Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).

         Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem 2).

De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem 2 zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.

         De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen

Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.

         Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.

De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.

         Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

         Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.

         Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009

º         Artikel 1.1.4.

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

         De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.

         Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

º         artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen

º         Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

         De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014

De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst

         Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.

         Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.

 

Adviezen

         Openbaar onderzoek

De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.

         Interne adviezen

Op 25 november 2020 heeft de dienst burgerzaken een huisnummer toegekend.

 

Argumentatie

 

Stedenbouwkundig luik

 

Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.

 

Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening

De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :

1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:

a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;

b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:

1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;

3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.

De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in de verkavelingsvergunning en in het bijzonder met de bepalingen van de laatste wijziging voor dit perceel. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de verkavelingsvoorschriften.

 

Conclusie

Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.

 

Milieu-impact van de gevraagde inrichting/activiteiten

 

Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Het betreft een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gemeentelijke RUP.

Er is mogelijk voldoende afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, klein is.

Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.

Landschappelijke integratie is niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Er is geen groenscherm aanwezig rond de inrichting en deze afscherming is ook niet vereist.

Project-MER-screening

Volgens het MER-besluit valt de hoofdactiviteit van de omgevingsvergunningsaanvraag onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.

Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.

Natuur

Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichtingen/activiteiten, voorwerp van deze aanvraag, hebben deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.

Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.

Een bijkomend advies van ANB (Agentschap voor Natuur en Bos) en een bijkomende passende beoordeling (klein onderzoek inzake effecten op natuur) is dan ook niet nodig.

Hemelwater/watertoets

De aangevraagde inrichting heeft geen invloed op het hemelwater en er worden geen bijkomende verhardingen aangelegd in het kader van de boringen.

Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater.

Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.

Afvalwater

Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.

Grondwater

De inrichting is gelegen in een grondwaterbeschermingszone of waterwingebied; hierdoor gelden met betrekking tot deze aanvraag specifieke beperkende maatregelen.

Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:

         Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.

         De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.

Vermits de inrichting deels gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.

Vermits er naar aanleiding van de aanvraag geen wijziging of een uitbreiding van verharding zal worden gerealiseerd door de boringen zullen de mogelijkheden tot hemelwaterinfiltratie niet veranderen, maar in het kader van de nieuwbouw zijn er wel bijkomende verhardingen. Deze maakt geen deel uit van deze aanvraag.

Afval

Er wordt geen afval van derden opgeslagen.

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.

Emissies

Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

Geluid en trillingen

Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter enkele dagen in beslag neemt.

Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.

Bodem

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet valt onder een Vlarebo-categorie, moet er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Energie

Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.

Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.

Mobiliteit

Het bedrijf is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef .

Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.

Veiligheid

Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.

Gezondheid

Er zijn geen gezondheidsrisico’s.

Stralingen

Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.

Best Beschikbare Technieken (BBT)

Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.

Bijstellen van milieuvoorwaarden

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Gewenste vergunningstermijn

De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.

 

Conclusie

Op basis van bovenvermelde motivatie kan de vergunningsaanvraag als gunstig worden geadviseerd.

 

Advies en voorwaarden

De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:

         Stedenbouwkundig luik

º         de verkrijger van de huidige vergunning moet over de volledige lengte van het perceel dat grenst aan de openbare weg een voetpad aanleggen met een breedte van minimum 1 m.

º         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

         Milieuluik

º         De vergunning wordt afgeleverd voor onbepaalde duur

º         De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM moeten nageleefd worden:

          hoofdstuk 4.1Algemene milieuvoorwaarden - algemeen

          hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater

          hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging

          hoofdstukken 4.4 Algemene milieuvoorwaarden - lucht

          hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6                            Algemene milieuvoorwaarden - geluid

          hoofdstuk 4.6.Algemene milieuvoorwaarden - licht

          hoofdstuk 4.7.Algemene milieuvoorwaarden – beheersing van asbest

          hoofdstuk 4.9. met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – energieplanning en energieaudits

          hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen

          Hoofdstuk 5.16Sectorale milieuvoorwaarden – Behandelen van gassen.

          Hoofdstuk 5.55Sectorale milieuvoorwaarden – Boringen.

De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:

https://navigator.emis.vito.be/.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

 

Artikel 2:

Het college levert een vergunning af aan KWADRAAT voor het bouwen van een woning in 3061 Leefdaal, Eikendreef 1, sectie B nr 276k2.

Deze aanvraag omvat:

º         stedenbouwkundige handelingen

          het bouwen van een eengezinswoning

º         de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten (Vlarem)

          Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen van 50 m diepte elk.

De volgende voorwaarden moeten strikt nageleefd worden:

         Stedenbouwkundig luik

º         de verkrijger van de huidige vergunning moet over de volledige lengte van het perceel dat grenst aan de openbare weg een voetpad aanleggen met een breedte van minimum 1 m.

º         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

         Milieuluik

º         De vergunning wordt afgeleverd voor onbepaalde duur

º         De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM moeten nageleefd worden:

          hoofdstuk 4.1Algemene milieuvoorwaarden - algemeen

          hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater

          hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging

          hoofdstukken 4.4 Algemene milieuvoorwaarden - lucht

          hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6                            Algemene milieuvoorwaarden - geluid

          hoofdstuk 4.6.Algemene milieuvoorwaarden - licht

          hoofdstuk 4.7.Algemene milieuvoorwaarden – beheersing van asbest

          hoofdstuk 4.9. met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – energieplanning en energieaudits

          hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen

          Hoofdstuk 5.16Sectorale milieuvoorwaarden – Behandelen van gassen.

          Hoofdstuk 5.55Sectorale milieuvoorwaarden – Boringen.

De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:

https://navigator.emis.vito.be/.

 

Artikel 3:

Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstanties.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OMGEVINGSVERGUNNING BOSSTRAAT 128. AANVRAAG ERIK VANDE CASTEELE VOOR DE AFBRAAK EN HERBOUW VAN EEN STALLING IN 3060 BERTEM, BOSSTRAAT 128, SECTIE A NR 302D, 305N2, 305D2, 304A, 303, 302C, 307D, 307E, 304B.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 

Voorgeschiedenis

         Op 28 november 2020 heeft Erik Vande Casteele een aanvraag ingediend voor de afbraak en herbouw van een stalling in 3060 Bertem, Bosstraat 128, sectie A nr 302d, 305n2, 305d2, 304a, 303, 302c, 307d, 307e, 304b.

         Op 9 december 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Feiten en context

         Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.

         De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin; behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven; gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft; de afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven (artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

De landschappelijk waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen (artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

         De bouwplaats is gelegen langsheen de Bosstraat.

De Bosstraat vormt de verbinding tussen de Tervuursesteenweg en de noordelijk gelegen aangrenzende gemeente Herent. De bebouwing wordt gekenmerkt door woningen in open verband in verschillende verschijningsvormen en sluit aan op de bebouwing van de noordelijke rand van Bertem.

De omgeving wordt verder gekenmerkt door een open agrarisch gebied afgewisseld met zones met significante natuurwaarden.

De weide sluit aan op het bouwperceel van de aanvrager en is uitgerust met een stal/schuilhok in zeer slechte staat.

Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.

         Het voorstel omvat het slopen en bouwen van een stalling.

De bestaande stalling die heel bouwvallig is en op zeer grote afstand van de woning van de aanvrager is ingeplant, zal gesloopt worden.

De weide heeft een kadastrale oppervlakte van 97,12 are.

De nieuwe stal van 10,80 m op 6,30 m wordt ingeplant binnen de straal van 50 m van de woning van de aanvrager en wordt geclusterd met de bijgebouwen van de buren. De afstand tot de percelen van de buren bedraagt 2 m.

De hoogte bedraagt 2,40 m onder plat dak.

De stal heeft een totale oppervlakte van 68,04 m² en is opgedeeld in een stal/schuilhokgedeelte van ongeveer 44,92 m² en een berging van 23,12 m².

De nieuwe stalling wordt opgetrokken d.m.v. een palenstructuur die rondom afgewerkt wordt met houten planchetten in een naturelle kleur. De binnenkant wordt voorzien van 1,5m hoge betonplex panelen ter bescherming van de stalling en de paarden. In de zijgevel komt een schuifdeur die de toegang is naar de opslagplaats voor werkmateriaal en voeders voor paarden.

         Watertoets

Gunstig wateradvies van 4 januari 2021 van de provinciale dienst waterlopen.

"Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:

De bestaande stalling wordt afgebroken. De nieuwe stalling (73,45 m²) komt op een andere locatie, dichter bij de woning.

Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.

Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de waterloop van tweede categorie B2140 De Redelle. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag deels gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Deze zone ligt achteraan de tuin en heeft geen invloed op het voorwerp van de aanvraag.

Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden.

De aanvrager voorziet in volgende maatregelen:

Er wordt een hemelwaterput geplaatst van 7.500 liter met overloop naar de weide. Het hemelwater zal gebruikt worden als drinkwater voor de paarden en voor onderhoud stalling en materiaal.

Het voorwerp van de aanvraag kan bijgevolg als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.

Het voorwerp van de aanvraag is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

Hemelwaterverordeningen

º         Niet-verontreinigd hemelwater van de eventuele vertraagde afvoer of de overloop van hemelwatervoorzieningen wordt aangesloten op de waterloop onder de voorwaarden vermeld in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013).

º         Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen."

 

Juridische gronden

         Koninklijk besluit van 28 december 1972

Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

         Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven

Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.

         De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen

Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.

         Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.

De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.

         Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

         Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009

º         Artikel 1.1.4.

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

º         Artikel 4.4.8/2.

§ 1. In gebieden met een gebiedsaanduiding die tot de categorie `landbouw' behoren, kan, voor zover er geen bestaande stallingsmogelijkheden zijn, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen worden afgegeven voor het oprichten van één stal voor weidedieren die geen betrekking heeft op een effectief beroepslandbouwbedrijf, als voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:

1° de stal wordt volledig opgericht binnen een straal van vijftig meter van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte residentiële woning of bedrijfswoning;

2° de stal heeft een maximale kroonlijsthoogte van 3,5 meter;

3° de stal heeft een maximale vloeroppervlakte van 120 vierkante meter per hectare graasland, met een absoluut maximum van 200 vierkante meter.

Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpasbaarheid in het gebied.

Gebieden met bestemmingsvoorschriften van een plan van aanleg die overeenkomstig artikel 7.4.13 werden geconcordeerd naar de categorie met de gebiedsaanduiding `landbouw' worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met gebieden met een gebiedsaanduiding die behoren tot de categorie `landbouw'.

De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt niet in de volgende gebieden:

1° ruimtelijk kwetsbaar gebied;

2° gebieden aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen als:

a) bouwvrij agrarisch gebied;

b) agrarisch gebied met overdruk natuurverweving.

§ 2. De omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het oprichten van een stal voor weidedieren, verleend met toepassing van paragraaf 1, vervalt van rechtswege naast de gevallen, vermeld in artikel 99 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft.

Na het verval van de vergunning, vermeld in het eerste lid, moet de stal voor weidedieren binnen zes maanden worden afgebroken.

§ 3. De Vlaamse Regering kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van dit artikel, onder meer inzake de berekening en de vaststelling van de termijn van vijf opeenvolgende jaren opgenomen in paragraaf twee, eerste lid.

         De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.

De aanvraag voldoet aan de bepalingen van deze verordening.

         Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

º         artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen

º         Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

         De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014

De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst

         Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.

 

Adviezen

         Openbaar onderzoek

De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.

         Externe adviezen

///

 

Argumentatie

Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.

 

Functionele inpasbaarheid

Het project voldoet aan de afwijkingsmogelijkheid zoals voorzien in artikel 4.4.8/2. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening:

         het bestaande gebouw is zeer bouwvallig en verder ingeplant van de woning van de aanvrager

         de stal wordt ingeplant in agrarisch gebied

         de stal wordt binnen een straal van 50 m vanaf de woning opgericht

         de stal heeft een hoogte van 2,40 m (max. 3,50 m)

         de stal heeft een oppervlakte van 68,04 m² voor een weideoppervlakte van ongeveer 1 ha (max 120 m²).

Mobiliteitsimpact

De voorgestelde werken hebben geen impact op de mobiliteit in de omgeving.

Schaal

De schaal van het gebouw is vergelijkbaar met de schaal van de gebouwen in de omgeving of is duidelijk bescheidener.

Ruimtegebruik en bouwdichtheid

De verhouding tussen het stalgedeelte en de berging binnen het gebouw is verantwoord.

Visueel-vormelijke elementen

Door het slopen van de bestaande gebouwen wordt de weide gesaneerd wat een positieve impact heeft op de bebouwde en niet-bebouwde omgeving.

Door de omvang, het materiaalgebruik en de voorgestelde clustering met aangrenzende gebouwen zal dit gebouw inpassen in de omgeving.

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing op de aanvraag.

Reliëf

Niet van toepassing op de aanvraag.

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

Niet van toepassing op de aanvraag.

 

Conclusie

Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.

 

Advies en voorwaarden

De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

 

Artikel 2:

Het college levert een vergunning af aan Erik Vande Casteele voor de afbraak en herbouw van een stalling in 3060 Bertem, Bosstraat 128, sectie A nr 302d, 305n2, 305d2, 304a, 303, 302c, 307d, 307e, 304b onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

 

Artikel 3:

Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstantie.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OMGEVINGSVERGUNNING HERTOG VAN BRABANTSTRAAT 5. AANVRAAG OZLEM CANGAR EN JORIS SOUFFREAU VOOR HET UITBREIDEN VAN EEN WONING IN 3060 BERTEM, HERTOG VAN BRABANTSTRAAT 5, SECTIE A NR 549Y.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 

Voorgeschiedenis

         Op 6 december 2020 hebben Ozlem Cangar en Joris Souffreau een aanvraag ingediend voor het uitbreiden van een woning in 3060 Bertem, Hertog van Brabantstraat 5, sectie A nr 549y.

         Op 9 december 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Feiten en context

         Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.

         De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woonuitbreidingsgebied.

De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

Het gebied is geordend. De bestemming van het perceel kan zodoende gelijkgesteld worden met woongebied.

         De bouwplaats is gelegen langsheen de Hertog van Brabantstraat.

De woning is gelegen ten noordoosten van het centrum van Bertem in een geordend binnengebied dat in het noorden aansluit op de Oude Baan. De omgeving wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande en halfopen woningen. De woningen in de omgeving zijn opgericht in verschillende stijlen en zijn afgewerkt in verschillende materialen.

De patiowoningen waar de huidige woning deel van uitmaakt, werden gerealiseerd door Interleuven.

Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.

         Het voorstel omvat het uitbreiden van de woning.

De verbouwing betreft het optoppen van de halfopen bebouwing met een extra verdieping op het hogere noordelijke gedeelte van de woning.

De aanliggende buren gaan dezelfde uitbreiding doorvoeren.

Om de bovenbouw af te werken, wordt hetzelfde gevelmateriaal gebruikt als de eerste verdieping. De grijze kunstof gevelpanelen worden in stroken aangebracht zodat het geheel een uniform geheel vormt.

         Watertoets

Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

         Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen

Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het collectief geoptimaliseerde buitengebied.

 

Juridische gronden

         Koninklijk besluit van 28 december 1972

Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

         Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven

Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.

         De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen

Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.

         Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.

De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.

         Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

         Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009

º         Artikel 1.1.4.

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

         De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.

Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.

         Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

º         artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen

º         Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

         De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014

De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst

         Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.

         Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.

 

Adviezen

         Openbaar onderzoek

De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.

De aanpalende eigenaars werden verzocht hun standpunt mee te delen. Zij hebben geen opmerkingen geuit tegen het ontwerp.

         Externe adviezen

///

 

Argumentatie

Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag is conform de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.

De functie eengezinswoning wordt behouden. De omgeving van de woning wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van eengezinswoningen. Deze functie past dus binnen deze omgeving.

Mobiliteitsimpact

Er is geen impact op de mobiliteit in de omgeving. Er zijn voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor fietsen aanwezig op het perceel.

Schaal

Het terugspringend nieuwe dakvolume overstijgt de schaal van de woningen in de omgeving, bestaande uit twee bouwlagen en hellend dak, niet.

Ruimtegebruik en bouwdichtheid

Het project heeft een positieve impact op het ruimtegebruik op het perceel.

Visueel-vormelijke elementen

Door de uniforme afwerking van het bestaande en nieuwe gedeelte en de hedendaagse vormgeving zal de woning passen in het heterogene straatbeeld.

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing op de aanvraag.

Reliëf

Niet van toepassing op de aanvraag.

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

Niet van toepassing op de aanvraag.

 

Conclusie

Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.

 

Advies en voorwaarden

De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

 

Artikel 2:

Het college levert een vergunning af aan Ozlem Cangar en Joris Souffreau voor het uitbreiden van een woning in 3060 Bertem, Hertog van Brabantstraat 5, sectie A nr 549y onder volgende voorwaarden:

         De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.

 

Artikel 3:

Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OMGEVINGSVERGUNNING EIKENDREEF 1A. AANVRAAG KWADRAAT VOOR HET BOUWEN VAN EEN WONING IN 3061 LEEFDAAL, EIKENDREEF 1A, SECTIE B NR 276K2.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 

Voorgeschiedenis

         Op 17 november 2020 heeft KWADRAAT een aanvraag ingediend voor het bouwen van een woning in 3061 Leefdaal, Eikendreef 1A, sectie B nr 276k2.

Deze aanvraag omvat:

º         stedenbouwkundige handelingen

          het bouwen van een eengezinswoning

º         de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten (Vlarem)

          Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen van 50 m diepte elk.

         Op 9 december 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Feiten en context

Het project omvat zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten en deze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Stedenbouwkundige aspecten

         Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.

         Het perceel is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 30 oktober 1974 nr. T874-2-L.068.

Deze verkaveling werd gewijzigd op 29 mei 1973, 15 juli 1975, 4 december 1984, 27 mei 1986, 27 januari 2014 en 10 februari 2014 en 22 juni 2020.

Het betreft loten 23-24/1 van deze verkaveling met eengezinswoning als algemene bestemming.

         Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

         De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

         Het project is gelegen langsheen de Eikendreef.

Deze verkaveling werd begin jaren zeventig gerealiseerd ten noorden van het centrum van Leefdaal tussen de Dorpstraat en de Voer enerzijds en de Tervuursesteenweg anderzijds. Door de ligging op de noordelijke valleirand van de Voer wordt deze verkaveling gekenmerkt door grote niveauverschillen van zuid naar noord. De bebouwing is overwegend vrijstaand, met een zuiver residentieel karakter en met een zeer grote verscheidenheid in bouwstijlen.

Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.

         Het voorstel omvat het bouwen van een eengezinswoning.

De bouwlijn van de woning ligt op min 4,96 m uit de rooilijn en min 9,99 m uit de as van de voorliggende weg, zoals voorgesteld op het verkavelingsplan.

Alle gebouwde delen van de woning bevinden zich minimaal op 3,00 m van de zijdelingse perceelgrenzen. In de rechter bouwvrije strook in de gearceerde zone wordt een carport met een open structuur (palen + dak) en een kroonlijsthoogte van 3,04 m opgericht.

De bouwdiepte van woning bedraagt op het gelijkvloers 15,00 m (max. 15,00 m) en op de verdieping 12,00 m (max. 12,00 m).

De kroonlijsthoogte ter hoogte van de bouwlijn bedraagt 5,80 m in het midden van het perceel t.o.v. het normaal grondpeil (max. 6,00 m). De dakhelling is 40°.

In de achteruitbouwstrook worden strikt noodzakelijke toegangen tot de woning (oprit en pad naar de voordeur) voorzien. Er zijn 2 autostaanplaatsen voorzien en 3 fietsenstallingen. Het overige deel van deze zone wordt met duurzame levend groene aanplant ingeplant - 70,34% (min. 50%).

Het ontwerp is aangepast aan het terrein, rekening houdend met het niveauverschil. Het verschil tussen de straat en de tuin wordt opgevangen door interne niveauverschillen. Het bestaand reliëf wordt praktisch niet gewijzigd; het wordt aangepast in functie van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de woning.

         Watertoets

Voorwaardelijk gunstig wateradvies van 4 januari 2021 van de provinciale dienst  waterlopen.

"Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:

- Het bouwen van een eengezinswoning in open verband

- Aanleg noodzakelijke toegangen: oprit en pad naar de voordeur

- 2 autostaanplaatsen en 3 fietsenstallingen

Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.

Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de waterloop van tweede categorie B2022 Voer. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag deels gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het risico op overstroming is afkomstig van oppervlakkig afstromend hemelwater.

Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden.

De aanvrager voorziet in volgende maatregelen:

Er worden 2 hemelwaterputten van 5.000 liter geplaatst en een infiltratievoorziening van 2000 liter (min 1661 liter).

Het voorwerp van de aanvraag kan bijgevolg als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.

Het voorwerp van de aanvraag is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

Hemelwaterverordeningen

º         Niet-verontreinigd hemelwater van de eventuele vertraagde afvoer of de overloop van hemelwatervoorzieningen wordt aangesloten op de waterloop onder de voorwaarden vermeld in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013).

º         Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen."

         Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen

Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in een centraal gebied.

Aspecten inzake milieu

Omgeving en aanvraag

Omgeving

Bestemming:

         gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

         gelegen in RUP of BPA, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

Afstand t.o.v. mogelijk gehinderden:

         dichtstbijzijnde woningen in woongebied: aangrenzend

         dichtstbijzijnde woningen in andere gebieden: op ca. 330 m (gelegen in parkgebied).

Natuur:

º         specifieke beschermingszones natuur namelijk Habitat- en Vogelrichtlijngebied

          niet gelegen in een beschermingszone, meest nabije zone (Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’) op ca. 1134 m.

º         VEN-gebied:

          niet gelegen in een VEN-gebied, meest nabije VEN-gebied: GEN ‘De Dijlevallei’ op ca. 4000 m.

º         parkgebied cfr. gewestplan: meest nabije gebied op ca. 121 m.

º         niet gelegen in biologisch waardevol gebied.

Water:

Hemelwater:

         gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

         voor een klein deel gelegen in infiltratiegevoelig gebied.

         natuurlijke afwatering naar de Voer (cat. 2), gelegen in het deelbekken 08-05 (Voer).

Afvalwater:

         zone: gelegen in centraal gebied.

         riolering: straat voorzien van gemengde riolering.

Grondwater:

         grondwaterbeschermingszone: gelegen in type III.

         gelegen in een grondwaterstromingsgevoelig gebied deels in type 2 (matig gevoelig) en deels in type 3 (weinig gevoelig).

Geluid:

         gelegen in woongebied: richtwaarden van gebied 4° van bijlage 4.5.4. zijn van toepassing: 45 dB(A) overdag, 40 dB(A) ’s avonds en 35 dB(A) ’s nachts.

 

Aanvraag

Het betreft een nieuwe inrichting waardoor de afstands- en verbodsbepalingen wel van toepassing zijn.

Het betreft boringen voor de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning.

Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit van klasse 2.

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Deze aanvraag heeft betrekking op noch een Vlaams project, noch een provinciaal project, noch een onderdeel ervan.

De bevoegde overheid voor de behandeling van de aanvraag is het college van burgemeester en schepenen.

Deze omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een termijn van onbepaalde duur.

De omgevingsvergunning wordt niet uitgevoerd in fases.

Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Situatieschets

Stedenbouwkundige aspecten

Op basis van de gegevens uit het dossier, betreft het een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven. Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gewestplan en het gemeentelijke RUP.

Het aanvraagdossier betreft zowel stedenbouwkundige handelingen als ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Landschappelijke inpassing

Het betreft 4 verticale boringen in het kader van de installatie van een warmtepomp voor een eengezinswoning. De landschappelijke inpassing is bijgevolg niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Verbods- en afstandsregels

Voor de aangevraagde activiteiten/inrichtingen zijn er in Vlarem II specifieke verbods- en afstandsregels t.o.v. bepaalde zones of gebieden opgenomen, namelijk de verbodsbepalingen ten opzichte van grondwaterbeschermingszones zoals beschreven in artikel 5.55.1.1. van Vlarem II.

º         De aangevraagde activiteit/inrichting is niet gelegen in een grondwaterbeschermingszone type I of II. Er wordt dus voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

Conclusie m.b.t. de stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Het betreft een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gemeentelijke RUP.

Er is mogelijk voldoende afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, klein is.

Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.

Landschappelijke integratie is niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Er is geen groenscherm aanwezig rond de inrichting en deze afscherming is ook niet vereist.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Project-MER-screening

De conformiteit van het dossier werd reeds beoordeeld in het onderzoek volledigheid en ontvankelijkheid. Het al dan niet noodzakelijk en aanwezig zijn van een project-MER-screeningsnota werd in deze procedurestap reeds beoordeeld.

Op basis hiervan kan volgende besloten worden:

º         De project-MER-screening is noodzakelijk omwille van categorie 2c) diepteboringen van bijlage III van het MER-besluit en is toegevoegd aan het dossier.

º         Op basis van de screening kunnen volgende effecten verwacht worden op het milieu en de waardevolle natuur:

          Bodem en watersysteem: de verticale bodemwarmtewisselaar bestaat uit 1 of meerdere bodemwarmtewisselaars. De boringen worden uitgevoerd volgens de code van goede praktijk. Het boorgat wordt opgevuld met grind. Aanwezige afsluitende lagen worden afgedicht met zwelklei. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie, wordt vermeden.

Het betreft een gesloten circuit waardoor er geen effect is op het drinkwaterwingebied.

Het glycolmengsel wordt pas ingebracht nadat alle testen positief verlopen zijn. Wanneer er een lek zou optreden in het primair circuit met lekkage van het water-glycolmengsel tot gevolg, gaat de ingebouwde beveiliging van de warmtepomp de installatie onmiddellijk in storing laten gaan.

Absorptiekorrels zijn op de werf aanwezig.

Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.

Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.

Natuur

Situatieschets

Vlaanderen wil beschermde habitats en soorten in de Europese natuurgebieden in standhouden. Dat is een vereiste om de Europese natuurdoelen te halen. Bij elke vergunningsplichtige activiteit toetst men dus af of er een mogelijke impact is op de Europese natuur. Dat gebeurt in twee stappen: de voortoets (onderzoek op hoofdlijnen) en indien nodig de passende beoordeling (grondig onderzoek).

Situering van de exploitatie t.o.v. de natuur in de omgeving:

º         specifieke beschermingszones natuur namelijk Habitat- en Vogelrichtlijngebied

          niet gelegen in een beschermingszone, meest nabije zone (Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’) op ca. 1134 m.

º         VEN-gebied:

          niet gelegen in een VEN-gebied, meest nabije VEN-gebied :GEN ‘De Dijlevallei’ op ca. 4000 m.

º         parkgebied cfr. gewestplan: meest nabije gebied op ca. 121 m.

º         niet gelegen in biologisch waardevol gebied.

Voortoets:

Het online ingevulde voortoetsrapport is niet door de aanvrager bijgevoegd bij het dossier, maar werd uitgevoerd door de adviesverlener.

Uit het gegenereerd rapport door de adviesverlener blijkt dat er geen risico is op een betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats (Habitatrichtlijngebieden en voorlopige zoekzones), door direct ruimtebeslag, noch door eutrofiëring of verzuring (emissie NH3, SO2 of NOx).

Passende beoordeling:

Volgens de voortoets is een passende beoordeling niet vereist. Dergelijke passende beoordeling is ook niet bijgevoegd bij het dossier.

 

Conclusie m.b.t. natuur

Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichting/activiteit, voorwerp van deze aanvraag, hebben deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.

Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.

Een bijkomend advies van ANB (Agentschap voor Natuur en Bos) en een bijkomende passende beoordeling (klein onderzoek inzake effecten op natuur) is dan ook niet nodig.

Water

Hemelwater

Situatieschets

De exploitatie is gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied, zodat er een risico is tot beïnvloeding van het overstromingsregime in de omgeving.

De bodem in de omgeving is deels infiltratiegevoelig, zodat wijziging van verharde oppervlakte een beperkte invloed op de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater kan hebben.

Naar aanleiding van de aanvraag (boringen) wordt geen bijkomende verharding aangelegd. Er worden wel verhardingen voorzien in het bouwproject waarvoor de warmtepomp zal gebruikt worden. Dit advies betreft enkel de effecten van de boringen.

Conclusie:

De aangevraagde inrichting heeft geen invloed op het hemelwater en er worden geen bijkomende verhardingen aangelegd in het kader van de boringen.

Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater.

Watertoets

Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.

Dit aspect is dus niet relevant bij de beoordeling van de aanvraag.

Afvalwater

Situatieschets

º         De inrichting is gelegen in centraal gebied.

º         De straat is voorzien van een riolering, met name een gemengde riolering.

º         De riolering is aangesloten op de RWZI Leuven.

Conclusie m.b.t. afvalwater

Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Grondwater

Situatieschets

De inrichting ligt in een grondwaterbeschermingszone (type III) van het waterwingebied St-Veronica. Er gelden dus specifieke beperkende maatregelen (Vlarem of grondwaterdecreet of Besluit reglementering handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones (Besl. Vl. Executieve van 27 maart 1985)).

De inrichting is gelegen in de grondwaterstromingsgevoelige gebieden type 2 en 3. Er is geen tot matig risico dat bepaalde activiteiten invloed kunnen hebben op de grondwaterstroming.

Waterwinning

Er is geen grondwaterwinning aanwezig en er is ook geen gepland. Dit onderdeel is dus niet van toepassing.

Activiteiten, potentieel risicovol met betrekking tot het grondwater en de bodem

Voor deze aspecten wordt verwezen naar punt 2.8. (bodem)

Conclusie m.b.t. grondwater

De inrichting is gelegen in een grondwaterbeschermingszone of waterwingebied, hierdoor gelden met betrekking tot deze aanvraag specifieke beperkende maatregelen.

Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:

º         Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.

º         De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.

Vermits de inrichting deels in een infiltratiegevoelig gebied is gelegen, is er een beperkt risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.

Vermits er naar aanleiding van de aanvraag geen wijziging of een uitbreiding van verharding zal worden gerealiseerd door de boringen zullen de mogelijkheden tot hemelwaterinfiltratie niet veranderen, maar in het kader van de nieuwbouw zijn er wel bijkomende verhardingen. Deze maakt geen deel uit van deze aanvraag.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Afvalstoffen

Situatieschets

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, opgeslagen of verwerkt in het kader van de boringen. De uitgeboorde zandfracties worden deels terug hergebruikt in de aanmaak van de grout om het boorgat weer aan te vullen. De restfracties (o.a. klei) kunnen eventueel op de werf worden hergebruikt als aanvulgrond of afgevoerd worden als minderwaardige aanvulgrond.

Dit onderdeel is dus niet van toepassing.

Conclusie m.b.t. afvalstoffen

Er wordt geen afval van derden opgeslagen.

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Emissies

Situatieschets

Volgende aangevraagde inrichtingen/activiteiten veroorzaken mogelijk hinder door emissies (bv. geur, stofemissie, rookgassen, solventen, uitlaatgassen, …):

º         Uitlaatgassen van werfverkeer.

Beheersing niet-geleide stofemissies

De Vlaamse Regering legt in een besluit van 18 januari 2013 maatregelen op om het verstuiven van fijnstofdeeltjes bij de opslag en overslag van droge bulkgoederen te beperken.

Algemeen dienen bedrijven maatregelen te nemen om de stofemissies die afkomstig zijn van de opslag van stuivende stoffen en die afkomstig zijn van de installaties waar stuivende stoffen getransporteerd of behandeld worden, zo laag mogelijk te houden. Er zijn 3 categorieën gevormd met betrekking tot de stuifgevoeligheid.

In de inrichting worden er geen stoffen in bulk opgeslagen en getransporteerd die aanleiding geven tot niet-geleide stofemissie.

Conclusie m.b.t. emissies

Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Geluid en trillingen

Situatieschets

In punt 1.1. van dit advies is de ruimtelijke situatie inzake geluid reeds toegelicht.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt mogelijk hinder door lawaai:

º         Geluid en trillingen tijdens het boren

º         Werfverkeer

º         Warmtepomp

De mogelijke geluidsoverlast is slechts beperkt in tijd.

Beschrijving:

Er zijn geen stiltebehoevende inrichtingen aanwezig binnen een straal van 200 m van de inrichting.

Tot op heden zijn er geen klachten van geluidshinder gekend.

Conclusie m.b.t. geluid

Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter enkele dagen in beslag neemt.

Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Bodem – en grondwaterverontreiniging

Situatieschets

Risicovolle activiteiten met betrekking tot het bodem/grondwater

De warmtepomp onttrekt haar energie uit de bodem. Het is een volledig gesloten systeem. Er wordt geen grondwater verpompt. In de bodem worden 4 verticale boringen uitgevoerd van 50 m diepte. In deze boringen is telkens een dubbele HDPE U-lus aangebracht. De leidingsdiameter van deze HDPE leidingen bedraagt 32 mm. De U-verbindingen worden gelast en afgetest. De annulaire ruimte van het boorgat is verder aangevuld met een geo-grout. Dit ondoorlatend mengsel wordt van beneden naar boven in het boorgat gepompt zodat de verschillende watervoerende lagen gescheiden blijven. De verschillende boringen worden met mekaar verbonden met HDPE leidingen volgens het Tichelmansysteem. Deze verbindingsleidingen liggen op ca. 80 cm diepte. De verbindingen worden gelast. Nadat alle verbindingen zijn gemaakt wordt het complete leidingsnet gespoeld en terug nagekeken op eventuele lekkages. Vermits de temperatuur in het systeem mogelijk onder het nulpunt komt, wordt het leidingsnet gevuld met monopropyleenglycol (30 % en 70 % water).

Vlarebo-plichtige activiteiten

Volgens kolom 8 van de indelingslijst in bijlage 1 van Vlarem II is geen enkele aangevraagde of vergunde inrichting/activiteit een risico-activiteit wat bodem betreft. Hierdoor dient geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Conclusie m.b.t. bodem

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet valt onder een Vlarebo-categorie, moet er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Energie

Bedrijven met belangrijk energieverbruik dienen specifieke voorwaarden na te leven (Vlarem II hfdst. 4.9.)

Situatieschets

Omwille van de aard en de omvang van het energieverbruik voor betreffende inrichting is er geen energieplan verplicht.

Het betreft immers:

º         geen inrichting met een totaal energiegebruik >0,5 PetaJoule/jaar;

º         geen inrichting die als BKG-inrichting is ingedeeld m.b.t. de CO2-emissies en die enkel verbrandingsinstallaties omvat voor ruimteverwarming met geaggregeerd thermisch ingangsvermogen >20 MW;

º         geen inrichting die als BKG-inrichting zijn ingedeeld m.b.t. de CO2-emissies en die behoort tot de aardgastransportsector.

De aanvraag betreft het plaatsen van boringen voor een warmtepomp voor een eengezinswoning. Dit is echter een voorbeeld van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot tegenover klassieke verwarmingssystemen.

Conclusie m.b.t. energie

Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.

Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Mobiliteit

Situatieschets

De exploitatie is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef. De bijdrage van het werfverkeer in functie van de boringen is echter maar tijdelijk van aard, waardoor de hinder minimaal is.

Conclusie m.b.t. mobiliteit

Het bedrijf is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef.

Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Veiligheid

Situatieschets

Veiligheidsrisico’s:

º         het hanteren van de boormachines waarmee de boringen worden uitgevoerd.

Voorzorgsmaatregelen:

º         er is een specifiek veiligheids- en preventieplan aanwezig.

º         er is een aparte veiligheidshandleiding bij elke boormachine.

º         interne opleiding arbeiders om te werken volgens de aanwezige plannen en handleidingen.

De exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om de veiligheid op de werf te garanderen.

Naar aanleiding van de omgevingsvergunningsaanvraag wordt geen noemenswaardige wijziging van de risicotoestand verwacht.

Conclusie m.b.t. veiligheid

Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.

Dit onderdeel kan gunstig beoordeeld worden, er zijn geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

Gezondheid

Er zijn geen gezondheidsrisico’s.

Stralingen

Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.

Best Beschikbare Technieken (BBT)

Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.

Vergunningstermijn

Bijstellen van milieuvoorwaarden

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Vergunningstermijn

De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.

 

Juridische gronden

         Koninklijk besluit van 28 december 1972

Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

         Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven

Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.

         Titel IV en V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).

         Artikel 3.1.1. §1 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 over de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem 2).

De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem 2 zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.

         De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen

Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.

         Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.

De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.

         Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004

Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

         Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.

         Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009

º         Artikel 1.1.4.

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

         De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.

         Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

º         artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen

º         Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

         De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014

De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.

         Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst

         Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.

         Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.

 

Adviezen

         Openbaar onderzoek

De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.

         Interne adviezen

Op 25 november 2020 heeft de dienst burgerzaken een huisnummer toegekend.

 

Argumentatie

 

Stedenbouwkundig luik

 

Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.

 

Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening

De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :

1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:

a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;

b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:

1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;

3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.

De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in de verkavelingsvergunning en in het bijzonder met de bepalingen van de laatste wijziging voor dit perceel. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de verkavelingsvoorschriften.

 

Conclusie

Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.

 

Milieu-impact van de gevraagde inrichting/activiteiten

 

Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten

Het betreft een nieuwe inrichting gesitueerd in woongebied volgens het gewestplan Leuven.

Het is gelegen in een gebied waarvoor een RUP is opgemaakt, namelijk binnen het gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’.

De aangevraagde activiteit is niet strijdig met de voorschriften van het gemeentelijke RUP.

Er is mogelijk voldoende afstand t.o.v. potentieel gehinderden, waardoor het risico op hinder voor de omgeving, veroorzaakt door de aangevraagde inrichtingen, klein is.

Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar beoordeelt of de inrichting beschikt over alle vereiste stedenbouwkundige vergunningen voor de gebouwen, constructies en verhardingen.

Landschappelijke integratie is niet van toepassing voor het milieuluik van dit project.

Er is geen groenscherm aanwezig rond de inrichting en deze afscherming is ook niet vereist.

Project-MER-screening

Overwegende dat volgens het MER-besluit de hoofdactiviteit van de omgevings-vergunningsaanvraag valt onder de categorie 2c) diepteboringen van de bijhorende bijlage III zodat de opmaak van een project-MER-screening noodzakelijk is.

Rekening houdend met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.

Natuur

Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichtingen/activiteiten, voorwerp van deze aanvraag, hebben deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.

Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is.

Een bijkomend advies van ANB (Agentschap voor Natuur en Bos) en een bijkomende passende beoordeling (klein onderzoek inzake effecten op natuur) is dan ook niet nodig.

Hemelwater/watertoets

De aangevraagde inrichting heeft geen invloed op het hemelwater en er worden geen bijkomende verhardingen aangelegd in het kader van de boringen.

Er is dan ook geen risico op vervuiling van het hemelwater.

Omdat de aanvraag (de boringen) niet zal leiden tot wijziging van het opvang- en afvoersysteem en er dus geen mogelijke impact is op het (lokale) watersysteem, dient een omgevingsvergunningsaanvraag niet onderworpen te worden aan een watertoets.

Afvalwater

Er is geen lozing van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater en dus geen milieu-impact.

Grondwater

De inrichting is gelegen in een grondwaterbeschermingszone of waterwingebied, hierdoor gelden met betrekking tot deze aanvraag specifieke beperkende maatregelen.

Vermits de aanvraag handelingen betreft in beschermingszone type III die niet verboden zijn, is voorafgaand advies vereist van:

         Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Operationeel Waterbeheer, afd. bevoegd voor grondwater, omwille van rubriek 55.1.2°.

         De exploitant van de grondwaterwinning (De Watergroep) waarrond de beschermingszone is afgebakend, omwille van rubriek 55.1.2°.

Vermits de inrichting deels gelegen is in een infiltratiegevoelig gebied, is er geen risico dat de verandering van de infiltratie invloed zal hebben op de (ondiepe) grondwatertafel in de omgeving.

Vermits er naar aanleiding van de aanvraag geen wijziging of een uitbreiding van verharding zal worden gerealiseerd door de boringen zullen de mogelijkheden tot hemelwaterinfiltratie niet veranderen, maar in het kader van de nieuwbouw zijn er wel bijkomende verhardingen. Deze maakt geen deel uit van deze aanvraag.

Afval

Er wordt geen afval van derden opgeslagen.

Er wordt geen noemenswaardige hoeveelheid afval geproduceerd, een groot deel van de uitgeboorde grond wordt hergebruikt.

Emissies

Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.

De aangevraagde inrichting/activiteit veroorzaakt slechts zeer beperkte emissies, waardoor de aanvraag niet zal leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

Geluid en trillingen

Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk in woongebied is er een specifiek risico op lawaaihinder voor derden.

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit lawaai veroorzaakt, kan de aanvraag leiden tot hinder wat dit aspect betreft.

De geluidsoverlast is echter beperkt tot de duur van het boren, wat normaliter enkele dagen in beslag neemt.

Er zijn beperkende maatregelen genomen, namelijk de machines zijn geluidsgedempt en de trillingen zijn zeer beperkt.

Bodem

Omdat de aangevraagde inrichting/activiteit niet valt onder een Vlarebo-categorie, moet er geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Energie

Het energieverbruik is beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.

Er zijn geen energiebesparende maatregelen genomen. Echter zijn de boringen wel in functie van geothermische energie wat een voorbeeld is van duurzame energie met een zeer beperkte CO2-uitstoot.

Mobiliteit

Het bedrijf is gelegen langs de rustige gemeenteweg Eikendreef .

Het transport is beperkt, meer bepaald werfverkeer in functie van de boringen.

Veiligheid

Er zijn geen aanzienlijke veiligheidsrisico’s.

Gezondheid

Er zijn geen gezondheidsrisico’s.

Stralingen

Er wordt geen lichthinder of andere straling veroorzaakt.

Best Beschikbare Technieken (BBT)

Er is geen specifieke Vlaamse BBT-studie beschikbaar voor de aangevraagde activiteit.

Bijstellen van milieuvoorwaarden

Er wordt geen bijstelling aangevraagd van de bijzondere milieuvoorwaarden.

Gewenste vergunningstermijn

De omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde duur.

 

Conclusie

Op basis van bovenvermelde motivatie kan de vergunningsaanvraag als gunstig worden geadviseerd.

 

Advies en voorwaarden

De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:

         Stedenbouwkundig luik

º         de verkrijger van de huidige vergunning moet over de volledige breedte van het perceel een voetpad aanleggen met een breedte van minimum 1 m.

º         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

         Milieuluik

º         De vergunning wordt afgeleverd voor onbepaalde duur

º         De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM moeten nageleefd worden:

          hoofdstuk 4.1Algemene milieuvoorwaarden - algemeen

          hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater

          hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging

          hoofdstukken 4.4 Algemene milieuvoorwaarden - lucht

          hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6                            Algemene milieuvoorwaarden - geluid

          hoofdstuk 4.6.Algemene milieuvoorwaarden - licht

          hoofdstuk 4.7.Algemene milieuvoorwaarden – beheersing van asbest

          hoofdstuk 4.9. met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – energieplanning en energieaudits

          hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen

          Hoofdstuk 5.16Sectorale milieuvoorwaarden – Behandelen van gassen.

          Hoofdstuk 5.55Sectorale milieuvoorwaarden – Boringen.

De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:

https://navigator.emis.vito.be/.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

 

Artikel 2:

Het college levert een vergunning af aan KWADRAAT voor het bouwen van een woning in 3061 Leefdaal, Eikendreef 1A, sectie B nr 276k2.

Deze aanvraag omvat:

º         stedenbouwkundige handelingen

          het bouwen van een eengezinswoning

º         de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten (Vlarem)

          Rubriek 55.1.2°: andere verticale boringen dan de boringen, vermeld in rubriek 53, 54 en 55.3: dieper dan het dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies bij dit besluit, of die gelegen zijn binnen een beschermingszone type III, met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld: 4 geothermische boringen van 50 m diepte elk.

De volgende voorwaarden moeten strikt nageleefd worden:

         Stedenbouwkundig luik

º         de verkrijger van de huidige vergunning moet over de volledige breedte van het perceel een voetpad aanleggen met een breedte van minimum 1 m.

º         de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 4 januari 2021 moeten strikt worden nageleefd.

         Milieuluik

º         De vergunning wordt afgeleverd voor onbepaalde duur

º         De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM moeten nageleefd worden:

          hoofdstuk 4.1Algemene milieuvoorwaarden - algemeen

          hoofdstuk 4.2 met bijhorende bijlagen Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater

          hoofdstuk 4.3 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging

          hoofdstukken 4.4 Algemene milieuvoorwaarden - lucht

          hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6                            Algemene milieuvoorwaarden - geluid

          hoofdstuk 4.6.Algemene milieuvoorwaarden - licht

          hoofdstuk 4.7.Algemene milieuvoorwaarden – beheersing van asbest

          hoofdstuk 4.9. met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – energieplanning en energieaudits

          hoofdstuk 4.10 met bijhorende bijlagenAlgemene milieuvoorwaarden – emissies van broeikasgassen

          Hoofdstuk 5.16Sectorale milieuvoorwaarden – Behandelen van gassen.

          Hoofdstuk 5.55Sectorale milieuvoorwaarden – Boringen.

De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:

https://navigator.emis.vito.be/.

 

Artikel 3:

Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstanties.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

STEDENBOUWKUNDIGE MELDINGEN. AKTENAME MELDING VAN CATHERINE GIOT EN JAN VAN DER SANDEN VOOR HET VERBOUWEN VAN DE WONING IN 3060 BERTEM, BEGIJNENSTRAAT 22, SECTIE C NR 262G2 EN 262H2.

 

Voorgeschiedenis

  • Op 31 december 2020 hebben Catherine Giot en Jan Van der Sanden een melding ingediend voor het verbouwen van de woning in 3060 Bertem, Begijnenstraat 22, sectie C nr 262g2 en 262h2.

 

Feiten en context

  • Het perceel is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
  • Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
  • Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
  • De aanvraag betreft het verbouwen en renoveren van een eengezinswoning.

De woning wordt inwendig verbouwd.

Er worden een aantal niet-vergunningsplichtige werken uitgevoerd zoals de inwendige verbouwing van de woning, het isoleren van het dak bovenop de bestaande dakstructuur, isolatie van de vloeren, het vervangen van het buitenschrijnwerk...

In de achtergevel wordt een nieuwe raamopening voorzien en de bestaande garagepoort achteraan de woning wordt verwijderd voor de creatie van een pergola. Deze werken zijn meldingsplichtig.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan Leuven.
  • Omzendbrief van 8 juli 1977 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen. De omzendbrief is van toepassing op de aanvraag.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 106.

Een melding kan slechts gedaan worden voor meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen, een meldingsplichtige exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die het project omvat of een combinatie hiervan.

Artikel 111.

De bevoegde overheid gaat na of de gemelde handelingen of exploitatie meldingsplichtig zijn of niet verboden zijn bij of krachtens:

  • 1° artikel 5.4.3, § 3, van het DABM;
  • 2° artikel 4.2.2, § 1, en artikel 4.2.4 van de VCRO.

Als de handelingen of de exploitatie meldingsplichtig en niet verboden zijn, neemt de bevoegde overheid akte van de melding. Ze bezorgt de meldingsakte per beveiligde zending aan de persoon die de melding heeft verricht binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum van ontvangst van de melding.

Als de handelingen of de exploitatie niet meldingsplichtig of verboden zijn, stelt de  overheid de persoon die de melding heeft verricht binnen dezelfde ordetermijn daarvan in kennis. In dat geval wordt geen akte genomen en wordt aan de melding geen verder gevolg gegeven.

  • Het besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Het artikel 3 bepaalt dat voor handelingen met stabiliteitswerken die uitgevoerd worden aan zijgevels, achtergevels en daken van hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen, de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd

2° het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd

3° het fysiek bouwvolume en bouwoppervlakte blijven ongewijzigd.

 

Argumentatie

  • Toetsing aan de decretale regeling inzake zorgwonen

Niet van toepassing

  • Toetsing aan de verplichte dossiersamenstelling, het meldingsbesluit (BVR 16/07/2010), de regelgeving en de stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften

De aanvraag is volledig en ontvankelijk. Het voorgestelde project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.
De aanvraag is conform met artikel 3 van het meldingsbesluit van 16 juli 2010 nl.

1° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd

2° het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd

3° het fysiek bouwvolume en bouwoppervlakte blijven ongewijzigd. Het artikel 4.1.1.12° van de VCRO bepaalt dat het aanbrengen van 26 cm isolatie beschouwd wordt als aanpassingswerken binnen het bestaande volume.

  • Toetsing aan de stedenbouwkundige verordening(en) hemelwater

Niet van toepassing

  • Toetsing die aanleiding kan geven tot het opleggen van voorwaarden

Er worden geen voorwaarden opgelegd.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college neemt akte van de melding van Catherine Giot en Jan Van der Sanden voor het verbouwen van de woning in 3060 Bertem, Begijnenstraat 22, sectie C nr 262g2 en 262h2.

 

Artikel 2:

De meldingsakte wordt overgemaakt aan de aanvragers.

 

Artikel 3:

Deze melding wordt ingeschreven in het vergunningenregister.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

OPTIMALISATIE OS DORPSTRAAT. GOEDKEURING VORDERINGSSTAAT 15 DEEL BERTEM.

 

Voorgeschiedenis

  • Collegebesluit van 12 juni 2019 waarbij de gemeente heeft afgezien van zijn aandeel omdat het bedrag bij aanbesteding buiten proportie was t.o.v. het geraamde aandeel.
  • Gemeenteraadsbesluit van 26 november 2019 waarbij de gemeente de samenwerkingsovereenkomst met Aquafin goedkeurt opdat de werken kunnen uitgevoerd worden ten laste van de gemeente Bertem.
  • Vorderingsstaat 14 voor de periode 1 november 2020 tot 30 november 2020 werd ingediend door de aannemer DSV nv op 10 december 2020 en ontvangen bij Aquafin op 17 december 2020.
  • Proces-verbaal van vooruitgang der werken van vorderingsstaat 15 van studiebureau Evolta, opgemaakt op 6 januari 2021, ontvangen op 8 januari 2021.
  • De factuur werd ontvangen door gemeente Bertem op 18 januari 2021.

 

Feiten en context

  • De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met projectnr. Aquafin 22.363.
  • De werken vingen aan op 16 september 2019.
  • De uitvoeringstermijn bedraagt met termijnsverlenging 200 werkdagen. Er zijn nog 39 werkdagen over.
  • Het aandeel voor de gemeente Bertem betreft 1 dwarsrooster in de Borsstraat.
  • De werken bereikten een bedrag van:

 

Bedrag vorige vorderingsstaten

 

€ 15 752,70

Huidige vorderingsstaat

 

€ 8170

Prijsherzieningen

+

€ - 48,61

Totaal excl. btw

=

€ 8121,39

Btw

+

€ 1705,49

Totaal incl. 21% btw huidige vorderingsstaat

=

€ 9826,88

Totaal uitgevoerde werken incl. 21% btw

=

€ 25 579,58

 

Juridische gronden

  • De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen.
  • Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, meer bepaald artikel 5, § 2.
  • De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
  • Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren.
  • Het decreet lokaal bestuur van van 22 december 2017, meer bepaald artikel 56, betreffende de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen.
  • Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.
  • Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

 

Argumentatie

De werken werden correct uitgevoerd.

 

Financiële gevolgen

Registratiesleutel

Budgettair krediet

Beschikbaar

Geraamde uitgave

0200-00/224507

€ 86 000

€ 25 956,06

€ 9826,88

 

 

Bijlagen

  • PV van vaststelling vordering der werken
  • Factuur en vorderingsstaat 15

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Goedkeuring wordt verleend aan vorderingsstaat 15 van DSV nv, Terheidelaan 69 te 3200 Aarschot voor de opdracht 'Bertem - Optimalisatie OS Dorpstraat' voor een bedrag van 8121,39 euro excl. btw of 9826,88 euro incl. 21% btw voor de gemeente Bertem.

 

Artikel 2:

De betaling zal gebeuren met het krediet ingeschreven in het investeringsbudget van 2021, op budgetcode 0200-00/224507.

 

Artikel 3:

De factuur en de vorderingsstaat 15 worden voor betaling overgemaakt aan de financiële dienst.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

HERAANLEG KRUISPUNT BOSSTRAAT - VUIKELAAN. GOEDKEURING VORDERINGSSTAAT 2 EN VERREKENING 1.

 

Voorgeschiedenis

  • Het college van burgemeester en schepenen verleende in zitting van 16 maart 2020 goedkeuring aan de gunning van de opdracht “Heraanleg kruispunt Bosstraat - Vuikelaan” aan Liema bvba, Ambachtenlaan 42 te 3300 Tienen tegen het nagerekende offertebedrag van 42 550,21 euro excl. btw of 51 485,75 incl. 21% btw.
  • Collegebesluit van 26 oktober 2020 over de goedkeuring van vorderingsstaat 1.

 

Feiten en context

  • De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met nr. 318.213 van 23 mei 2019.
  • De werken vingen aan op 18 augustus 2020.
  • De aannemer Liema bvba, Ambachtenlaan 42 te 3300 Tienen diende vorderingsstaat 2, tevens de eindstaat, in voor de periode 1/09/2020-30/09/2020, die werd ontvangen op 18 november 2020.
  • De dienst investeringsprojecten stelde op 2 december 2020 een proces-verbaal van nazicht op.
  • De uitvoeringstermijn bedraagt 20 werkdagen + 1 verletdagen van de huidige vorderingsstaat.
  • In de huidige vorderingsstaat werd 11 dagen gewerkt zodat de resterende termijn 0 werkdagen bedraagt.
  • De werken bereikten een bedrag van:

 

Bestelbedrag

 

€ 42 550,21

Bedrag verrekeningen

+

€ 1773,32

Bestelbedrag na verrekeningen

=

€ 44 323,53

Btw

+

€ 9307,94

TOTAAL

=

€ 53 631,47

Bedrag vorige vorderingsstaten

 

€ 41 349,46

Huidige vorderingsstaat

 

€ 23 429,20

Prijsherzieningen

+

€ 52,01

Totaal huidige vorderingsstaat excl. btw

=

€ 23 481,21

Btw

+

€ 4931,05

Totaal huidige vorderingsstaat incl. btw

=

€ 28 412,26

TOTAAL

=

€ 69 761,72

 

Juridische gronden

  • De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen.
  • Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.
  • De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies.
  • De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van 144 000 euro niet).
  • Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.
  • Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikel 56, betreffende de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen.
  • Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.
  • Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

 

Argumentatie

De werken werden uitgevoerd. De effectieve hoeveelheid van post 4.0401.2313 (opbreken van ongewapend betonverharding en fundering en onderfundering) ligt aanzienlijk hoger. Na het opbreken van het verhoogd kruispunt is vastgesteld dat het verhoogd kruispunt destijds aangelegd is op de oude betonplaten. Deze moesten mee opgebroken worden om de nieuwe opbouw van het kruispunt te kunnen aanleggen.

Dit afwijkend bedrag werd goedgekeurd in vorderingsstaat 1. Dit verklaart het verschil van 18 275,97 euro incl. 21% btw.

 

Financiële gevolgen

Registratiesleutel

Budgettair krediet

Beschikbaar

Geraamde uitgave

224507/0200-00 (2020 - overgedragen krediet)

224507/0200-00 (2021)

€ 86 000

 

€ 15 000

€ 25 956,06

 

€ 15 000

€ 28 412,26

 

 

Bijlagen

  • PV van vaststelling vordering der werken
  • Vorderingsstaat 2, tevens eindstaat.

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Goedkeuring wordt verleend aan vorderingsstaat 2, en tevens de eindstaat, van Liema bvba, Ambachtenlaan 42 te 3300 Tienen voor de opdracht “Heraanleg kruispunt Bosstraat - Vuikelaan” voor een bedrag van 23 481,21 euro excl. btw of 28 412,26 euro incl. 21% btw.

 

Artikel 2:

De betaling zal gebeuren met het krediet ingeschreven in het investeringsbudget van 2020 en 2021, op 224507/0200-00.

 

Artikel 3:

De factuur en de vorderingsstaat worden voor betaling overgemaakt aan de financiële dienst.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

NUTSMAATSCHAPPIJEN. AANVRAAG FLUVIUS VOOR HET UITBREIDEN VAN HET GASNETWERK IN DE DORPSTRAAT TE LEEFDAAL.

 

Voorgeschiedenis

  • E-mail van Fluvius van 15 januari 2021: vergunningsaanvraag HNW 348798 voor de uitbreiding van het gasnetwerk in de Dorpstraat 697 te Leefdaal

 

Feiten en context

  • Fluvius wenst te starten met de uitbreiding van het gasnetwerk en het aansluiten van een woning op gas, met bijhorende grondwerken, langs de Dorpstraat 697 te Leefdaal.
  • Gedurende de werkzaamheden kan een gedeelte van de rijweg ingenomen worden als mobiele werfzone. Dit kan voor beperkte verkeershinder zorgen.
  • Het signalisatieplan van de werf zal aan de dienst inname openbaar domein ter goedkeuring worden voorgelegd.
  • De vermoedelijke duur van het grondwerk is +/- 1 dag. Fluvius wenst de werken op korte termijn uit te voeren.

 

Juridische gronden

  • Artikel 98, §1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
    Voor het aanleggen van leidingen onder de openbare weg dient elke operator een vergunning te krijgen van de bevoegde overheid.
  • Artikel 56, §3, 1° van het decreet lokaal bestuur.
    Het college van burgemeester en schepenen is belast met het beheer van de eigendommen van de gemeente en de vrijwaring van haar rechten.
  • Raadsbesluit van 28 maart 2017 over de goedkeuring van de nieuwe code voor infrastructuur- en nutswerken langs gemeentewegen.
    Deze code legt eenvormige duidelijke afspraken vast bij werken op het openbaar domein met een nutsbedrijf, leidingenbeheerder of derde als opdrachtgever en bij gemeentelijke infrastructuurwerken, waarvoor de gemeente optreedt als opdrachtgever met onder andere noodzakelijke aanpassings- en verplaatsingswerken aan de nutsleidingen en/of aan infrastructuur van derden. Deze code legt de door alle partijen te respecteren technische en administratieve regels vast.

 

Argumentatie

Het is belangrijk om de goede kwaliteit van het openbaar domein in stand te houden.

Werken aan nutsleidingen, hoe noodzakelijk die ook zijn, vormen altijd een bedreiging voor die kwaliteit. Het is aangewezen om goede afspraken te maken met de nutsmaatschappijen om de kwaliteit van het openbaar domein te waarborgen en om de hinder voor de buurtbewoners tot een minimum te beperken.

 

Daarom moeten bij uitvoering van werken van nutsmaatschappijen een aantal voorwaarden van de gemeente worden nageleefd.

 

 

Bijlagen

  • 348798_GAS01_Bandje A4-0840
  • 348798_GAS02_Bandje A4-0840
  • Aanvraag akkoord gemeente HNW348798

 

Besluit

eenparig

 

Artikel 1:

Het college geeft toelating aan Fluvius, Aarschotsesteenweg 58 te 3012 Leuven, om de werken overeenkomstig de bijgevoegde plannen en onder de volgende voorwaarden uit te voeren:

  • De sleuven mogen slechts in beperkte mate opengetrokken worden (het equivalent van een dagoperatie). De eigendommen moeten binnen de 48 uur opnieuw toegankelijk zijn.
  • De eigenaars dienen 2 werkdagen vooraf verwittigd te worden van de geplande werken. De gemeente moet 4 werkdagen vooraf een kopie krijgen van de brief van de aannemer.
  • Alle eventuele beschadigingen, zowel in het openbaar domein als in privaat domein, zullen door de nutsmaatschappij of op haar kosten in de oorspronkelijke toestand hersteld worden.
  • Een voorafgaandelijke en tegensprekelijke plaatsbeschrijving is nodig. Hiervoor moet contact worden opgenomen met de technische dienst van de gemeente.
  • Voor de aanvang van de werken moet het gemeentebestuur verwittigd worden.
  • Voor de aanvang van de werken moet van het gemeentebestuur een toelating bekomen worden voor het plaatsen van signalisatie.
  • Na afloop van de werken moet een voorlopige oplevering gebeuren met een waarborgperiode van minstens 2 jaar. Deze moet door de nutsmaatschappij schriftelijk aan het gemeentebestuur aangevraagd worden.
  • De aannemer moet ervoor zorgen dat de ophaling van het huisvuil normaal kan verlopen.
  • De kruising van wegen zal zoveel mogelijk door middel van doorboringen gebeuren.
  • Ingeval bij de uitvoering blijkt dat deze werken niet kunnen uitgevoerd worden in het voetpad zoals voorzien, moet men opnieuw contact opnemen met de gemeente alvorens de rijweg op te breken.
  • De vlotte doorgang van het verkeer moet te allen tijde gewaarborgd worden.
  • Herstellingen moeten uitgevoerd worden volgens de meest actuele versie van standaardbestek 250.
  • De signalisatie- en informatieborden mogen uitsluitend in het Nederlands zijn.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021
Overzicht punten

Zitting van 25 januari 2021

 

UITBREIDING EIKENBOS EN BERTEMBOS. BESPREKING VRAAG AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS TOT AANKOOP VAN EIGENDOM GEMEENTE BERTEM, 1STE AFDELING, SECTIE A, NR. 227, SCHAPENHEIDE.

 

Besluit

Motivering

Voorgeschiedenis

Het perceel grond gelegen te Bertem, 1ste afdeling, sectie A, nr. 227, Schapenheide, opp. 21 280 m², waarvan de gemeente eigenaar is, is verpacht aan Daisy De Prins, Wezelstraat 77 te 1850 Grimbergen (pachtprijs voor 2020: 126,40 euro).

 

Feiten en context

Agentschap voor Natuur en Bos vraagt om het perceel aan te kopen.

"Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft aansluitend een aantal percelen in eigendom, waaronder het prachtige Eikenbos. Het Agentschap voor Natuur en Bos zou graag deze eigendommen uitbreiden door aankoop van naastliggende percelen. Op termijn kan er dan een waardevol natuurgebied ontstaan."

Het agentschap liet de waarde van het perceel schatten door de Vlaamse Dienst voor Vastgoedtransacties. Het agentschap biedt 74 500 euro onverpacht, 63 485 euro indien verpacht, hier van toepassing dus.

Het Agentschap voor Natuur en Bos meldt tenslotte dat zij bij een eventuele verkoop alle papierwerk én alle kosten voor hun rekening nemen zodat dit voor de gemeente geen beslommeringen en extra kosten met zich meebrengt.

De gemeente vroeg het schattingsverslag op. ANB antwoordde dat het is opgevraagd bij de Dienst voor Vastgoedtransacties en normaal niet wordt gedeeld.

ANB gaat hierover een overleg met de gemeente vragen.

 

Juridische gronden

         Artikel 41, 2e lid, 11° van het decreet lokaal bestuur

De gemeenteraad is bevoegd voor de daden van beschikking over onroerende goederen.

         Artikel 52, 3° van de pachtwet

De pachter heeft geen recht van voorkoop in geval van verkoop van het goed aan een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke persoon wanneer het goed wordt gekocht om voor doeleinden van algemeen belang te worden aangewend.

 

Bijlagen

         Bertem, 1ste Afd., Sectie A, Nr. 227 Schapenheide vraag aankoop ANB

         1A227 Schapenheide situatieplan

 

Advies

Bij verkoop van patrimonium van een openbaar bestuur geldt de principiële verplichting om openbaar te verkopen.

 

Enkel wanneer de raad over precieze redenen van algemeen belang beschikt die in feite juist zijn en in rechte aannemelijk zijn, kan van de principiële verplichting om openbaar te verkopen, afgeweken worden. Dit betekent dat wanneer de grond onderhands verkocht wordt, dit in het besluit van de raad moet gemotiveerd worden.

In dit geval kadert de vraag tot verkoop in de wettelijke doelstellingen van het Agentschap voor Natuur en Bos, namelijk de realisatie van de uitbreiding van de bosoppervlakte in opdracht van de Vlaamse regering.

 

De verkoop van deze landbouwgrond kadert in 2 acties in het strategisch meerjarenplan van de gemeente Bertem:

         Actie 2.28.102: Landbouwgronden van gemeente en OCMW worden openbaar verkocht (5000 euro ontvangsten ingeschreven in 2021)

         Actie 2.22.79: De gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor extra aanplantingen van bomen en/of uitbreiding van bossen

 

De mogelijkheden zijn:

         niet verkopen.

         openbaar verkopen. De pachter heeft uiteindelijk voorkooprecht.

         onderhands verkopen om gemotiveerde redenen van algemeen belang. De pachter heeft geen recht van voorkoop.

 

Bespreking

Het college verzoekt schepen Joery Verhoeven om in overleg te gaan met de huidige pachter en om hierover verslag uit te brengen aan het college.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 01/02/2021