Zitting van 20 mei 2019
ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische grond
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de notulen van de zitting van 13 mei 2019 goed.
Zitting van 20 mei 2019
KLEUTER- EN LAGER ONDERWIJS. GOEDKEURING NASCHOLING OVSG DIRECTEUR A.I. GEMEENTELIJKE BASISSCHOOL LEEFDAAL.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
1419/001/001/001/001 080002/61320400 (GBS Leefdaal) | € 2500 | € 2239 | € 1120 |
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Aan Nele Verhellen wordt toelating gegeven tot de nascholing Traject Topstart tweede jaar voor beginnende directies Basisonderwijs door OVSG (4 hele dagen+ 2 dagen seminarie) en twee modules: Functionerings- en evaluatiegesprekken (4 hele dagen) en Basisregelgeving voor personeelsbeleid (2 halve dagen). De totale kostprijs voor deze nascholing bedraagt 1120 euro.
Zitting van 20 mei 2019
PATRIMONIUM. AANVRAAG GEBRUIK GRASVELD ACHTER DE SCHOOL LEEFDAAL DOOR BAR SOLEIDL.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft toelating aan de organisatoren van Bar Soleidl voor het gebruik van het grasveld achter de school in Leefdaal op vrijdag 28 juni 2019 om het opblaasbaar voetbalveld op te plaatsen.
Zitting van 20 mei 2019
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN VOETBALTERREINEN VC BERTEM-LEEFDAAL. GOEDKEURING GUNNING.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
Argumentatie
Op 15 mei 2019 stelde de facilitaire dienst het verslag van nazicht van de offertes op.
De facilitaire dienst stelt voor om, rekening houdende met het voorgaande, de opdracht “Onderhoudswerkzaamheden voetbalterreinen VC Bertem-Leefdaal” te gunnen aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de prijs), zijnde Fluyt bvba, Duivenstraat 88 te 3053 Haasrode, tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van 10 868,50 euro excl. btw of 13 150,89 euro incl. 21% btw.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
60101200/0740 | € 20 000 | € 17 762,79 | € 13 150,89 |
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Goedkeuring wordt verleend aan het verslag van nazicht van de offertes van 15 mei 2019, opgesteld door de facilitaire dienst.
Artikel 2:
Het verslag van nazicht van de offertes in bijlage maakt integraal deel uit van deze beslissing.
Artikel 3:
De opdracht “Onderhoudswerkzaamheden voetbalterreinen VC Bertem-Leefdaal” wordt gegund aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de prijs), zijnde Fluyt bvba, Duivenstraat 88 te 3053 Haasrode, tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van 10 868,50 euro excl. btw of 13 150,89 euro incl. 21% btw.
Artikel 4:
De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met nr. FA.861.61/429.
Artikel 5:
De betaling zal gebeuren met het krediet ingeschreven in het exploitatiebudget van 2019, op budgetcode 0740/60101200.
Zitting van 20 mei 2019
CONTRACTEN. GOEDKEURING BESTELBONS.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Adviezen
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de volgende bestelbons goed: nr. 2019/00325, nr. 2019/00337, nr. 2019/00339 en nr. 2019/00341 voor een totaal bedrag van 14 512,90 euro.
Zitting van 20 mei 2019
INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de facturen goed van nr. 2019/01451 tot en met nr. 2019/01503 voor een totaal bedrag van 55 122,32 euro.
Zitting van 20 mei 2019
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN ORGANISATIE EN SUBSIDIE BUURTFEEST HERTWINKEL.
Voorgeschiedenis
• Aanvraagformulier voor ondersteuning van buurtfeesten, ingediend door Karin Van Gorp en Ralf Hamal op 9 mei 2019.
Feiten en context
• Het buurtfeest zal plaatsvinden op 22 juni 2019 in de Hertwinkel. Aan de deelnemers wordt een bijdrage van 17 euro gevraagd. De beoogde doelgroep zijn de bewoners van de Hertwinkel.
• De aanvragers vragen de subsidie voor een buurtfeest.
• De aanvragers vragen om de Hertwinkel te 3061 Leefdaal af te sluiten op 22 juni 2019 van 14 uur tot 23.59 uur.
Juridische gronden
• Raadsbesluit van 23 november 2010 over het subsidiereglement voor buurtfeesten, aangepast op 25 oktober 2011 en op 17 november 2015.
Dit subsidiereglement voorziet een subsidie van 150 euro voor de organisatie van een buurtfeest.
• Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet
De gemeenteraad maakt de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
• Artikel 130bis van de Nieuwe Gemeentewet
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.
• Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, inzonderheid afdeling 3, de artikels 5-7-9 en 10 en afdeling 5.
• Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
• KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
• MB van 11 oktober 1976 betreffende de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
• MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Argumentatie
De aanvraag voldoet aan alle voorwaarden vermeld in het subsidiereglement. Eén maand na het buurtfeest moeten de aanvragers een factuur van minstens 150 euro en een voorbeeld van het promotiemateriaal aanleveren aan de dienst vrije tijd.
Deze organisatie brengt, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kan niet plaatsvinden zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
0710/64900700 1419/002/001/007/002 | € 3000 | € 2700 | € 150 |
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om de subsidie van 150 euro toe te kennen aan het buurtfeest in de Hertwinkel.
Artikel 2:
Om het bovenvermeld buurtfeest vlot en veilig te laten verlopen, wordt van zaterdag 22 juni 2019 om 14.00 uur tot zaterdag 22 juni 2019 om 24.00 uur de Hertwinkel te 3061 Leefdaal volledig afgesloten voor alle verkeer, met uitzondering voor het plaatselijke verkeer, hulp- en politiediensten.
Artikel 3:
De weggebruikers zullen van deze regeling op de hoogte worden gebracht door middel van:
• C3 op nadar
• onderbord "uitgezonderd plaatselijk verkeer"
• oranje-gele knipperlichten
voorgeschreven bij KB van 1 december 1975, gewijzigd door het KB van 27 april 1976 e.v. inzake het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Zij zullen door de gemeente worden aangeleverd en door de aanvrager geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Dit geldt evenzo voor de in dit MB vernoemde verlichtingstoestellen.
Artikel 4:
De organisator moet deze activiteit 48 uur vooraf kenbaar maken met (informatie)borden en de buurtbewoners 48 uur vooraf inlichten met een (nieuws)brief.
Artikel 5:
Dit besluit wordt van kracht op 22 juni 2019 vanaf 14.00 uur en het blijft van kracht tot 22 juni 2019 om 24.00 uur.
Zitting van 20 mei 2019
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN ORGANISATIE EN SUBSIDIE BUURTFEEST RUWAALSTRAAT.
Voorgeschiedenis
• Aanvraagformulier voor ondersteuning van buurtfeesten, ingediend door Maarten Tits en Philip Vandendriessche op 13 mei 2019.
Feiten en context
• Het buurtfeest zal plaatsvinden op 6 juli 2019 in de Ruwaalstraat. Aan de deelnemers wordt een bijdrage van 10 euro gevraagd. De beoogde doelgroep zijn de bewoners van de Ruwaalstraat en omliggende huizen.
• De aanvragers vragen de subsidie voor een buurtfeest.
• De aanvragers vragen om de Ruwaalstraat te 3060 Korbeek-Dijle af te sluiten op 6 juli 2019 van 12 uur tot 23.30 uur.
Juridische gronden
• Raadsbesluit van 23 november 2010 over het subsidiereglement voor buurtfeesten, aangepast op 25 oktober 2011 en op 17 november 2015.
Dit subsidiereglement voorziet een subsidie van 150 euro voor de organisatie van een buurtfeest.
• Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet
De gemeenteraad maakt de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
• Artikel 130bis van de Nieuwe Gemeentewet
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.
• Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, inzonderheid afdeling 3, de artikels 5-7-9 en 10 en afdeling 5.
• Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
• KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
• MB van 11 oktober 1976 betreffende de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
• MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Argumentatie
De aanvraag voldoet aan alle voorwaarden vermeld in het subsidiereglement. Eén maand na het buurtfeest moeten de aanvragers een factuur van minstens 150 euro en een voorbeeld van het promotiemateriaal aanleveren aan de dienst vrije tijd.
Deze organisatie brengt, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kan niet plaatsvinden zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Dit buurtfeest valt binnen de periode van Vlaanderen Feest. De dienst vrije tijd heeft contact gehad met de organisator van het buurtfeest en gesuggereerd om de subsidie van Vlaanderen Feest aan te vragen. De organisator ziet dit echter niet zitten omdat hij niet kan voldoen aan de opgelegde voorwaarden van Vlaanderen. Hij vraagt aan het college om de gemeentelijke subsidie toch te kunnen krijgen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
0710/64900700 1419/002/001/007/002 | € 3000 | € 2550 | € 150 |
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om de subsidie van 150 euro toe te kennen aan het buurtfeest in de Ruwaalstraat.
Artikel 2:
Van 6 juli 2019 van 12.00 uur tot 23.30 uur zal de Ruwaalstraat te 3060 Korbeek-Dijle volledig afgesloten worden voor alle verkeer, met uitzondering voor het plaatselijke verkeer en de hulp- en politiediensten.
Artikel 3:
De weggebruikers zullen van deze regeling op de hoogte worden gebracht door middel van de verkeersborden:
• C3 op nadar voorzien van oranje-gele knipperlichten met onderborden "uitgezonderd plaatselijk verkeer + hulp- en politiediensten
• F45
• C31 a en b
voorgeschreven bij KB van 1 december 1975, gewijzigd door het KB van 27 april 1976 e.v. inzake het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Zij zullen door de gemeente worden aangeleverd en door de aanvrager geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Dit geldt evenzo voor de in dit MB vernoemde verlichtingstoestellen.
Artikel 4:
De organisator moet deze activiteit 48 uur vooraf kenbaar maken met (informatie)borden en de buurtbewoners 48 uur vooraf inlichten met een (nieuws)brief.
Artikel 5:
Dit besluit wordt van kracht op 6 juli 2019 van 12.00 uur en het blijft van kracht tot 6 juli 2019 om 23.30 uur.
Zitting van 20 mei 2019
BEGRAAFPLAATSEN. GOEDKEURING VERLENGING GRAFCONCESSIE.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
De gemeenteraad kan grafconcessies of concessies voor columbaria verlenen of kan deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen opdragen.
Telkens na vijftig jaar, en zonder vergoeding, kan de altijddurende concessie die krachtens het keizerlijk decreet van 23 prairial jaar XII werd verleend voor de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, op aanvraag hernieuwd worden.
De politieverordening regelt de ordemaatregelen op de begraafplaatsen
De raad bepaalt de voorwaarden voor het verlenen van grafconcessies op de gemeentelijke begraafplaatsen en delegeert deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen
De raad legt de tarieven vast voor nieuwe en verlengde grafvergunningen.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Geraamde inkomsten |
1419/001/001/001/001 70603000/0990 | € 36 000 | € 500 |
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college van burgemeester en schepenen verleent aan René Vanderveken, Korbeekse Kerkstraat 14, 3060 Korbeek-Dijle een verlenging van een grafvergunning in volle grond voor 15 jaar op het kerkhof van Korbeek-Dijle, blok 3, grafnummer 38, rij 9. De retributie bedraagt 500 euro.
Zitting van 20 mei 2019
ASFALTERINGSWERKEN 2017-2021. GOEDKEURING VORDERINGSSTAAT NR. 3 MET INBEGRIP VAN VERREKENING 2.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Bestelbedrag |
| € 160 692,00 |
Bedrag verrekeningen | + | € 54 170,22 |
Bestelbedrag na verrekeningen | = | € 214 862,22 |
Btw | + | € 45 121,07 |
TOTAAL | = | € 259 983,29 |
Bedrag vorige vorderingsstaten |
| € 152 703,46 |
Prijsherzieningen | + | € 4721,95 |
Totaal excl. btw | = | € 157 425,41 |
Totaal incl. 21% btw vorige vorderingsstaten | = | € 190 484,75 |
Huidige vorderingsstaat |
| € 69 353,59 |
Prijsherzieningen | + | € 738,37 |
Totaal excl. btw | = | € 70 091,96 |
Btw | + | € 14 719,31 |
Totaal incl. 21% btw huidige vorderingsstaat 3 incl. meerwerk | = | € 84 811,27 |
TOTAAL UITGEVOERDE WERKEN incl. btw | = | € 275 296,02 |
Juridische gronden
Argumentatie
De werken werden correct uitgevoerd.
Een aantal meerwerken werden in een verrekening 2 opgesteld die mee zijn opgenomen in vorderingsstaat 3. Zo was het affrezen van enkele kruispunten veel arbeidsintensiever en werd een sterker soort asfalt (SMA - D2) gelegd op de kruispunten. Ook voor de werfaankondigingsborden die meer dan een week vooraf geplaatst zijn, waren geen posten voorzien in de meetstaat.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgave |
1419/002/005/002/003 0200/22400500 | € 305 011,24
| € 305 011,24
| € 84 811,27 |
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Goedkeuring wordt verleend aan vorderingsstaat 3 van Grizaco nv, Scheepvaartkaai 4 te 3500 Hasselt voor de opdracht “Raamcontract asfaltherstellingen” voor een bedrag van 70 091,96 euro excl. btw of 84 811,27 euro incl. 21% btw.
Artikel 2:
De betaling zal gebeuren met het krediet ingeschreven in het investeringsbudget van 2019, op budgetcode 1419/002/005/002/003 0200/22400500 en in het budget van de volgende jaren.
Artikel 3:
De factuur en de vorderingsstaat 3 worden voor betaling overgemaakt aan de financiële dienst.
Zitting van 20 mei 2019
ONTEIGENING IN KADER VAN RUP SPORTPARK VERONA. OPSTARTEN GERECHTELIJKE PROCEDURE.
Voorgeschiedenis
• De gemeenteraad keurde in zitting van 25 april 2017 de definitieve vaststelling van het RUP Sportpark Verona goed, met inbegrip van een bijhorend onteigeningsplan. Het RUP creëert het kader voor de verdere uitbouw van de gemeentelijke sportinfrastructuur, met onder andere de bouw van een nieuwe sporthal als één van de gewenste ontwikkelingen.
• Bij ministerieel besluit van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding van 28 juni 2018 werd een machtiging tot onteigening verleend voor de percelen die het voorwerp uitmaken van het onteigeningsplan.
Feiten en context
• De gemeente organiseerde een overheidsopdracht met als voorwerp het ontwerp en de bouw van een nieuwe sporthal. Deze opdracht werd gegund aan de THV Cordeel - Bel Architecten. Momenteel is deze THV nagenoeg klaar met het dossier houdende aanvraag van een omgevingsvergunning. Na het bekomen van de omgevingsvergunning is het de bedoeling dat de bouwwerkzaamheden eind 2019 kunnen starten.
• In functie van de beoogde inplanting van de nieuwe sporthal werden ingevolge een onderhandse aankoop de percelen derde afdeling, sectie D, nummers 175/L en 176/D verworven, met de bedoeling om deze percelen te ruilen voor het perceel nummer 168/C, eigendom van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening. De procedure tot ruil van de betrokken percelen is lopende.
• Met de eigenaar van de percelen derde afdeling, sectie D, nummers 168/D en 177/A, kon de gemeente, ondanks diverse onderhandelingspogingen en een ultiem aanbod per aangetekend schrijven, geen minnelijke oplossing bekomen.
Juridische gronden
• Artikel 56, §3, 9°, van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het vertegenwoordigen van de gemeente in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en inzake beslissingen over het in rechte optreden namens de gemeente.
Argumentatie
Bij gebrek aan een minnelijke oplossing met het oog op de verwerving van de percelen sectie D, nummers 168/D en 177/A, is de gemeente gedwongen om de verwerving via een gerechtelijke procedure af te dwingen. De eerste stap hiertoe is de indiening van een verzoekschrift bij de vrederechter. Hierop aansluitend dient de beschikking van de vrederechter, samen met de onteigeningsmachtiging, bij deurwaardersexploot betekend te worden aan de eigenaar van de betrokken percelen.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college van burgemeester en schepenen beslist om bij het vredegerecht te Leuven een verzoekschrift in te dienen tot het bekomen van de onteigening van de percelen Gemeente Bertem, derde afdeling, sectie D, nummers 168/D en 177/A, eigendom van de heer Victor Putseys, Nieuwstraat 20, 3060 Bertem.
Artikel 2:
Het college van burgemeester en schepenen gelast de Gerechtsdeurwaarderskantoren Leuven-Diest, Vaartstraat 42, 3000 Leuven, met de betekening van het exploot houdende de beschikking van de vrederechter.
Zitting van 20 mei 2019
VERDELINGSPLAN. AANVRAAG VAN DE GEASSOCIEERDE NOTARISSEN JADOUL EN KESTELYN VOOR DE VERDELING VAN EEN PERCEEL GELEGEN IN 3060 BERTEM, WALENPOT 1 EN 3, SECTIE B NRS. 134Z5 EN 134Y5.
Motivering
Op 10 mei 2019 hebben de geassocieerde notarissen Jadoul en Kestelyn een verdelingsplan overgemaakt in toepassing van artikel 5.2.2. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening voor een perceel gelegen in 3060 Bertem, Walenpot 1 en 3, sectie B nrs. 134z5 en 134y5.
Bespreking
Het college heeft volgende opmerkingen bij het voorgestelde verdelingsplan:
Punt 18 uit de coördinatenlijst van het verdelingsplan (opgemaakt door Hosbur) komt niet overeen met punt EA uit de coördinatenlijst van het meest recente rooilijnplan (opgemaakt door L. Vrijsen).
Het college heeft geen andere bemerkingen over het verdelingsplan.
Zitting van 20 mei 2019
VERDELINGSPLAN. AANVRAAG VAN DE GEASSOCIEERDE NOTARISSEN VERHAEGEN, BUSSCHAERT EN PIERRE VOOR DE VERDELING VAN EEN PERCEEL GELEGEN IN 3060 BERTEM, WALENPOT 1 EN 3, SECTIE B NRS. 134Z5 EN 134Y5.
Motivering
Op 7 mei 2019 hebben de geassocieerde notarissen Verhaegen, Busschaert en Pierre een verdelingsplan overgemaakt in toepassing van artikel 5.2.2. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening voor een perceel gelegen in 3060 Bertem, Walenpot 1 en 3, sectie B nrs. 134z5 en 134y5.
Bespreking
Het college heeft volgende opmerkingen bij het voorgestelde verdelingsplan:
Punt 18 uit de coördinatenlijst van het verdelingsplan (opgemaakt door Hosbur) komt niet overeen met punt EA uit de coördinatenlijst van het meest recente rooilijnplan (opgemaakt door L. Vrijsen).
Het college heeft geen andere bemerkingen over het verdelingsplan.
Zitting van 20 mei 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG FEDERALE POLITIE VOOR DE EXPLOITATIE VAN DE VERKEERSPOST BERTEM GELEGEN TERVUURSESTEENWEG 295 TE BERTEM.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Vlarem-vergunning klasse 2 van 17 september 1998, afgeleverd door het CBS aan de Regie der Gebouwen, met de eindtermijn op 17 september 2018.
• Op 19 december 2018 heeft de Federale Politie als overheidsinstantie (maatschappelijke zetel Kroonstraat 145A te 1050 Elsene) een aanvraag ingediend voor de hernieuwing van de exploitatie van de verkeerspost Bertem in Tervuursesteenweg 295 te 3060 Bertem (OMV2018118807).
• Op 24 december 2018 werd bijkomende informatie opgevraagd.
• Op 15 januari 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
• Het openbaar onderzoek liep van 24 januari tot en met 22 februari 2019.
• Er werd een administratieve lus opgestart op 5 april 2019.
• Het 2e openbaar onderzoek liep tijdens de periode van 11 april tot en met 10 mei 2019.
Feiten en context
• Het voorstel omvat de exploitatie een bestaande inrichting waarvoor de milieuvergunning is verlopen (eindtermijn 17 september 2018). Dus het voorwerp betreft ‘de exploitatie van een nieuwe inrichting of activiteit van klasse 1 of 2’. De afstands- en verbodsbepalingen zijn wel van toepassing.
• De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:
º Rubriek 3.4.1°a): het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van dit besluit, met een debiet tot en met 2 m³/u: als het bedrijfsafvalwater geen hogere concentratie van gevaarlijke stoffen dan de voormelde concentraties bevat: lozing van max. 1 m³/u bedrijfsafvalwater in besterfputten (klasse 3);
º Rubriek 6.5.1°: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen: 2 verdeelslangen (klasse 3);
º Rubriek 12.2.1°: Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1000 kVA: 400 kVA (klasse 3);
º Rubriek 15.1.1°: Al dan niet overdekte andere ruimte dan de ruimte, vermeld in rubriek 15.5 en 19.8, waarin de volgende voertuigen gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens zijn: 25 voertuigen (klasse 3);
º Rubriek 15.4.2°a): andere niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens dan de inrichtingen, vermeld in rubriek 15.5: volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan het industriegebied, vermeld in 1°, waarin 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen: het wassen van 1 voertuig en hun aanhangwagens per dag (klasse 2);
º Rubriek 17.3.2.1.1.1°b): opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48: brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a: ondergrondse opslag van 8,50 ton diesel (klasse 3);
º Rubriek 17.3.2.2.2°a): opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton voor opslag in uitsluitend ondergrondse houders: ondergrondse opslag van 8,50 ton benzine (klasse 2 – vlarebo A).
• De aanvraag doorloopt de gewone procedure.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
Onder "gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen" dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld.
• De inrichting is gelegen langsheen de Tervuursesteenweg.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in individueel te optimaliseren buitengebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Artikel 3.1.1. van Vlarem II van 1 juni 1995: Toepassingsgebied
De bepalingen van de delen 3, 4 en 5 van Vlarem II zijn van toepassing op de ingedeelde inrichtingen.
• Artikel 4.2.8.1.1 Vlarem II van 1 juni 1995: Lozing van huishoudelijk afvalwater in het individueel te optimaliseren buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied
Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de lozingsvoorwaarden te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• 1e openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 24 januari 2019 tot en met 22 februari 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
Externe adviezen
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM):
"De Vlaamse Milieumaatschappij geeft hierbij haar advies voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer.
VMM baseert zich voor dit advies op:
º de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;
º het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
º het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
º het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, dat uitvoering geeft aan de kaderrichtlijn Water 2000/60/EG waarin o.a. het bereiken van een goede oppervlaktewatertoestand in alle Europese wateren tegen eind 2015 vooropgesteld wordt;
º het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
º het besluit van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II);
º het besluit van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties (Vlarem III);
º het besluit van 18 december 2015 van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de stroomgebiedbeheerplannen voor Schelde en Maas (2016-2021), met inbegrip van het maatregelenprogramma bij de stroomgebiedbeheerplannen, de herziene zoneringsplannen en de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen, overeenkomstig artikelen 33 en 64 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
º het Milieubeleidsplan 2011-2015 dat blijft gelden tot wanneer MINA 5 wordt goedgekeurd;
º het besluit van 29 juni 2017 van het hoofd van de Afdeling Ecologisch Toezicht houdende delegatie van bevoegdheden aan de personeelsleden van de afdeling.
DEELASPECT WATER
Situatieschets:
De Federale Politie vraagt een hernieuwing van de vergunning aan voor onbepaalde duur voor een bestaande verkeerspost. Het betreft een administratief gebouw met overdekte garage, een wasplaats en een brandstofverdeelinstallatie voor de dienstvoertuigen.
De exploitant heeft een milieuvergunning op naam van Regie der Gebouwen (Blijde Inkomststraat 20-22 te 3000 Leuven) met referentienummer D/PMVC/98D29/21897 die verlopen is op 17/09/2018. Hierbij was de exploitant vergund voor het lozen van bedrijfsafvalwater via een KWS-afscheider in de openbare riolering met een debiet van minder dan 2 m³/u.
Volgende rubriek wordt aangevraagd waarvoor VMM adviesbevoegd is: 3.4.1.a.
Lozingssituatie:
De site is gelegen in Individueel te Optimaliseren Buitengebied. Er is geen riolering of oppervlaktewater gelegen in de onmiddellijke omgeving.
Momenteel wordt het sanitair (huishoudelijk) afvalwater via een septische put en het bedrijfsafvalwater, inclusief verontreinigd hemelwater, via een KWS-afscheider geloosd in 3 sterfputten. De overloop van deze putten infiltreert in de grond.
Hemelwater:
Het hemelwater wordt opgevangen in een verzamelput en wordt daarna samen met het afvalwater in de sterfputten geloosd. Dit water is afkomstig van de daken van de gebouwen. Er is een hemelwaterput van 10 000 L geïnstalleerd op de site maar deze is momenteel buiten dienst. De exploitant hergebruikt geen hemelwater.
Volgens Vlarem II, artikel 4.2.1.3 §5 moet voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld:
▪ Opvang voor hergebruik;
▪ Infiltratie op eigen terrein;
▪ Buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
▪ Lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) van de straat.
Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering.
Huishoudelijk afvalwater:
Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van het sanitair, overeenkomstig met gebruik door gemiddeld 5 personen. Het zwart water wordt afgevoerd naar een septische put. Het grijs water wordt samen met het regenwater afgevoerd naar de verzamelput waar ook de afvoer van de septische put (in een apart gedeelte) op uitkomt. De verzamelput sluit op zijn beurt aan op 3 sterfputten. Zodoende zal het huishoudelijk afvalwater, na passage door een septische put, via de sterfputten geïnfiltreerd worden in het grondwater. Hiervoor dient rubriek 52.2.1. (indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater in grondwater) vergund te worden.
Volgens art 4.2.8.1.1§2, dient een exploitatie in Individueel te Optimaliseren Buitengebied een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) te voorzien voor de verwerking van het huishoudelijk afvalwater. VMM adviseert om dit als bijzondere voorwaarde op te nemen in de vergunning.
Bedrijfsafvalwater:
Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de wasplaats van de wagens, het reinigingswater van de garage en potentieel verontreinigd hemelwater van de tankpiste en losplaats voor bevoorradende tankwagen.
Het bedrijfsafvalwater wordt over een KWS-afscheider gestuurd alvorens dit terechtkomt in de verzamelput waarna het naar de sterfputten gaat.
Aangezien er niet geloosd wordt in de openbare riolering, adviseert VMM de exploitant om een KWS-afscheider mét coalescentiefilter te installeren. Deze zorgt voor een extra verwijdering van de kleinere oliepartikeltjes in emulsie.
De oppervlakte van de tankpiste wordt geschat op 65 m².
VMM baseert zich voor het bepalen van het debiet aan verontreinigd hemelwater (conform de Code van goede praktijk voor het ontwerp, het onderhoud en de aanleg van rioleringssystemen van 20 augustus 2012), sedert april 2017, op:
▪ Het langjarig gemiddeld neerslagtotaal (Ukkel 1981-2010) van 0,85 m³/m² voor het jaardebiet;
▪ Een composietbui met een terugkeerperiode van 2 jaar van 0,0159 m³/m² voor het uurdebiet en 0,0408 m³/m² voor het dagdebiet.
Deze aanpak sluit aan bij de huidige klimaatveranderingen en is nodig voor het correct inschatten van de hydraulische en ecologische impact op de riolering of ontvangende waterloop.
Volgens bovenstaande berekening zal het potentieel verontreinigd hemelwater geloosd worden aan een maximum debiet van 1 m³/uur, 2,65 m³/dag, 55,25 m³/jaar.
De exploitant vraagt een lozing aan van bedrijfsafvalwater in sterfputten met een maximum debiet van 1 m³/uur, 10 m³/dag en 2000 m³/jaar. De exploitant geeft echter aan dat in 2017 in totaal slechts 191,17 m³ water werd verbruikt voor zowel het wassen van de voertuigen als voor sanitaire doeleinden. Het werkelijk geloosde debiet zal dus aanzienlijk lager liggen dan het aangevraagde maximum debiet.
De lozing van het bedrijfsafvalwater gebeurt via sterfputten in grondwater, waardoor de rubriek 3.4.1°a (lozing van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater) niet van toepassing is. Deze lozing valt onder rubriek 52.2.2 (indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater), waarvoor VMM-deelaspect lozing van afvalwater niet adviesbevoegd is.
ADVIES VMM, aspect lozing van afvalwater:
Voor het lozen van het huishoudelijk afvalwater via een IBA in grondwater adviseert de Vlaamse Milieumaatschappij gunstig mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor lozing in grondwater. Hiervoor dient rubriek 52.2.1 uit de bijlagen van Vlarem II van toepassing gesteld.
Volgende bijzondere voorwaarden dienen van toepassing gesteld:
- Volgens art. 6.2.2.4.1.§2 moet de exploitatie voorzien zijn van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA), waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. De exploitant zorgt voor de installatie en ingebruikname van deze IBA binnen 1 jaar na vergunningverlening.
- Binnen 1 jaar na vergunningverlening moet de hemelwaterput hersteld worden zodat deze weer in gebruik kan worden genomen en het opgevangen hemelwater kan worden hergebruikt voor bv. toiletspoeling en voor het wassen van de voertuigen.
Voor het lozen van het bedrijfsafvalwater in grondwater is VMM-deelaspect lozing van afvalwater, niet adviesbevoegd. Hiervoor dient VMM-bevoegd voor grondwater, advies uit te brengen.
Volgende bijzondere voorwaarden dienen van toepassing gesteld voor de lozing van het bedrijfsafvalwater:
- De KWS-afscheider moet voorzien zijn van een coalescentiefilter.
- De KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem.
- De KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar /makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
- De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties; de exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen."
• 2e openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 11 april 2019 tot en met 10 mei 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
Externe adviezen
Departement Omgeving, afdeling GOP - dienst milieu:
Er werd geen advies verleend.
Vlaamse Milieumaatschappij - afdeling grondwater:
Er werd geen advies verleend.
Argumentatie
De beoordelingsgronden, vastgesteld bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Project-MER-screening
Volgens het MER-besluit valt de hoofdactiviteit van de omgevingsvergunningsaanvraag niet onder de vernoemde projecten van de bijhorende bijlagen zodat kan geconcludeerd worden dat de activiteiten van de omgevingsvergunningsaanvraag geen (bijkomende) nadelige hinder/schade leveren aan mens en milieu. Er dienen geen bijkomende specifieke maatregelen opgelegd te worden.
Natuur
Gezien de ligging van de inrichting t.o.v. waardevolle natuur, de aard en de beperkte omvang van de inrichtingen/activiteiten, voorwerp van deze aanvraag, hebben deze normaal geen betekenisvolle invloed op de nabije natuur.
Uit het gegenereerd rapport van de voortoets door de adviesverlener blijkt dat er geen betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats verwacht wordt, waardoor een passende beoordeling niet nodig is .
Een bijkomend advies van ANB (Agentschap Natuur en Bos) en een bijkomende passende beoordeling (klein onderzoek inzake effecten op natuur) is dan ook niet nodig.
Hemelwater/watertoets
Er is geen gescheiden afvoerstelsel voor hemel- en afvalwater. Het hemelwater van het gebouw wordt opgevangen in een hemelwaterput van 10 m³ maar deze is niet meer in gebruik voor hergebruik hemelwater. De overloop van de hemelwaterput is aangesloten op de 3 besterfputten.
Er is een risico op vervuiling van een deel van het hemelwater met name ter hoogte van de tankplaats. Hiervoor worden wel maatregelen voorzien, met name er zijn absorptiekorrels aanwezig in het gebouw.
Vermits er geen toename van deze verharde oppervlakte komt en omwille van de ligging is er een beperkt risico dat de aanvraag zal leiden tot toename van het risico op wateroverlast in de nabije omgeving.
Vermits na uitvoering van de online toepassing watertoets blijkt dat in het kader van deze vergunningsaanvraag geen adviesvraagplicht nodig is, kan al onmiddellijk geoordeeld worden dat de gevolgen van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oppervlakte- en grondwaterbeheer beperkt blijven tot een aanvaardbaar minimum en dat het verlenen van de omgevingsvergunning dus in overeenstemming is met de bepalingen en principes van het decreet integraal waterbeheer.
Afvalwater
De lozing van huishoudelijk afvalwater is kleiner dan 600 m³. Dergelijke lozingen zijn niet ingedeeld.
Omdat het bedrijf gelegen is in individueel te optimaliseren buitengebied, kan en moet het huishoudelijk afvalwater geloosd worden via een individuele behandelingsinstallatie van afvalwater (IBA). Dit is niet het geval. De activiteiten bevinden zich ook in grondwaterbeschermingszone type III.
Momenteel is er een voorzuivering van het huishoudelijk afvalwater namelijk een septische put en vervolgens vloeit het afvalwater naar besterfputten.
De lozing van het bedrijfsafvalwater gebeurt via sterfputten in grondwater, waardoor de rubriek 3.4.1°a (lozing van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater) niet van toepassing is. Deze lozing valt onder rubriek 52.1.2 (in grondwaterbeschermingszone type III: indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater - klasse 2). De wijziging van rubriek zal ambtshalve worden aangepast.
Momenteel is er een voorzuivering van het bedrijfsafvalwater namelijk een KWS-afscheider met coalescentiefilter. Hieruit vloeit het water samen met het hemelwater naar de besterfputten.
Grondwater
Het bedrijf is gelegen in een grondwaterbeschermingszone type III.
Op basis van het grondwaterbesluit (Besl. Vl. Executieve van 27-03-1985) betreft de aanvraag geen handeling/inrichting die verboden is in waterwingebied, beschermingszone type I, II, III en om die reden kan de vergunning wat deze activiteit betreft, wel verleend worden.
Afval
Er worden geen afvalstoffen van derden opgeslagen.
Geadviseerd wordt om de KWS-afscheider te laten ledigen aangezien dit sinds de plaatsing in 2013 nog nooit is gebeurd.
Er wordt geen logboek bijgehouden van de 3-maandelijkse inspecties van de installatie.
Emissies
Er is geen opslag en/of overslag van droge bulkgoederen waardoor de wettelijke beheermaatregelen voor niet-geleide stofemissie niet van toepassing zijn.
Aangezien de aanvraag een beperkte invloed heeft op de aard en omvang van de emissies van de exploitatie, wordt geoordeeld dat de hinder veroorzaakt door de inrichtingen/activiteiten, voorwerp van deze aanvraag kan beperkt worden tot een aanvaardbaar minimum mits het uitvoeren van bijzondere voorwaarden met betrekking tot het onderhoud van het centraal stooktoestel en de verwarmingsaudit.
Geluid en trillingen
Gezien de ligging van de exploitatie, namelijk naast het afrittencomplex van de E40 te Bertem, is er een hoog omgevingslawaai waardoor het risico op lawaaihinder voor derden sterk wordt verlaagd.
Het wassen en afspuiten van de voertuigen gebeurt binnen in de garage.
Bodem
Aangezien de exploitant de diesel- en benzinetank opnieuw wil gebruiken, beide tanks meer dan 20 jaar in gebruik zijn en gezien de ligging van de inrichting in een grondwaterbeschermingszone type III, zullen beide onderworpen worden aan een algemeen onderzoek conform art. 5.17.4.2.8 §2.
Omdat de reeds vergunde inrichting/activiteit namelijk de opslag van benzine (rubriek 17.3.2.2.2°a) onder de Vlarebo-categorie A valt, moest er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden in 2018. In het kader van deze vergunningsaanvraag werd er een OBO besteld bij SGS. De resultaten van dit onderzoek moeten binnen 1 jaar na verlenen van de vergunning overgemaakt worden aan de vergunningverlenende overheid.
Aangezien de riolerings- en funderingsplannen met de aanduiding van de locatie van de activiteiten (rubrieken), de hemelwaterput, de septische put, verschillende toezichtsputten en de KWS-afscheider niet overeenstemmen met de realiteit, moet een nieuw en overzichtelijk digitaal plan worden opgemaakt en overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid.
Energie
Het energieverbruik is relatief beperkt waardoor de inrichting niet onderworpen is aan de specifieke bepalingen inzake energiebeheer.
Mobiliteit
Het bedrijf is gelegen langs de drukke Tervuursesteenweg en in de nabijheid van het afrittencomplex van de E40 te Bertem.
Eigen aan het soort inrichting namelijk de Verkeerspost van de politie, zijn de meeste voertuigen op de baan.
Veiligheid
Gezien de opslag van benzine en diesel zijn er veiligheidsrisico’s. Hoewel er risicobeperkende maatregelen voorzien zijn (dubbelwandige tanks met overvulbeveiliging), zal er een brandweerverslag moeten worden opgemaakt en dienen de aanbevelingen uit het brandweerverslag gevolgd te worden.
Stralingen
De buitenverlichting werkt op bewegingssensoren.
Best Beschikbare Technieken (BBT)
Er is geen BBT-studie ter beschikking.
Conclusie
Het voorgestelde project kan worden vergund met bijzondere voorwaarden.
Advies en voorwaarden
De vergunning kan afgeleverd worden voor onbepaalde duur.
De lozing van het bedrijfsafvalwater gebeurt via sterfputten in grondwater, waardoor de rubriek 3.4.1°a (lozing van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater) niet van toepassing is. Deze lozing valt onder rubriek 52.1.2 (binnen grondwaterbeschermingszone type III: indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater). De wijziging van rubriek zal ambtshalve worden aangepast.
De bijzondere voorwaarden moeten worden voldaan binnen de vooropgestelde termijn:
• Lozen van huishoudelijk afvalwater:
Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied moet het huishoudelijk afvalwater minstens worden gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA), waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten inwonersequivalent.
Geadviseerd wordt om contact op te nemen met de rioolbeheerder voor de begeleiding voor de plaatsing van een IBA.
De exploitant zorgt voor de installatie en ingebruikname van deze IBA binnen 1 jaar na vergunningverlening.
• Lozen van bedrijfsafvalwater:
- De KWS-afscheider moet voorzien zijn van een coalescentiefilter.
- De KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem.
- De KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar / makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
- De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen.
• Hemelwaterbeheer:
Binnen 1 jaar na vergunningverlening moet de hemelwaterput hersteld worden zodat deze opnieuw in gebruik kan worden genomen en het opgevangen hemelwater kan worden hergebruikt voor bv. toiletspoeling en voor het wassen van de voertuigen.
• Onderhoud van centraal stooktoestel:
Conform het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater (BS 24.04.2007), wordt de onderhoudsverplichting beschreven.
Een onderhoud omvat:
º reiniging en controle van de schoorsteen of de rookgasafvoer
º controle van de algemene staat van het stooktoestel
º controle van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht
º controle van de verbranding
De onderhoudsverplichtingen voor een centraal stooktoestel met een vermogen van meer dan 20 kW en gevoed met gasvormige brandstof, dient 2-jaarlijks onderhouden te worden door een erkend technicus gasvormige brandstoffen.
De exploitant bezorgt de vergunningverlenende overheid, de gemeente Bertem, binnen 6 maanden na het verlenen van de vergunning, de nodige bewijzen (kopie reinigings- en verbrandingsattest) van uitvoering van de onderhoudsplicht dat aan deze verplichting voldaan is.
• Verwarmingsaudit van het centraal stooktoestel op gasvormige brandstof:
Volgens de wetgeving (besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 tot wijziging van het Vlarel) is de eigenaar van een centraal stooktoestel op aardgas met een nominaal vermogen tussen 20 kW en 100 kW verplicht om de installatie jaarlijks te laten onderhouden door een erkend technicus gasvormige brandstof én tijdens de eerste onderhoudsbeurt na 5 jaar en nadien 5-jaarlijks een verwarmingsaudit te laten opmaken door een erkend technicus verwarmingsaudit.
De exploitant dient uiterlijk 1 jaar na het verkrijgen van de vergunning een kopie van de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel over te maken aan de gemeente.
• Periodieke keuring van opslagtanks:
Aangezien de exploitant de diesel- en benzinetank opnieuw wil gebruiken, beide tanks meer dan 20 jaar in gebruik zijn en gezien de ligging van de inrichting in een grondwaterbeschermingszone type III, zullen beide onderworpen worden aan een algemeen onderzoek conform art. 5.17.4.2.8 §2.
De exploitant dient uiterlijk 1 jaar na het verkrijgen van de vergunning een kopie van de keuringsverslagen van beide tanks over te maken aan de vergunningverlenende overheid, de gemeente.
• Opslag van gevaarlijke producten in bovengrondse houders:
Conform de bepalingen van art. 5.17.4.3. VLAREM II worden de gevaarlijke producten in of boven een inkuiping geplaatst teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.
Hiertoe is de exploitant verplicht om de reinigingsproducten die gebruikt worden in de wasplaats op een lekbak te plaatsen of te voorzien van een inkuiping.
Binnen de zes maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant de nodige bewijzen (foto’s e.d.) bezorgen aan de bevoegde overheid, waaruit blijkt dat voldaan is aan deze bijzondere voorwaarde.
• Bodemonderzoek:
Omdat de reeds vergunde inrichting/activiteit namelijk de opslag van benzine (rubriek 17.3.2.2.2°a) onder de Vlarebo-categorie A valt, moest er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden in 2018. In het kader van deze vergunningsaanvraag werd er een OBO besteld bij SGS.
De resultaten van dit onderzoek moeten binnen 1 jaar na verlenen van de vergunning overgemaakt worden aan de vergunningverlenende overheid, de gemeente.
• Aanleveren van een correct as-built riolerings- en funderingsplan:
Aangezien de riolerings- en funderingsplannen met de aanduiding van de locatie van de activiteiten (rubrieken), de hemelwaterput, de septische put, verschillende toezichtsputten en de KWS-afscheider niet overeenstemmen met de realiteit, moet een nieuw en overzichtelijk digitaal plan worden opgemaakt en overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid binnen de termijn van 1 jaar na verlenen van de vergunning.
• Brandveiligheid:
Aan de opslag van benzine en diesel zijn er veiligheidsrisico’s gebonden. Hoewel er risicobeperkende maatregelen voorzien zijn (dubbelwandige tanks met overvulbeveiliging), zal er een brandweerverslag moeten worden opgemaakt en dienen de aanbevelingen uit het brandweerverslag gevolgd te worden.
De exploitant stelt binnen de termijn van 2 jaar een kopie van de rondgang van de brandweer te beschikking van de vergunningverlenende overheid en geeft aan hoe de aanbevelingen uit het brandweerverslag werden gevolgd.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan de Federale Politie IO met maatschappelijke zetel Kroonstraat 145A te 1050 Elsene en voor de exploitatie van de Verkeerspost Bertem gelegen Tervuursesteenweg 295, 3060 Bertem voor de volgende ingedeelde activiteiten of inrichtingen:
• Rubriek 6.5.1°: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen: 2 verdeelslangen (klasse 3);
• Rubriek 12.2.1°: Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1000 kVA: 400 kVA (klasse 3);
• Rubriek 15.1.1°: Al dan niet overdekte andere ruimte dan de ruimte, vermeld in rubriek 15.5 en 19.8, waarin de volgende voertuigen gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens zijn: 25 voertuigen (klasse 3);
• Rubriek 15.4.2°a): andere niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens dan de inrichtingen, vermeld in rubriek 15.5: volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan het industriegebied, vermeld in 1°, waarin 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen: het wassen van 1 voertuig en hun aanhangwagens per dag (klasse 2);
• Rubriek 17.3.2.1.1.1°b): opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48: brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a: ondergrondse opslag van 8,50 ton diesel (klasse 3);
• Rubriek 17.3.2.2.2°a): opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton voor opslag in uitsluitend ondergrondse houders: ondergrondse opslag van 8,50 ton benzine (klasse 2 – vlarebo A);
• Rubriek 52.1.2°: handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszone type I, II of III, voor zover ze niet verboden zijn krachtens het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en de uitvoeringsbesluiten ervan, met uitzondering van de uitspreiding van meststoffen en andere stoffen voor gebruik in land- en tuinbouw, mits de opgelegde normen of toegelaten hoeveelheden worden nageleefd: binnen de beschermingszones type III: niet elders ingedeelde handelingen die krachtens artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones verboden zijn binnen de beschermingszones type II (klasse 2 - Vlarebo A).
Artikel 3:
De volgende voorwaarden worden opgelegd:
• algemene en sectorale voorwaarden van titel II van het VLAREM:
hoofdstukken 4.1, 4.7 en 4.9 | Algemene milieuvoorwaarden - algemeen |
hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 | Algemene milieuvoorwaarden - geluid |
hoofdstukken 4.4 en 4.10 met bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5, 4.4.6, 4.4.7.1 en 4.4.7.2. | Algemene milieuvoorwaarden - lucht |
hoofdstuk 4.6. | Algemene milieuvoorwaarden - licht |
hoofdstuk 4.2 met bijlagen 2.3.1, 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 | Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater |
hoofdstuk 5.3 – afdeling 5.3.2 | Sectorale milieuvoorwaarden – het lozen van afvalwater |
hoofdstuk 5.6 | Sectorale milieuvoorwaarden – brandstoffen en brandbare vloeistoffen |
hoofdstuk 5.12 | Sectorale milieuvoorwaarden – elektriciteit |
hoofdstuk 5.15 | Sectorale milieuvoorwaarden - garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen |
hoofdstuk 5.17
hoofdstuk 5.52 | Sectorale milieuvoorwaarden – opslag van gevaarlijke producten Sectorale milieuvoorwaarden – lozingen in grondwater |
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar via de link: https://navigator.emis.vito.be/
• bijzondere voorwaarden:
1. Lozen van huishoudelijk afvalwater
Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied moet het huishoudelijk afvalwater minstens worden gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten inwonersequivalent (IE).
Geadviseerd wordt om contact op te nemen met de rioolbeheerder voor de begeleiding voor de plaatsing van een IBA.
De exploitant zorgt voor de installatie en ingebruikname van deze IBA binnen 1 jaar na vergunningverlening en brengt de gemeente hiervan op de hoogte met de nodige bewijsstukken (foto's, facturen...).
2. Lozen van bedrijfsafvalwater
Het mengsel van bedrijfsafvalwater met huishoudelijk afvalwater en/of koelwater en/of niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van dezelfde milieutechnische eenheid, dat via een niet-gescheiden rioleringsnet samen wordt geloosd en zonder dat de verschillende deelstromen apart kunnen worden gecontroleerd, wordt integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater.
Volgende bijzondere voorwaarden dienen van toepassing gesteld voor de lozing van het bedrijfsafvalwater:
- De KWS-afscheider moet voorzien zijn van een coalescentiefilter.
- De KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem.
- De KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar /makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
- De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties; de exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen.
3. Hemelwaterbeheer
Binnen 1 jaar na vergunningverlening moet de hemelwaterput hersteld worden zodat deze weer in gebruik kan worden genomen en het opgevangen hemelwater kan worden hergebruikt voor ondermeer toiletspoeling, voor het wassen van de voertuigen, e.d.
4. Onderhoud van centraal stooktoestel
Conform het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater (BS 24.04.2007), wordt de onderhoudsverplichting beschreven.
Een onderhoud omvat:
• reiniging en controle van de schoorsteen of de rookgasafvoer
• controle van de algemene staat van het stooktoestel
• controle van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht
• controle van de verbranding.
De onderhoudsverplichtingen voor een centraal stooktoestel met een vermogen van meer dan 20 kW en gevoed met gasvormige brandstof, dient 2-jaarlijks onderhouden te worden door een erkend technicus gasvormige brandstoffen.
De exploitant bezorgt de vergunningverlenende overheid, de gemeente, binnen 6 maanden na het verlenen van de vergunning, de nodige bewijzen (kopie reinigings- en verbrandingsattest) van uitvoering van de onderhoudsplicht dat aan deze verplichting voldaan is.
5. Verwarmingsaudit van het centraal stooktoestel op gasvormige brandstof
Volgens de wetgeving (besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 tot wijziging van het Vlarel) is de eigenaar van een centraal stooktoestel op aardgas met een nominaal vermogen tussen 20 kW en 100 kW verplicht om de installatie jaarlijks te laten onderhouden door een erkend technicus gasvormige brandstof én tijdens de eerst onderhoudsbeurt na 5 jaar en nadien 5-jaarlijks een verwarmingsaudit te laten opmaken door een erkend technicus verwarmingsaudit.
De exploitant dient uiterlijk 1 jaar na het verkrijgen van de vergunning een kopie van de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel over te maken aan de gemeente.
6. Periodieke keuring van opslagtanks
Aangezien de exploitant de diesel- en benzinetank opnieuw wil gebruiken, beide tanks meer dan 20 jaar in gebruik zijn en gezien de ligging van de inrichting in een grondwaterbeschermingszone type III, zullen beide onderworpen worden aan een algemeen onderzoek conform art. 5.17.4.2.8 §2.
De exploitant dient uiterlijk 1 jaar na het verkrijgen van de vergunning een kopie van de keuringsverslagen van beide tanks over te maken aan de vergunningverlenende overheid, de gemeente.
7. Opslag van gevaarlijke producten in bovengrondse houders
Conform de bepalingen van art. 5.17.4.3. VLAREM II worden de gevaarlijke producten in of boven een inkuiping geplaatst teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.
Hiertoe is de exploitant verplicht om de reinigingsproducten die gebruikt worden in de wasplaats op een lekbak te plaatsen of te voorzien van een inkuiping.
Binnen de zes maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant de nodige bewijzen (foto’s e.d.) bezorgen aan de bevoegde overheid, waaruit blijkt dat voldaan is aan deze bijzondere voorwaarde.
8. Bodemonderzoek
Omdat de reeds vergunde inrichting/activiteit namelijk de opslag van benzine (rubriek 17.3.2.2.2°a) onder de Vlarebo-categorie A valt, moest er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden in 2018. In het kader van deze vergunningsaanvraag werd er een OBO besteld bij SGS.
De resultaten van dit onderzoek moeten binnen 1 jaar na verlenen van de vergunning overgemaakt worden aan de vergunningverlenende overheid, de gemeente.
9. Aanleveren van een correct as-built riolerings- en funderingsplan
Aangezien de riolerings- en funderingsplannen met de aanduiding van de locatie van de activiteiten (rubrieken), de hemelwaterput, de septische put, verschillende toezichtsputten en de KWS-afscheider niet overeenstemmen met de realiteit, moet een nieuw en overzichtelijk digitaal plan worden opgemaakt en overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid binnen de termijn van 1 jaar na verlenen van de vergunning.
10. Brandveiligheid
Aan de opslag van benzine en diesel zijn er veiligheidsrisico’s gebonden. Hoewel er risicobeperkende maatregelen voorzien zijn (dubbelwandige tanks met overvulbeveiliging), zal er een brandweerverslag moeten worden opgemaakt en dienen de aanbevelingen uit het brandweerverslag gevolgd te worden.
De exploitant stelt binnen de termijn van 2 jaar een kopie van de rondgang van de brandweer te beschikking van de vergunningverlenende overheid en geeft aan hoe de aanbevelingen uit het brandweerverslag werden gevolgd.
Artikel 4:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de adviesinstanties (VMM - afdeling afvalwater en lucht, VMM - afdeling grondwater en Departement Omgeving - afdeling GOP).
Zitting van 20 mei 2019
OMGEVINGSVERGUNNING MILIEU. MELDING NIEUWSTRAAT 14 TE 3060 BERTEM.
Voorgeschiedenis
• Omgevingsvergunningsaanvraag melding milieu OMV2019038475, ingediend via het omgevingsloket op 3 april 2019 door Willy Ronsmans, Oude Baan 19 te 3060 Bertem voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit gelegen, Nieuwstraat 14 te 3060 Bertem.
Feiten en context
• Locatie: Nieuwstraat 14 te 3060 Bertem kadastraal gekend als 24009A346K.
• Het perceel is volgens het gewestplan Leuven, vastgesteld bij KB van 7 april 1977, gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebieden.
• Het betreft een melding van een nieuw ingedeelde inrichting of activiteit met als hoofdactiviteit 'de opslagplaats voor aardappelen en het stallen van landbouwvoertuigen' voor volgende rubrieken
º Rubriek 6.4.1: opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50 000 l: opslag van 200 l olie;
º Rubriek 6.5.1: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen: 1 verdeelslang;
º Rubriek 15.1.1: Al dan niet overdekte andere ruimte dan de ruimte, vermeld in rubriek 15.5 en 19.8, waarin de volgende voertuigen gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens zijn: stallen van 14 voertuigen en/of aanhangwagens;
º Rubriek 17.3.2.1.1.1°b): brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen; opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a: opslag van 7 ton gasolie in een bovengrondse en dubbelwandige houder.
• De melding heeft geen betrekking op een Vlaams of provinciaal project, noch op een ingedeelde inrichting van klasse 1, noch op een gemeentegrensoverschrijdend project. Het college van burgemeester en schepenen is dan ook bevoegd voor de aktename.
Juridische gronden
• Artikel 6 van het Omgevingsdecreet
Niemand mag zonder voorafgaande meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een meldingsplichtige verandering eraan doen.
• Artikel 136 van het Omgevingsbesluit
De melding gebeurt via het formulier en de in het formulier aangewezen addenda uit het addendabibliotheek.
• Artikel 137 van het Omgevingsbesluit
De melding van een meldingsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die onlosmakelijk verbonden is met stedenbouwkundige handelingen van een onroerend goed.
Adviezen
• Er zijn geen externe adviezen vereist.
Argumentatie
Inplantingsplaats:
Het betreft hier een melding klasse 3, niet verbonden aan een inrichting klasse 2 of 1. Conform art. 4.1.1.1. van Vlarem II moet de inplantingsplaats verenigbaar zijn met de algemene en aanvullende stedenbouwkundige voorschriften zoals vastgesteld in het goedgekeurde gewestplan of een ruimtelijk uitvoeringsplan of in een ander plan van aanleg.
De inrichting is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan Leuven.
Conform de bepalingen in Vlarem II zijn er voor de aangevraagde inrichtingen geen verplichtingen tot aanleg van een groenscherm.
Voor de aangevraagde activiteiten/inrichtingen zijn er in Vlarem II geen specifieke verbods- en afstandsregels t.o.v. bepaalde zones of gebieden opgenomen.
Onlosmakelijke verbondenheid:
Het project omvat enkel de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten en geen meldings- of vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen.
Ingedeelde inrichtingen of activiteiten (iioa):
De aangevraagde iioa behoren allemaal tot klasse 3.
De melding heeft geen betrekking op een Vlaams of provinciaal project, noch op een ingedeelde inrichting van klasse 1, noch op een gemeentegrensoverschrijdend project.
Het college van burgemeester en schepenen is dan ook bevoegd voor de aktename.
Hemelwater:
Er worden geen bijkomende verhardingen voorzien in het kader van deze melding. De aanwezige afvoerinfrastructuur voor hemelwater zal niet gewijzigd worden.
Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging:
Op de inrichting worden gevaarlijke stoffen (olie en mazout) opgeslagen of gebruikt. De opslag van stookolie gebeurt in een bovengrondse dubbelwandige tank. De opslag van olie gebeurt boven een lekbak.
Andere risicovolle activiteiten/inrichtingen zijn aanwezig namelijk een tankpiste en brandstofverdeelslang. De voertuigen staan op een vloeistofdichte betonnen vloer en het tanken gebeurt binnen in de loods.
Geen van de gemelde inrichtingen zijn opgenomen in de Vlarebo-lijst (kolom 8 van indelingslijst).
Lawaaihinder:
Er is een laag omgevingslawaai, met name langsheen de Nieuwstraat.
In de omgeving gelden volgende geluidsnormen (omgevingsnormen) voor agrarisch gebied: 45 dB(A) voor de dagperiode, 40 dB(A) voor ’s avonds en 35 dB(A) voor de nachtperiode.
De gemelde inrichting veroorzaken mogelijk volgend geluid:
• Aan- en afrijden van landbouwvoertuigen
• Transportbewegingen ten gevolge van de opslag van aardappelen.
In de onmiddellijke omgeving zijn er andere woningen en inrichtingen, die last kunnen hebben van lawaaihinder. Ze bevinden zich op een 60-tal m.
Veiligheid:
Er is een specifiek risico inzake brandveiligheid door de aanwezigheid van olie en mazout.
De nodige brandblusapparatuur moet aanwezig zijn en in goede staat van onderhoud.
Bijlagen
• kadasterplan
• uitvoeringsplan
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college van burgemeester en schepenen stelt vast dat het aanvraagdossier OMV2019038475 volledig en ontvankelijk is en neemt dus akte van de aanvraag van de omgevingsvergunningsmelding voor een ingedeelde inrichting of activiteit milieu, ingediend door Willy Ronsmans, Oude Baan 19 te 3060 Bertem, voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit gelegen aan de Nieuwstraat 14 te 3060 Bertem kadastraal gekend als 24009A346K, voor volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten
• Rubriek 6.4.1: opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 l tot en met 50 000 l: opslag van 200 l olie;
• Rubriek 6.5.1: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen: 1 verdeelslang;
• Rubriek 15.1.1: Al dan niet overdekte andere ruimte dan de ruimte, vermeld in rubriek 15.5 en 19.8, waarin de volgende voertuigen gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens zijn: stallen van 14 voertuigen en/of aanhangwagens;
• Rubriek 17.3.2.1.1.1°b): brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen; opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a: opslag van 7 ton gasolie in een bovengrondse en dubbelwandige houder.
Artikel 2:
De plannen en het meldingsdossier waarop deze akte gebaseerd is, maken integraal deel uit van de meldingsakte.
Artikel 3:
De aktename is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende milieuvoorwaarden:
1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
hoofdstukken 4.1, 4.7 en 4.9 | Algemene milieuvoorwaarden - algemeen |
hoofdstuk 4.5 met bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 | Algemene milieuvoorwaarden - geluid |
hoofdstukken 4.4 en 4.10 met bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5, 4.4.6, 4.4.7.1 en 4.4.7.2. | Algemene milieuvoorwaarden - lucht |
hoofdstuk 4.6. | Algemene milieuvoorwaarden - licht |
hoofdstuk 4.2 met bijlagen 2.3.1, 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 | Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater |
hoofdstuk 4.3 | Algemene milieuvoorwaarden – bodem- en grondwaterverontreiniging |
hoofdstuk 5.6 | Sectorale milieuvoorwaarden – brandstoffen en brandbare vloeistoffen |
hoofdstuk 5.15 | Sectorale milieuvoorwaarden – garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen |
hoofdstuk 5.17 | Sectorale milieuvoorwaarden – opslag van gevaarlijke stoffen |
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Deze opsomming is louter indicatief. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
2. De volgende bijzondere milieuvoorwaarde: /
Zitting van 20 mei 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN JOHAN VAN WESEMAEL VOOR HET VERBOUWEN VAN EEN WONING IN 3060 BERTEM, DORPSTRAAT 22, SECTIE C NR 34F.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 28 december 2018 heeft Johan Van Wesemael een aanvraag ingediend voor het verbouwen van een woning in 3060 Bertem, Dorpstraat 22, sectie C nr 34f.
• Er werd bijkomende informatie gevraagd die ontvangen werd op 31 januari 2019.
• Op 13 februari 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 8 juni 1966 , nr. T874-2-B.023 (dossiernummer stedenbouw 22/FL/26).
Het betreft lot 2 van de verkaveling met als algemene bestemming: eengezinswoning
De aanvraag wijkt af van de voorschriften van de verkaveling.
Volgens de voorschriften moeten de daken van het volgende type zijn: zadeldaken, schilddaken of tentdaken met twee, drie of vier dakvlakken waarvan de helling ligt tussen 25° en 50° en situeert de kroonlijsthoogte zich tussen 3 m en 6 m.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven deels gelegen in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Dorpstraat.
De bouwplaats ligt aan het einde van de bebouwde oostrand van het gehucht Dalem met oostelijk een open gebied tot de grens met Leuven dat zijn oorspronkelijke agrarische bestemming volledig heeft behouden. De waardevolle natuurelementen zoals holle wegen, waardevolle bermen, oude trambedding enz. zijn volledig bewaard gebleven. Het binnengebied waartoe het bouwperceel hoort tussen de Dorpstraat, Borsstraat, Leuvenstraat en Parijsstraat is bijna uitsluitend in gebruik als weidegrond.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat een interne verbouwing. In het hellend dak wordt een dakkapel voorzien. De dakkapel ligt 1 m teruggetrokken t.o.v. de achtergevel, start op 0,66 m van beide zijgevels en heeft een breedte van 10,92 m breedte. De dakkapel wordt afgewerkt met een plat dak.
De gevels worden gekaleid in een lichte grijstint en het buitenschrijnwerk wordt vervangen door zwart aluminium.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in een regenwaterput van 15000 liter en een bijkomende infiltratieinrichting zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in een collectief te optimaliseren buitengebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• Artikel 6.2.2.3.1, §2 Vlarem II van 1 juni 1995
In collectief te optimaliseren buitengebied worden lozingsvoorwaarden opgelegd. Het afvalwater moet worden gezuiverd door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie conform de code van goede praktijk.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De verkaveling is ouder dan 15 jaar maar afwijkingen van de voorschriften maken een openbaar onderzoek noodzakelijk.
De aanvraag werd van 23 februari 2019 tot 24 maart 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
• Externe adviezen
///
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in de niet-vervallen verkaveling T874-2-B.23 van 8 juni 1966. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de voorschriften van deze verkaveling.
De aanvraag wijkt af van de dakvorm nl.:
De dakuitbreiding wordt afgewerkt met een plat dak i.p.v. de volgens de voorschriften bepaalde dakhelling tussen de 25° en 50°. De kroonlijst na de werken bedraagt 2,88 m daar waar de voorschriften een kroonlijst tussen de 3 m en 6 m voorschrijven.
Conclusie:
De gevraagde afwijkingen zijn planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Johan Van Wesemael voor het verbouwen van een woning in 3060 Bertem, Dorpstraat 22, sectie C nr 34f onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.
Zitting van 20 mei 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN GVDH PROJECTS VOOR HET BOUWEN VAN 6 APPARTEMENTEN IN 3060 BERTEM, HET BLOK 32, SECTIE C NRS. 194P6 EN 194Z6.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 30 november 2018 heeft GVDH Projects een aanvraag ingediend voor het bouwen van 6 appartementen in 3060 Bertem, Het Blok 32, sectie C nrs. 194p6 en 194z6.
• Op 27 december 2018 is er bijkomende informatie gevraagd die ontvangen werd op 8 januari 2019.
• Op 7 februari 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• De bouwplaats is gelegen in het RUP Centrum, goedgekeurd door de deputatie van Vlaams-Brabant op 9 juli 2009. Na publicatie in het Belgisch Staatsblad heeft een RUP verordenende kracht. Het RUP 'Centrum' is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 2 september 2009.
Het bouwperceel heeft als algemene bestemming: zone voor gesloten en halfopen bebouwing.
De aanvraag wijkt af van de voorschriften van het RUP 'Centrum' met betrekking tot de dakvorm nl.:
Enkel zadeldaken en schilddaken zijn toegelaten. De helling van de dakvlakken dient gelegen te zijn tussen 40° en 50°. Per gebouw mag maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte een afwijkende dakvorm bezitten.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de nieuw gerealiseerde weg Het Blok.
Het perceel ligt in het centrum van Bertem. De omgeving wordt gekenmerkt door een vrij dichte bebouwing in verschillende verschijningsvormen rond een open en groen binnengebied. Dit binnengebied werd reeds deels gebruikt voor openbare voorzieningen en de realisatie van een groene long, met de Voer als ader, in het centrum van Bertem. Er is een nieuwe weg aangelegd waar private en sociale bebouwing wordt gerealiseerd. Tussen de Voer en de Tervuursesteenweg op de noordelijke valleirand is er een vrij groot niveauverschil.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het bouwen van een meergezinswoning voor 6 woonentiteiten op 2 aanpalende percelen. Het gebouw wordt ingeplant zoals voorgesteld op het grafisch plan van het het RUP 'Centrum'. De bouwdiepte bedraagt 15 m op het gelijkvloers en 12 m op de eerste verdieping. Het gebouw wordt afgewerkt met een zadeldak evenwijdig met de voorliggende weg. In de voorgevel wordt een uitbouw voorzien die 0,50 m uitspringt. Deze uitbouw wordt doorgetrokken in het zadeldak. Achteraan wordt binnen het gabarit van het dak ook een uitbouw voorzien, eveneens afgewerkt met een plat dak.
Er worden 2 woonentiteiten voorzien op het gelijkvloers, 2 woonentiteiten op de eerste verdieping en 2 woonentiteiten in het gabarit van het dak.
In de kelder worden 6 parkeerplaatsen voorzien die met een lift bediend worden. Elke woonentiteit heeft op dit niveau een aparte berging.
Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in een regenwaterput van 10 000 liter en een bijkomende infiltratieinrichting zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 4 maart 2019 tot 2 april 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werd 1 klacht ingediend.
Inhoud van de klacht
De meergezinswoningenblok voorziet een hoger gabarit, door het optrekken vanaf de kroonlijst van de bouwlaag, dan toegelaten in de stedenbouwkundige voorschriften. Deze overschrijding is geen 'beperkte afwijking' op de voorschriften maar een substantiële wijziging van het bouwvolume, de inplanting t.o.v. de omgeving en gaat voorbij aan de principes van een inpasbare ruimtelijke ordening zoals bedoeld volgens het RUP.
Het aantal woongelegenheden is plots veel denser geworden dan wat de bedoeling van het voorschrift is: art. 4 heeft het aantal bouwlagen daarom zeer duidelijk afgelijnd en het aantal woonlagen en bebouwingsmogelijkheden ingeperkt om de relatie en inpasbaarheid met het fijnmazig woonweefsel te behouden. Deze overtreding van het specifiek voorschrift met een bijkomend aantal bouwlagen schaadt de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving en deze van de eigendom van de klachtindiener. Het nadeel is bij uitvoering onmiddellijk onherstelbaar.
Er wordt een bouwvolume opgericht dat wat zichten en lichten betreft de voorziene schaal zoals vooropgesteld in het RUP 'Centrum' dermate overschrijdt dat de woonkwaliteit van de directe omgeving en deze van de eigendommen van de klachtindiener aangetast worden.
Bespreking van de klacht
De kroonlijst bedraagt 6,35 m. Volgens de voorschriften van het RUP 'Centrum' is de toegelaten kroonlijst 6 m +/- 0,50 m en dit vanaf het voetpad. Het gebouw wordt afgewerkt met een zadeldak. De dakvorm mag hier maximaal 25% van afwijken.
De aanvraag wijkt hiervan af nl. +/- 40% waarvoor een openbaar onderzoek werd georganiseerd.
Structureel bestaat het gebouw uit 2 bouwlagen nl. het gelijkvloers en de eerste verdieping, afgewerkt met een zadeldak. Volgens de voorschriften mag in de dakverdieping een volledige woongelegenheid voorzien worden. De uitbouw in de voorgevel, conform met de voorschriften van het RUP 'Centrum', wordt deels doorgetrokken in het dak. Achteraan wordt ook een uitbouw voorzien in het dak. Hierdoor kan er binnen het gabarit van het dak een volledige woongelegenheid in de vorm van een duplex voorzien worden.
De aanvraag is qua inplanting, bouwdiepte, kroonlijsthoogte en dakhelling conform met de voorschriften van het RUP 'Centrum' wat de schaal vooropgesteld in het RUP 'Centrum' niet overschrijdt.
Conclusie
De klacht wordt niet aanvaard.
• Externe adviezen
1. Op 15 maart 2019 heeft De Watergroep, Afdeling Waterbronnen en Milieu, een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Het betrokken perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de waterwinning Egenhoven “Oost-West” te Bertem. De ligging binnen de beschermingszone van een waterwinning wil zeggen dat het betrokken perceel gelegen is in het voedingsgebied van een grondwaterwinning bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
Naast de openbare drinkwatervoorziening is De Watergroep als eigenaar/ exploitant eveneens belast met de bescherming van de grondwaterwinning tegen mogelijke verontreinigingen.
De Watergroep geeft een gunstig advies op deze aanvraag indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt:
º Alle afbraakmaterialen, afkomstig van de bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden.
º Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen beschermingszone III van een waterwinning kunnen er geen afbraakmaterialen gebruikt worden voor het opvullen van de uitgegraven bodem. De vrije ruimte dient opgevuld te worden met niet-verontreinigde grond die volgens de Vlarebo-wetgeving voldoet aan de opgelegde normen vermeld in bijlage V van deze wetgeving.
º De nodige voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden tijdens de werken, teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen. Hiertoe zullen eventuele gevaarlijke producten op de werf altijd opgeslagen worden in een waterdichte en lekvrije inkuiping. Bovendien dient het overgieten en/of vullen van recipiënten met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen. Machines met enig verlies van olie of brandstof dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst te worden.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden op het betrokken perceel die volgens het Grondwaterdecreet, het Vlarem of andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen beschermingszone III van een waterwinning.
º Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be)."
2. Op 19 maart 2019 heeft Inter een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"4 Normen
Het gebouw
Toegangen, deuropeningen en deuren (art.22-26):
De deur van de ondergrondse parkeergarage naar de lift is onvoldoende gedimensioneerd. Ze heeft geen vrije doorgangsbreedte van ruwbouw min. 105cm, na afwerking min. 90cm. Dit komt overeen met een deurblad van min. 98cm.
Ook de toegangsdeur tot het gebouw dient hieraan te voldoen.
De toegangsdeur tot het gebouw dient drempelloos te zijn. Het niveauverschil tussen de binnen- en buitenruimte mag max. 2cm bedragen.
Verplichting tot het creëren van een toegankelijke toegang:
• Als de bestaande toegang niet voldoet aan deze bepalingen, moet bij uitbreidings- of verbouwingswerken een toegang voorzien worden die voldoet aan de normen, tenzij de handelingen niet raken aan een gevel, of wanneer het onmogelijk is een ontsluiting naar het openbaar domein te realiseren.
Drempel aan inkom
• Art. 22 §2 (art.1, 26°): De inkomdeur is niet drempelloos. Er mag echter een niveauverschil van max. 2 cm zijn bij de overgang tussen de binnen- en buitenruimte (art. 18). Dit niveauverschil wordt best afgeschuind uitgevoerd.
Maatvoering algemeen:
• De vrije doorgangshoogte in toegangen en deuropeningen moet minstens 209 cm bedragen, de vrije doorgangsbreedte moet minstens ruwbouw 105 cm bedragen (afgewerkt 90 cm). Dit komt overeen met een deurblad van min. 98 cm.
• Bij toegangsdeuren tot wooneenheden van meergezinswoningen, kamerwoningen, studenten(gemeenschaps)huizen, gezondheidsinstellingen met kamers of wooneenheden, welzijnsinstellingen met kamers of wooneenheden, internaten verbonden aan onderwijsinstellingen of onder bevoegdheid van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en strafinrichtingen moet de vrije doorgangsbreedte minstens ruwbouw 100 cm bedragen (afgewerkt 85 cm). Eventuele deurbladen moeten minstens 93 cm x 211 cm groot zijn;
• deuren die toegang geven tot sanitaire voorzieningen, kleedruimtes of pashokjes, moeten naar buiten opendraaien.
Aanliggende circulatieruimte:
• Voor en na elke deur moet een vrije en vlakke draairuimte beschreven kunnen worden van 150 cm.
• Bij manueel bedienbare deuren moet de vrije en vlakke draairuimte aan de duwzijde tegen het deurvlak van de deur en aan de trekzijde tegen het draaivlak van de deur raken.
• Bij manueel bedienbare deuren moet aan de krukzijde van de deur een aanliggende vlakke wand en vloer gezorgd worden van minstens 50 cm breed (ruwbouw), na afwerking minstens 45 cm breed. (zie schetsen advies omgevingsloket)"
3. Op 8 april 2019 heeft Fluvius een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"De bouwpromotor moet voldoen aan de reglementeringen van de nutsmaatschappijen en in dit geval hier in het bijzonder het verkavelingsreglement "Reglement voor verkavelingen en bouwprojecten ". Dit reglement kan u en de bouwpromotor terugvinden op onze website www.fluvius.be.
De bouwheer dient Fluvius alle gegevens te bezorgen met betrekking tot gevraagde vermogens om de tussenkomst die de bouwpromotor dient te betalen, te bepalen.
De bouwheer dient zijn aanvraag te doen op de website www.fluvius.be, via ‘Mijn Fluvius’ nadat de bouwvergunning is verleend. Dit dient tijdig te gebeuren zodat de aanvraag op een efficiënte manier kan afgehandeld worden en de uitvoering tijdig kan gebeuren. Bij de aanvraag engageert de aanvrager zich tot het betalen van de studiekosten.
Het is mogelijk bij grote vermogens dat de bouwheer een ruimte voor een elektriciteitscabine ter beschikking moet stellen. Deze ruimte heeft altijd minimale binnenafmetingen van 5m x 3,70m. De bereikbaarheid en bouwkundige voorwaarden dienen steeds besproken te worden met Fluvius.
Een gedetailleerde aansluitstudie zal dit uitwijzen. Fluvius maakt deze studie na ontvangst van de aansluitingsaanvraag met de benodigde vermogens.
Indien bij de definitieve aanvraag blijkt dat de gevraagde vermogens buiten de standaardnormen vallen kan onze visie nog wijzigen in functie van de gevraagde vermogens. De kosten voor de eventueel te verplaatsen leidingen vallen integraal ten laste van de aanvrager.
Algemene voorschriften:
º Gasafsluiters, elektriciteits-, kabeldistributie- aardgasdistributienetten (boven- en ondergrondse)moeten steeds en makkelijk bereikbaar zijn en vrij blijven van ieder obstakel.
º Vanaf 10 verbruiksplaatsen dient de bouwheer voldoende ruimte voor kabeldistributie te voorzien, met voorkeur in de meterlokalen elektriciteit. In de meterlokalen mogen geen afvoerleidingen, waterleidingen of dergelijke voorzien worden.
º Alle meterlokalen bevinden zich direct aan de straatzijde en zijn voldoende ruim bemeten. Er moet voor de meters steeds een vrije doorgang blijven van 80cm ten opzichte van een muur of ander obstakel.
º Nuttige vrije hoogte van de meterlokalen bedraagt minimaal 2m over de ganse vloeroppervlakte.
º De boven- en onderverluchting van gasmeterlokalen moeten steeds rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staan.
Riolering:
Voor riolering dient voldaan te worden aan de gewestelijke en/of provinciale stedenbouwkundige verordeningen inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater die in uw gemeente van kracht zijn.
1. Algemene bepalingen voor riolering en waterafvoer
De aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van Fluvius na te leven. De aanvrager dient ook de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II voor de afvoer van hemel- en afvalwater na te leven.
De aanvrager staat in voor de plaatsing van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake. Zo dient hij onder meer te voldoen aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (GSV ‘hemelwater’) van 5/07/2013.
Als de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs als dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning werd opgelegd, behoudt Fluvius zich het recht voor om dit perceel niet aan te sluiten op het openbaar rioleringsstelsel.
Als de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften, hebben deze voorschriften voorrang.
2. Specifieke bepalingen voor riolering en waterafvoer voor dit bouwproject
De aansluitputjes voor hemelwaterafvoer en vuilwaterafvoer werden reeds geplaatst. Hierop kan het private afvoerstelsel met respectievelijk hemelwater en vuilwater pas lozen na het indienen van een aansluitingsaanvraag bij Fluvius.
Een keldergarage houdt altijd een risico van wateroverlast in de kelder in. Om het terugstuwen van rioolwater uit het openbaar rioolstelsel naar de kelder te vermijden, dient het afvalwater en hemelwater (komende van de toerit naar de keldergarage) opgepompt te worden. Het is dan ook heel belangrijk dat te allen tijde een reservepomp aanwezig is om bij uitval van de pomp deze te kunnen vervangen (beste oplossing is het plaatsen van beide pompen in dezelfde pompput en ze alternerend te laten pompen). Het buffervolume van de pompput en pompdebiet dienen zodanig gedimensioneerd te zijn dat extreme buien kunnen afgevoerd worden. Het buffervolume dient zodanig te zijn dat bij uitval van de pomp minstens de 2-jaarlijkse bui gebufferd kan worden (30l buffer / m² toerit hellend naar de kelder). De helling naar de keldergarage wordt best zo kort mogelijk gehouden (= steile helling) zodat de oppervlakte die naar de kelder garage afwatert beperkt blijft. Andere verhardingen of daken mogen niet aangesloten worden op de hemelwaterafvoer van de kelder garage. De vuilwaterafvoeren (wasmachine, uitgietbak, …) in de kelderverdieping dienen op een aparte vuilwaterpomp aangesloten te worden die het vuilwater oppompt naar de vuilwaterafvoerleiding. Het opgepompte hemelwater van de toerit naar de garage dient aangesloten te worden op de overloop van de hemelwaterput dus naar de infiltratievoorziening en niet rechtstreeks naar de straatriolering.
We raden aan om:
º Geen sifonputjes te plaatsen op de vuilwaterafvoerleiding(en) aangezien deze putjes vaak verstoppen en in principe alle waterafvoeren in de woning een waterslot/sifon hebben.
º Het opgeslagen water van de hemelwaterput optimaal te gebruiken voor eventueel het spoelen van de toiletten, een buitenkraan voor het wassen van de auto, het besproeien van de tuin, … en eventueel voor de wasmachine.
º Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.
º Een ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel, eventueel via een ontluchtingspijp door het dak.
º Het is niet toegestaan om drainageleidingen aan te sluiten op de openbare riolering. Overeenkomstig de milieuwetgeving dient dit op eigen terrein geïnfiltreerd te worden.
3. Keuring privéwaterafvoer
Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van de privéwaterafvoer verplicht sinds 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar rioleringsstelsel dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement. De keuring dient uitgevoerd te worden vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer. Enkel de door Fluvius erkende keurders komen voor deze keuring in aanmerking (zie www.vlario.be).
Voor bijkomende informatie kan de bouwheer terecht op de infolijn van Fluvius 078 35 35 34."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Centrum'. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de bepalingen van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Volgens de voorschriften van het RUP 'Centrum' zijn enkel zadeldaken en schilddaken toegelaten. De helling dient gelegen te zijn tussen de 40° en 50°. Per gebouw mag maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte een afwijkende dakvorm bezitten.
De aanvraag wijkt hiervan af. De bebouwde oppervlakte bedraagt 297 m². De oppervlakte van de platte daken (inclusief gelijkvloerse uitbouwen met bouwdiepte tussen de 12 m en 15 m) bedraagt 118 m², goed voor ongeveer 40% van de bebouwde oppervlakte.
Artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat na een openbaar onderzoek beperkte afwijkingen worden toegestaan op de stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De waarnemende gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, Afdeling Waterbronnen en Milieu, van 15 maart 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Inter van 19 maart 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 8 april 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de parkeerplaatsen moeten minimum 5 m lang en 2,75 m breed zijn. Bovendien mogen ze de toegangen tot de bergingen niet blokkeren.
• indien bronbemalingen moeten worden uitgevoerd, moet dit met een melding op het omgevingsloket aangevraagd worden.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de waarnemend gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan GVDH Projects voor het bouwen van 6 appartementen in 3060 Bertem, Het Blok 32, sectie C nrs. 194p6 en 194z6 onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep, Afdeling Waterbronnen en Milieu, van 15 maart 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Inter van 19 maart 2019 moeten strikt worden nageleefd
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Fluvius van 8 april 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de parkeerplaatsen moeten minimum 5 m lang en 2,75 m breed zijn. Bovendien mogen ze de toegangen tot de bergingen niet blokkeren.
• indien bronbemalingen moeten worden uitgevoerd, moet dit met een melding op het omgevingsloket aangevraagd worden.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager, De Watergroep, Fluvius en Inter.
Zitting van 20 mei 2019
RECHT VAN VOORKOOP. WONING IN 3060 BERTEM, WALENPOT 1 SECTIE B NR 134Y5 EN VAKANTIEVERBLIJF WALENPOT 3 SECTIE B NR 134Z5.
Feiten en context
Juridische gronden
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college wenst zijn voorkooprecht voor een woning in 3060 Bertem, Walenpot 1, sectie B nr 134Y5 en vakantieverblijf Walenpot 3, sectie B nr 134Z5 niet uit te oefenen.
Zitting van 20 mei 2019
NUTSMAATSCHAPPIJEN. AANVRAAG PROXIMUS VOOR HET PLAATSEN VAN EEN TELECOMLEIDING MET BIJHORENDE GRONDWERKEN LANGS VOERHOEK.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is belast met het beheer van de eigendommen van de gemeente en de vrijwaring van haar rechten.
Argumentatie
Het is belangrijk om de goede kwaliteit van het openbaar domein in stand te houden.
Werken aan nutsleidingen, hoe noodzakelijk die ook zijn, vormen altijd een bedreiging voor die kwaliteit. Het is aangewezen om goede afspraken te maken met de nutsmaatschappijen om de kwaliteit van het openbaar domein te waarborgen en om de hinder voor de buurtbewoners tot een minimum te beperken.
Daarom moeten bij uitvoering van werken van nutsmaatschappijen een aantal voorwaarden van de gemeente worden nageleefd.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft toelating aan Proximus N.V., Herkenrodesingel 6B te 3500 Hasselt, om de werken overeenkomstig het bijgevoegde plan en onder de volgende voorwaarden uit te voeren:
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.