Zitting van 7 oktober 2019
ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische grond
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de notulen van de zitting van 30 september 2019 goed.
Zitting van 7 oktober 2019
VERBOUWING ONTHAALZONE MET KANTOREN EN SPREEKRUIMTES GEMEENTEHUIS. GUNNING VAN AFNAME KLANTENBEGELEIDINGS- EN AFSPRAKENSOFTWARE OP BASIS VAN RAAMCONTRACT ICT STAD BRUGGE.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
Adviezen
Argumentatie
Om de dienstverlening te verbeteren, wenst het bestuur een geïntegreerde onthaalzone in te richten dat als eerste aanspreekpunt geldt voor alle bezoekers van het gemeentehuis en dit zowel voor de gemeente als voor het ocmw.
In deze onthaalzone bevinden zich de onthaalbalie en verschillende spreekruimtes/bureaus waaronder 5 voor burgerzaken, 1,5 voor grondgebiedzaken, 0,5 voor vrije tijd en 5 voor ocmw.
Het is de bedoeling dat alle burgers in de onthaalzone ontvangen worden (bezoekers voor bestuursleden uitgezonderd).
De onthaalzone neemt de huidige locatie van de technische dienst en burgerzaken in beslag. Gezien de relatief beperkte oppervlakte waar de klantencontacten zullen plaatsvinden en vooral gezien het direct contact tussen burgerzaken en de onthaalbalie, is ondersteunende software noodzakelijk om de circulatie van onze bezoekers in goede banen te leiden.
Bijkomend wenst het bestuur op afspraak te gaan werken. Afspraken zullen telefonisch, online of face-to-face kunnen geboekt worden. Ook dit kunnen we enkel realiseren met behulp van een aangepast softwareprogramma.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgaven |
61431000/0119
24100000/0119 1419/002/005/002/006 | € 175 000
€ 37 547,47 | € -566,76 (Bijkomende kredieten te voorzien in budgetwijziging)
€ 29 294,61 | € 35 287,87 eenmalig € 4359,82 jaarlijks |
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Goedkeuring wordt verleend aan het bijgevoegde verslag over de software klantenbegeleiding en op afspraak werken.
Artikel 2:
Het college gaat akkoord met de aankoop van het Qmatic Orchestra klantenbegeleidings- en afsprakensysteem binnen het raamcontract ICT van de stad Brugge voor een bedrag van 35 287,87 euro excl. btw of 42 698,32 incl. 21% btw.
De jaarlijkse onderhoudskost bedraagt 3603,16 euro excl. btw of 4359,82 euro incl. 21% btw (light ondersteuning).
De aankoop wordt gegund aan RealDolmen, Industriezone Zenneveld, A. Vaucampslaan 42, 1654 Huizingen.
Zitting van 7 oktober 2019
CONTRACTEN. GOEDKEURING BESTELBONS.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Adviezen
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de volgende bestelbons goed: nr. 2019/00640 en nr. 2019/00648 voor een totaal bedrag van 3025,12 euro.
Zitting van 7 oktober 2019
INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de facturen goed van nr. 2019/02992 tot en met nr. 2019/03146 voor een totaal bedrag van 368 284,48 euro.
Zitting van 7 oktober 2019
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. DEELNAME CAMPAGNE AMNESTY INTERNATIONAL.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college beslist om ook dit jaar deel te nemen aan de eindejaarscampagne van Amnesty International en zo de mensenrechten te steunen door een artikel in Info Bertem en op de website te plaatsen en door een gepersonaliseerde banner aan het gemeentehuis op te hangen van 1 tot 31 december 2019.
Zitting van 7 oktober 2019
OMGEVINGSVERGUNNINGEN. GOEDKEURING AANVRAAG AFWIJKING GELUIDSNORMEN 40'ERS-FUIF TOT 95 DB(A).
Voorgeschiedenis
Feiten en context
• De aanvrager vraagt een uitzondering tot 95 dB(A) voor de 40'ers-fuif in het Parochiaal Centrum aan de Dorpstraat 538 te 3061 Bertem op 30 november 2019 om 21 uur tot 1 december 2019 om 5 uur.
• De organisator kan een geluidsmeter aanvragen bij de provincie Vlaams-Brabant.
Juridische gronden
• Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem 2).
º Artikel 5.32.2.2bis: het college kan een muziekactiviteit in feestzalen en lokalen toelaten waarbij onder voorwaarden het maximale geluidsniveau van 85 dB(A) overschreden wordt.
º Artikel 6.7.3.§3: het college kan een muziekactiviteit in een tent, in de openlucht, in bepaalde openbare inrichtingen en in private inrichtingen toelaten waarbij onder voorwaarden het maximale geluidsniveau van 85 dB(A) overschreden wordt.
• Artikel 6 van het Omgevingsvergunningendecreet van 25 april 2014.
Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan doen.
Argumentatie
In een tent, in de openlucht of in een andere openbare inrichting dan een openbare, ingedeelde inrichting en op private inrichtingen mag het maximaal geluidsniveau, voortgebracht door muziek, LAeq,15min 85dB(A) niet overschrijden tenzij het college hiervoor toelating heeft gegeven.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft toelating aan Kristel Ginis wonende Kruiskouter 27 te 3061 Bertem, om het maximaal geluidsniveau van 85 dB(A) te overschrijden tijdens de 40'ers-fuif in het Parochiaal Centrum gelegen Dorpstraat 538 te 3061 Bertem van 30 november 2019 om 21 uur tot 1 december 2019 om 2 uur.
Artikel 2:
De exploitant dient de voorwaarden opgenomen in artikel 5.32.2.2bis §1 van Vlarem 2 strikt na te leven:
Artikel 3:
Deze toelating kan te allen tijde worden ingetrokken als blijkt dat de voorwaarden van de verleende toelating niet worden nageleefd.
Artikel 4:
De organisator dient uiterlijk 24 uur op voorhand een informatiebrief te bedelen bij de bewoners binnen een straal van 200 m van het evenement. Een exemplaar van de brief moet op hetzelfde ogenblik bezorgd worden aan het gemeentebestuur.
Zitting van 7 oktober 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN NICK BOGAARD VOOR HET VERVANGEN VAN RAMEN IN DE VOORGEVEL VAN DE WONING GELEGEN IN 3060 BERTEM, BOSSTRAAT 36, SECTIE A NR 584W.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 19 juli 2019 heeft Nick Bogaard een aanvraag ingediend voor het vervangen van de ramen in de voorgevel in 3060 Bertem, Bosstraat 36, sectie A nr 584w.
• Op 16 augustus 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
De bouwplaats is gelegen in een niet-vervallen verkaveling van 3 mei 1973, nr. T874-2-1973.2.
Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Bosstraat.
De Bosstraat vormt een verbindingsweg tussen de Tervuursesteenweg en de noordelijk gelegen Brusselsesteenweg op het grondgebied Herent. De omgeving wordt gekenmerkt door gebouwen in verschillende verschijningsvormen en verschillende functies. Er zijn één- en meergezinswoningen en heel wat openbare voorzieningen zoals het gemeentehuis, het sociaal huis, de sporthal en de gemeentelijke basisschool in een cluster die aansluit op de Tervuursesteenweg.
Op het perceel staat een halfopen eengezinswoning met twee bouwlagen en een zadeldak met de nok evenwijdig aan de voorgevel.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het vervangen van de houten ramen in antracietgrijze pvc ramen met driedubbele beglazing in voor- en achtergevel en in de rechterzijgevel.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
///
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in de niet-vervallen verkaveling van 3 mei 1973. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de voorschriften van bovenvernoemde verkaveling.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Nick Bogaard voor het vervangen van de ramen in de voorgevel in 3060 Bertem, Bosstraat 36, sectie A nr 584w.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.
Zitting van 7 oktober 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN DE EGLANTIER VOOR EEN NIEUWBOUWUITBREIDING VAN MFC DE EGLANTIER, GELEGEN IN 3061 LEEFDAAL, COIGE-STEENWEG 19, SECTIE A NRS. 66G EN 408N.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 6 juni 1979 werd een vergunning afgeleverd voor de verbouwing van een bestaande villa in het dagverblijf De Eglantier. Op 24 mei 1994 en 13 juli 2009 werden vergunningen afgeleverd voor de verbouwing en uitbreiding van De Eglantier.
• Op 7 mei 2019 heeft Mfc De Eglantier een aanvraag ingediend voor een nieuwbouwuitbreiding in 3061 Leefdaal, Coige-steenweg 19, sectie A nrs. 66g en 408n.
• Op 5 juni 2019 werd bijkomende informatie gevraagd, die werd bekomen op 12 juni 2019.
• Op 3 juli 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied met landelijk karakter.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De woongebieden met landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven (artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Coige-steenweg die in het uiterste noordwesten van Leefdaal de grens vormt met de buurgemeente Tervuren. De Coige-steenweg is de verbinding tussen de Tervuursesteenweg, het gehucht Coige, Moorsel en Everberg. Buiten het gehucht Coige is op het grondgebied Bertem het agrarische gebied grotendeels behouden en in exploitatie gebleven. Het bouwperceel maakt deel uit van het bebouwde deel van het gehucht waar residentiële bebouwing in verschillende verschijnings- en afwerkingsvormen voorkomt. Het grootste deel van de woningen bestaan uit twee bouwlagen en een zadeldak. Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat een nieuwbouwuitbreiding aan het bestaand multifunctioneel centrum De Eglantier. Daar waar het bestaande Mfc De Eglantier momenteel enkel voorzien is voor de dagopvang van kinderen en jongeren met fysieke en/of mentale beperkingen, is deze nieuwbouwuitbreiding bedoeld om ook nachtverblijf mogelijk te maken. De uitbreiding vindt plaats op het onbebouwd perceel links van de bestaande instelling. De uitbreiding wordt fysiek verbonden met de bestaande instelling maar zal als apart 'huis' fungeren. Er wordt een aparte inkom voorzien op kelderniveau, wat overeenkomt met het straatniveau. De leefruimtes bevinden zich op het gelijkvloers en de slaapkamers op de eerste verdieping.
De nieuwe unit wordt ingeplant op dezelfde bouwlijn als de bestaande instelling en de bouwdiepte bedraagt 23 m. De bouwvrije strook links van de uitbreiding bedraagt 4 m. Het gebouw wordt afgewerkt met een plat dak.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in twee regenwaterputten van 7500 liter en 10 000 liter en een bijkomende infiltratieinrichting zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in een collectief te optimaliseren buitengebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• Artikel 6.2.2.3.1, §2 Vlarem II van 1 juni 1995
In collectief te optimaliseren buitengebied worden lozingsvoorwaarden opgelegd. Het afvalwater moet worden gezuiverd door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie conform de code van goede praktijk.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag werd van 13 juli 2019 tot 11 augustus 2019 openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Er werden geen klachten ingediend.
• Externe adviezen
1 Op 9 juli 2019 heeft De Watergroep een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Het betrokken perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van de waterwinning Puttebos te Bertem (Leefdaal). De ligging binnen de beschermingszone van een waterwinning wil zeggen dat het betrokken perceel gelegen is in het voedingsgebied van een grondwaterwinning bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening.
Naast de openbare drinkwatervoorziening is De Watergroep als eigenaar/ exploitant eveneens belast met de bescherming van de grondwaterwinning tegen mogelijke verontreinigingen.
Ter bescherming van de waterwinning geeft De Watergroep een gunstig advies op deze aanvraag indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt:
º Alle afbraakmaterialen, afkomstig van de bestaande constructies, dienen conform de van toepassing zijnde wetgeving afgevoerd te worden.
º Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen beschermingszone III van een waterwinning kunnen er geen afbraakmaterialen gebruikt worden voor het opvullen van de uitgegraven bodem. De vrije ruimte dient opgevuld te worden met niet-verontreinigde grond die volgens de Vlarebo-wetgeving voldoet aan de opgelegde normen vermeld in bijlage V van deze wetgeving.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden op het betrokken perceel die volgens het Grondwaterdecreet, het Vlarem of andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen beschermingszone III van een waterwinning.
º De nodige voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden tijdens de werken, teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen. Hiertoe zullen eventuele gevaarlijke producten op de werf altijd opgeslagen worden in een waterdichte en lekvrije inkuiping. Bovendien dient het overgieten en/of vullen van recipiënten met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen
º Machines met enig verlies van olie of brandstof dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst te worden.
º Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be)."
2 Op 16 juli 2019 bracht de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant een voorwaardelijk gunstig advies uit nl.:
"Beschrijving gebouw:
Het project omvat de uitbreiding van een bestaand dag- en nachtopvangcentrum voor kinderen en jongeren met ernstige fysieke en mentale beperkingen.
Het betreft een laagbouw met 2 evacuatieniveaus (gebouwd in een helling).
De nieuwbouw uitbreiding omvat:
º kelder (evacuatieniveau straatzijde): uitsluitend dagbezetting: kitchenette, personeels-onthaalruimte, hobbyruimte, vergaderzaal, stookplaats
º gelijkvloers (evacuatieniveau tuinzijde): uitsluitend dagbezetting, (verbinding naar bestaand gebouw, horizontale evacuatiemogelijkheden): leef- en eetruimtes, snoezelruimtes, therapieruimtes
▪ eerste verdieping: uitsluitend nachtbezetting: slaapruimtes kinderen/jongeren, slaapruimte begeleider, sanitair, luchtgroepenlokaal
Het type verwarming is niet aangegeven op de plannen. De stookplaats bevindt zich op de kelderbouwlaag in een daarvoor voorziene ruimte.
Volgende brandpreventiemaatregelen worden voorzien:
º brandwerende deuren aan de ruimtes op de gelijkvloerse verdieping (m.u.z. onthaalfunctie), slaapkamers kinderen (vrijloop), stookplaats, kitchenette, technische ruimtes, scheiding oud/nieuwbouw
º compartimentering van de trappenhal
º veiligheidsverlichting
º signalisatie
º niveau-aanduiding in de trappenhal
º branddetectie cfr. NBN S21-100-1&2
º risico-analyse en brandpreventieplan
º plaatsing rookkoepel met bediening op het evacuatieniveau
º alarmering
º blusmiddelen: haspels en snelbluwmiddelen
º blusdeken in de keuken
º instructies voor het personeel
º vluchtplan
In het gebouw is personeel tewerkgesteld
De studie inzake brandvoorkoming en -bestrijding gebeurde op basis van:
1. De toepasselijke artikels van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB): art. 52 www.werk.belgie.be
2. Codex welzijn op het werk, Boek 3, Arbeidsplaatsen, Titel 2, Elektrische installaties
www.werk.belgie.be
3. Codex welzijn op het werk, Boek III, Arbeidsplaatsen, Titel 3, Brandpreventie op de arbeidsplaatsen www.werk.belgie.be
4. Codex welzijn op het werk, Boek 3, Arbeidsplaatsen, Titel 6, Veiligheids- en gezondheidssignalering www.werk.belgie.be
5. Het KB van 7 december 2016 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (bijlagen 1; 2/1; 5/1; 7). www.besafe.be
6. Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot wijziging van de regelgeving betreffende de specifieke brandveiligheidsnormen voor ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf en betreffende de technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (als leidraad voor wat betreft nachtopvang van mindervaliden en zorgbehoevenden.)
https://www.departementwvg.be/regelgeving-brandveiligheid
7. Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 juni 2012 en latere wijzigingen houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
www.wonenvlaanderen.be/rookmelders
Rekening houdend met hoger vermelde reglementering vragen volgende punten om uw bijzondere aandacht bij de realisatie van het project:
Overeenkomstig basisnormen, Bijlage 2/1: lage gebouwen
1. De brandwerende deuren moeten geattesteerd worden door het BENOR-ATG kenmerk of gelijkwaardig en dienen geplaatst te worden door een door ISIB gecertificeerde plaatser. Een kopie van het plaatsingsattest afgeleverd door de plaatser aan de bouwheer moet worden voorgelegd.
2. Op een evacuatieniveau mag de evacuatieweg ook de ingangshal omvatten. Deze hal mag de toegang tot de liften en niet afgesloten ruimten omvatten bestemd voor het onthaal en bijhorende diensten, met
uitzondering van horecazaken (art.4.4.2).
De activiteiten in de niet-gecompartimenteerde personeels/onthaalruimte beperken zich tot overlegmomenten en onthaal gerelateerde activiteiten. De overige lokalen zijn brandwerend afgescheiden van de evacuatieweg.
3. De structurele elementen die de stabiliteit van het gebouw verzekeren zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte vloeren en andere essentiële delen moeten R60 hebben (art. 3.2). Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
4. De structurele elementen van het dak moeten R 30 hebben of het dak moet aan de binnenkant beschermd worden door een bouwelement (plafond) met EI30 (art.3.3). Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
5. De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door allerhande doorvoeringen, zoals leidingen, buizen, kokers, uitzetvoegen van wanden e.d. en door eventuele openingen en constructies. De nodige beschermingsmiddelen dienen aangebracht om de vereiste brandweerstand te behouden (brandwerende kleppen, moffen,…). De bepalingen van bijlage 7 zijn van toepassing (art.3.1).
6. Wanneer verticale kokers door horizontale wanden dringen waarvoor een brandweerstand vereist is, geldt één van de volgende drie maatregelen:
6.1. de wanden van de verticale kokers hebben een brandweerstand EI 60. De valluiken en deurtjes hebben EI1 30. Zij hebben aan hun boveneind een degelijke verluchting. De vrije verluchtingsdoorsnede van de koker is ten minste gelijk aan 10% van de totale horizontale doorsnede van de koker met een minimum van 4 dm².
De vrije verluchtingsdoorsnede kan uitgerust worden met gemotoriseerde verluchtingskleppen waarvan de opening als volgt wordt bevolen:
º automatisch bij detectie van brand in een koker
º automatisch bij de detectie van een brand in het gebouw, indien dit uitgerust is met een algemene branddetectie-installatie;
º automatisch bij een defect aan de energiebron, de voeding of de bediening (toestel met positieve veiligheid);
º manueel via een bediening op een evacuatieniveau of op een bepaalde plaats in onderling overleg met de brandweer (art.5.1.5.)
Deze kokers mogen in de trappenhuizen gebouwd worden.
6.2. ter hoogte van de doorvoering bevindt zich een bouwelement met minstens de vereiste brandweerstand van de horizontale wand;
6.3. de wanden van de verticale kokers hebben EI 30. De valluiken en deurtjes EI130. De verticale kokers worden ter hoogte van elk compartiment onderbroken door horizontale schermen met de volgende kenmerken:
º zij bestaan uit een materiaal van klasse A1;
º zij beslaan de gehele ruimte tussen de leidingen;
º zij hebben EI 30.
In gevallen 2 en 3 moeten de kokers niet verlucht zijn (art. 5.1.5.1).
7. De binnenwanden van de machinekamer van de lift die niet uitgeven op de liftschacht moeten EI 60 hebben. De toegangsdeur/valluik moet EI1 30 bezitten. De brandweer is verzekerd van de toegang tot de machinekamer. Het geheel schacht en machinekamer, of de schacht worden op natuurlijke wijze verlucht via buitenluchtmonden. Het geheel van de schachtdeuren moet een brandweerstand E30 hebben volgens de norm NBN EN 81-58.
De verluchtingsopeningen hebben een minimale doorsnede van 1% van de horizontale oppervlakte van de ruimte waaruit lucht wordt afgevoerd.
Bijzondere voorwaarden voor een lift met machinerie in de schacht:
º Wanneer er in het gebouw een algemene of gedeeltelijke detectie vereist is, wordt een rookdetectie geplaatst bovenin de schacht. Controle en onderhoud zal van buiten de schacht gebeuren;
º De verluchtingsopening, die zich bovenaan de schacht bevindt, heeft een minimale doorsnede van 1% van de horizontale oppervlakte van de schacht.
De vereiste verluchtingsopeningen van elk type lift kunnen uitgerust worden met gemotoriseerde verluchtingskleppen waarvan de opening als volgt bevolen wordt:
º automatisch om de gebruikers van de lift een toereikende verluchting te verzekeren, zelfs bij een langdurige stilstand;
º automatisch bij een abnormale temperatuursstijging van de machine en/of de controleorganen;
º automatisch bij de detectie van een brand in de liftschacht en/of in de machinekamer;
º automatisch bij de detectie van een brand in het gebouw, indien dit uitgerust is met een algemene branddetectie-installatie;
º automatisch bij een defect aan de energiebron, de voeding of de bediening (toestel met positieve veiligheid);
º manueel via een bediening op een evacuatieniveau of op een bepaalde plaats in onderling overleg met de brandweer (art. 6).
8. Op alle niveaus vormt het toegangsbordes van de lift, bestemd voor de evacuatie van personen met een beperkte mobiliteit, een sas. De deuren hebben EI1 30 en zijn zelfsluitend of zijn zelfsluitend bij brand. De liftkooien zijn tenminste toegankelijk voor een persoon in een rolstoel en een begeleidende persoon. Liftkooien met als minimale afmetingen 1,1 m (breedte) x 1,4 m (diepte) voldoen aan deze
vereiste (art.6.4).
In de bijgevoegde risico-analyse worden alternatieve evacuatiemiddelen voorgesteld en er wordt een gepast evacuatieplan opgesteld.
Horizontale evacuatie is op de onderste 2 bouwlagen (dagbezetting) voorzien, op de bovenste bouwlaag (nachtbezetting), zijn volgende beschermingsmaatregelen voorzien: slaapruimtes met deuren met vrijloopfunctie en een evacuatieterras aan de achterzijde van het gebouw, toegankelijk voor de ladderwagen van de brandweer.
De brandweg aan de achterzijde is na te kijken ter hoogte van “terras 2” van het bestaande gebouw. De weg op het inplantingsplan maakt hier een vernauwing. Vermoedelijk wordt deze in realiteit breder voorzien en doorgetrokken.
9. De elektrische leidingen die installaties of toestellen voeden die bij brand absoluut in dienst moeten blijven, worden zodanig geplaatst dat de risico's van algehele buitendienststelling gespreid zijn. De bedoelde installaties of toestellen zijn (art.6.5):
º de veiligheidsverlichting en eventueel de vervangingsverlichting;
º de installaties voor melding, waarschuwing en alarm;
º de installaties voor rookafvoer;
º de waterpompen voor de brandbestrijding en eventueel de ledigingspompen;
º de liften bestemd voor de evacuatie van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in punt 6.4.
Op hun tracé tot aan het compartiment waar de installatie zich bevindt, hebben de elektrische leidingen de volgende brandweerstand:
º ofwel een intrinsieke brandweerstand die minimaal
▪ PH 60 bedraagt volgens NBN EN 50200 voor leidingen waarvan de buitendiameter kleiner is dan of gelijk aan 20 mm en waarvan de doorsnede van de geleiders kleiner is dan of gelijk aan 2,5 mm²;
▪ Rf 1 h bedraagt volgens add. 3 van NBN 713-020 voor leidingen waarvan de buitendiameter groter is dan 20 mm of waarvan de doorsnede van de geleiders groter is dan 2,5 mm²;
º ofwel Rf 1 h, volgens add. 3 van NBN 713-020, voor leidingen zonder intrinsieke brandweerstand die in kokers zijn geplaatst.
10. Het gebouw moet voorzien worden van veiligheidsverlichting overeenkomstig de norm NBN EN 1838, NBN EN 60598-2-22 en NBN EN 50172. De evacuatiewegen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keuken en de voornaamste stroomborden moeten voorzien worden van een degelijke veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om een gebouw veilig te ontruimen. De veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting; zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren. De veiligheidsverlichting moet minstens een lichtsterkte hebben van 1 lux ter hoogte van de grond in de as van de vluchtweg en 5 lux op gevaarlijke plaatsen (art.6.5).
11. De gasinstallatie moet voldoen aan art.6.6.
12. De aëraulische installatie moet voldoen aan art.6.7.
De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door doorvoeringen van luchtkanalen. Er dienen brandwerende kleppen aangebracht te worden om de vereiste brandweerstand te behouden.
Aangezien in het gebouw een algemene branddetectie-installatie verplicht is, zijn de brandwerende kleppen van het bedieningstype B (gemotoriseerde klep). In geval van detectie van brand worden de kleppen van het geteisterde compartiment automatisch allemaal gesloten.
13. Het gebouw is voorzien van een algemene en automatische branddetectie- installatie. Deze installatie is van het type totale bewaking die automatisch een aanduiding van de brandmelding en de plaats ervan geeft en waarvan de detectoren aangepast zijn aan de aanwezige risico's. De branddetectieinstallatie voldoet aan de norm NBN S 21-100-1&2 of aan elke andere regel van goede praktijk die
een gelijkwaardig veiligheidsniveau garandeert.
De installatie wordt conform de norm NBN S21-100-1&2 uitgevoerd en dient gekeurd te worden door een EDTC op basis van deze norm.
14. De gebruikers van het gebouw dienen in geval van brand op de hoogte gebracht te worden dat ze het gebouw dienen te verlaten. Daartoe is het gebouw uitgerust met een gepaste alarminstallatie.
Overeenkomstig basisnormen Bijlage 5/1: reactie bij brand van de materialen
15. De bezetting van het gebouw valt onder type 1: niet zelfredzame bezetters. Voor de vereisten inzake de reactie bij brand die van toepassing zijn op de bouwproducten die gebruikt worden voor de bekleding van verticale wanden, plafonds en vloeren dienen de respectievelijke tabellen van bijlage 5/1 gevolgd te worden.
16. De gevelbekledingen van de lage gebouwen hebben klasse D-s3,d1. Een maximum van 5% van de zichtbare oppervlakte van de gevels is niet onderworpen aan deze vereiste (art.6).17. De dakbekledingen hebben klasse Broof (t1) of zijn dakbekledingen die voldoen aan de eisen van het prestatiecriterium van een externe brand zonder test (MB van 21/11/2012) (art.8.1).
18. Groendaken moeten voldoen aan volgende voorschriften:
º de substraatlaag is minimum 3 cm dik. Indien de substraatlaag een dikte heeft van minder dan of gelijk aan 10 cm, bevat het substraat maximum 20% organische stoffen (massa %);
º de groendaken worden opgedeeld in compartimenten met een maximale lengte van 40 m.
º nabij compartimentswanden, dakopdelingen, koepels, doorvoeringen, enz… dient de hoogte van de omliggende vegetatie lager dan of gelijk aan de grens van de omliggende vegetatie te zijn (zie bijlage 1 “Terminologie”).
º Indien er een strook is waarin er geen vegetatie mag zijn omdat de grens van de omliggende vegetatie er negatief is dient deze strook gerealiseerd te worden in materialen van minimum klasse A2FL-s2.
Na te kijken voor eventuele groendaken die grenzen aan beglaasde geveldelen.
Overeenkomstig de Codex welzijn op het werk, Boek III, Arbeidsplaatsen, Titel 3, Brandpreventie op de arbeidsplaatsen:
De werkgever moet in overeenstemming met het koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen:
º een risicoanalyse betreffende het brandrisico uitvoeren
º specifieke preventiemaatregelen treffen door:
º het oprichten en uitrusten van een brandbestrijdingsdienst;
º preventiemaatregelen treffen om brand te voorkomen;
º het verzekeren van een snelle en veilige evacuatie van werknemers en aanwezige personen;
º elk begin van brand vlug en doelmatig te bestrijden;
º de schadelijke gevolgen van brand te beperken;
º de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken;
º periodieke controles en onderhoud te laten uitvoeren.
º een intern noodplan opstellen. Dit plan omvat o.a.:
º de locatie van de elektrische installaties
º de locatie en werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda
º de locatie en de werking van de ventilatiesystemen
º de locatie van de branddetectiecentrale
Het noodplan wordt ter beschikking gesteld door de verantwoordelijke van de instelling op een plaats in de inrichting die afgesproken is met de brandweer (bij voorkeur receptie bij dagbezetting of brandweerkluis indien geen nachtbezetting)
º een brandpreventiedossier samenstellen en ter beschikking stellen van de openbare hulpdiensten.
Een uitgebreide risicoanalyse en evacuatieplan werd opgesteld naar aanleiding van de voorbespreking en de opmaak van de bouwplannen.
Alternatieve evacuatiemogelijkheden en beschermingsmaatregelen werden afgestemd op het doelpubliek van het gebouw naar het voorbeeld van woonzorgcentra: horizontale evacuatiemogelijkheden, slaapkamers met deurdrangers met vrijloopfunctie, detectie cfr. NBN S21-100-1&2.
ADVIES
º Er wordt een gunstig advies, inzake brandveiligheid, tot bouwen verleend indien aan hoger vermelde opmerkingen wordt voldaan.
º Dit advies is niet van beperkende aard op de bestaande voorschriften en bepalingen die van toepassing kunnen zijn. Tevens werd het verslag uitsluitend opgesteld in functie van de vaststellingen gedaan tijdens een controle van de plannen.
º Volgende attesten dienen overgemaakt te worden aan de brandweerdienst voor de ingebruikname van het gebouw:
▪ keuringsattest elektrische installatie
▪ keuringsattest gasinstallatie
▪ keuringsattest veiligheidsuitrustingen (veiligheidsverlichting, alarminstallatie, bediening rookkoepel)
▪ keuringsattest branddetectie conform NBN S21-100-1&2
▪ attesten van de gebruikte materialen voor doorvoeringen door Rf-wanden
▪ attest reactie bij brand van de dakisolatie
▪ attest plaatser brandwerende deuren
▪ attest gevelbekledingen
▪ keuringsattest rook-en warmteafvoerinstallatie ondergrondse parking
º Van zodra de werken uitgevoerd zijn dient de brandweer hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht te worden.
º Er kan geen enkele zekerheid van volledige beveiliging tegen brand of totale evacuatie gegeven worden, gezien deze beveiliging en evacuatie steeds en hoofdzakelijk afhankelijk zal blijven van het stipt naleven van de verplichtingen en het opvolgen van de ordemaatregelen, de voorzichtigheid en de waakzaamheid van de aanwezigen.
º Er wordt een retributie geheven voor het afleveren van dit brandweeradvies. De factuur zal rechtstreeks naar de bouwheer gezonden worden."
3. Op 26 juli 2019 heeft Inter meegedeeld dat het project niet onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2019 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid valt. Ze hebben wel een aantal aandachtspunten opgesomd nl.:
"Het gebouw
Toegangen, deuropeningen en deuren (art.22-26):
Aandachtspunt
Aanpassing volgende deuren i.f.v. een vlot gebruik:
º gelijkvloers
▪ deur gang – inkomzone leefruimte: verplaatsen naar rechts i.f.v. het optimaliseren van de zijdelingse opstelruimte aan duwzijde van de deur en de vrije en vlakke draairuimte aan trekzijde van de deur. Hiernaast is het aan te bevelen om de schuimblusser te verplaatsen.
▪ deur snoezelruimte: verplaatsen naar rechts i.f.v. het optimaliseren van de zijdelingse opstelruimte aan duwzijde van de deur.
Maatvoering algemeen:
º De vrije doorgangshoogte in toegangen en deuropeningen moet minstens 209 cm bedragen, de vrije doorgangsbreedte moet minstens ruwbouw 105 cm bedragen (afgewerkt 90 cm).·
Aanliggende circulatieruimte
º Voor en na elke deur moet een vrije en vlakke draairuimte beschreven kunnen worden van 150 cm.
º Bij manueel bedienbare deuren moet de vrije en vlakke draairuimte aan de duwzijde tegen het deurvlak van de deur en aan de trekzijde tegen het draaivlak van de deur raken.
º Bij manueel bedienbare deuren moet aan de krukzijde van de deur een aanliggende vlakke wand en vloer gezorgd worden van minstens 45 cm breed (ruwbouw), na afwerking minstens 50 cm breed.
Toiletten (art.29/2-32)
Aandachtspunt
º Gelijkvloers - aanpassingsvoorstel aangepast sanitair: er worden twee aangepaste toiletten voorzien met één transferzijde en een gespiegelde inrichting. De deur van het toilet, grenzend aan snoezelruimte 2 beschikt over onvoldoende vlakke draairuimte aan trekzijde van de deur. Dit zal het gebruik ten zeerste bemoeilijken, zeker uitgaande van rolstoelgebruik. Een spiegeling van de volledige inrichting, inclusief de inkomdeur is hier vereist.
Uitgaande van de zorgzwaarte van de doelgroep kan er eventueel gedacht worden aan het samenvoegen van beide toiletruimte tot één groter zorgtoilet met als voordelen:
▪ een betere rolstoeltoegankelijkheid
▪ de mogelijkheid tot tilliftgebruik
▪ hulpverleningsmogelijkheid aan beide zijden van het toilet indien dit vrijstaand geplaatst wordt.
Op plan is aangegeven dat er voorzien wordt in een verlengd toilet, echter dit is niet ingetekend waardoor er in de praktijk minder ruimte overblijft vóór het toilet. Ook dit knelpunt is opgelost indien er voor een groter zorgtoilet gekozen wordt.
º Verdieping: binnen de voorgestelde ruimte is het aangewezen om de wastafel te verschuiven in de richting van de gang waardoor er meer gebruiksruimte ontstaat vóór het toilet.
▪ Een wastafel moet aanwezig zijn, met een onderrijdbare ruimte van minstens 70 cm hoog, 90 cm breed en 60 cm diep. De as van de wastafel moet zich minstens 50 cm van elke hoek bevinden.
▪ Ter hoogte van de wastafel en toiletpot moet een vrije en vlakke draairuimte van 150 cm beschreven kunnen worden.
▪ Voor de toiletpot moet een vrije ruimte van minstens 120 cm beschikbaar zijn.
▪ De afstand tussen de voorzijde van de toiletpot en de achterliggende wand moet minstens 70 cm bedragen.
▪ Minstens aan één zijde van het toilet moet een vrije ruimte van 90 cm beschikbaar zijn. Als er zich aan de andere zijde een wand bevindt, moet de as van de toiletpot zich op 40 cm à 45 cm van deze wand bevinden.
▪ De vrije ruimte tussen toilet en wastafel moet minstens 90 cm bedragen.
Bijkomende informatie
º Evacuatie bij brand:
De evacuatie van personen met een beperking bij brand dient door de ontwerper besproken met de plaatselijke brandweer en worden voorzien overeenkomstig het wijzigingsbesluit van 12 juli 2012 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Alsook de specifieke voorzieningen bepaald in het BVR van 09 december 2011 inzake brandveiligheidsnormen waaraan ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf moeten voldoen.
º Ruimtes voor personeel:
Volgens de bepalingen art. 1 punt 15° en art. 2 §1 vallen de ruimtes die “alleen toegankelijk zijn voor werknemers” niet onder in de hierboven vermelde stedenbouwkundige verordening.
Doch volgens de bepalingen van art. 5 van het KB van 10 okt. 2012 inzake de basiseisen van arbeidsplaatsen is het noodzakelijk van nieuwe arbeidsplaatsen in te richten rekening houdend de eventuele tewerkstelling van werknemers met een handicap."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het voorgestelde project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven. De uitbreiding van een bestaand multifunctioneel centrum is inpasbaar in de bestaande omgeving.
Mobiliteitsimpact
Het ontwerp heeft een beperkte impact op de mobiliteit van de omgeving. Op de zone vooraan worden 9 parkeerplaatsen voorzien en stationeringsruimte voor de voertuigen die het transport verzorgen van de kinderen en jongeren met een handicap die in De Eglantier worden opgevangen.
Schaal
Het gebouw met 2 bouwlagen past in de bestaande aanleg van de omgeving. De totale hoogte van het gebouw werd beperkt waardoor de schaal van de gebouwen in de omgeving niet overschreden wordt.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De aanschijn van zowel de bestaande instelling als de uitbreiding is vergelijkbaar met traditionele woonvolumes die zich in de straat inpassen. Ondanks de omvang van het gebouw blijft er nog voldoende circulatieruimte over.
Visueel-vormelijke elementen
De nieuwe volumes zijn in een moderne architectuur voorzien van platte daken waardoor de volumetrische impact van het ontwerp in zijn geheel met het bestaand gebouw, vergelijkbaar is met de woonvolumes die in deze omgeving aanwezig zijn.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing op de aanvraag.
Reliëf
De voorziene reliëfwijzigingen staan in relatie tot het ontwerp en de omgeving.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Tijdens het openbaar onderzoek werden geen klachten noch opmerkingen ingediend. Mits naleving van de opgelegde voorwaarden heeft het project geen buitenproportionele impact op de nabije en ruime omgeving.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• De voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 9 juli 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• De voorwaarden opgelegd in het advies van de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant moeten strikt worden nageleefd.
• De aanvrager wordt verzocht aandacht te besteden aan de aandachtspunten opgesomd in het advies van Inter van 26 juli 2019.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Mfc Eglantier voor een nieuwbouwuitbreiding in 3061 Leefdaal, Coige-steenweg 19, sectie A nrs. 66g en 408n, onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• De voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 9 juli 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• De voorwaarden opgelegd in het advies van de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant moeten strikt worden nageleefd.
• De aanvrager wordt verzocht aandacht te besteden aan de aandachtspunten opgesomd in het advies van Inter van 26 juli 2019.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager, Inter, De Watergroep en Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant.
Zitting van 7 oktober 2019
OMGEVINGSVERGUNNING. AANVRAAG VAN NIELS RAPPE EN PAUL IVENS NAMENS CORDEEL VOOR HET BOUWEN VAN EEN SPORTHAL IN DORPSTRAAT 257 TE 3061 LEEFDAAL, SECTIE D NRS. 168D, 177A EN 176G.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 25 april 2017 heeft de gemeenteraad het ruimtelijk uitvoeringsplan 'Sportpark' definitief vastgesteld.
• Op 9 augustus 2019 hebben Niels Rappe en Paul Ivens namens Cordeel een aanvraag ingediend voor het bouwen van een sporthal in 3061 Leefdaal, Dorpstraat 257, sectie D nr 168d, 177a en 176g.
• Op 9 augustus 2019 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Sportpark Verona', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 25 april 2019. Het RUP voorziet o.a. in een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut voor de realisatie van een sportpark (art. 2), een overdrukzone voor gebouwen en verharde parkeerplaatsen (art. 3), een groenbuffer (art. 4), landschappelijke inpassing (art. 6) en een open ruimte corridor (art. 9). De ontsluiting is aangeduid op het grafisch plan (art. 7 en 8). De aanvraag is in overeenstemming met de geldende voorschriften.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin; behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven; gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft; de afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven (artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De landschappelijk waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen (artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Artikel 7.4.5. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening stelt dat de voorschriften van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor het grondgebied waarop ze betrekking hebben, de voorschriften van de plannen van aanleg vervangen, tenzij het ruimtelijk uitvoeringsplan het uitdrukkelijk anders bepaalt.
Door het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Sportpark Verona' wordt het project van de aanvraag ingekleurd als zone voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut en zijn de voorschriften van deze zone van toepassing op de aanvraag.
Onder "gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen" dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig.
• De bouwplaats is gelegen tussen de gemeentewegen Dorpstraat en Kerstraat, op een perceel dat de overgang maakt tussen het plateau van Duisburg en de lager gelegen Voervallei. De bestaande holle weg ten oosten van de bouwplaats (Dorpstraat) doet dienst als ontsluiting voor de voetbalvelden en voetbalkantine voor voetbalploeg VC Bertem-Leefdaal, die op het aangrenzende perceel gevestigd zijn. Ten westen van de bouwplaats bevinden zich vrijstaande eengezinswoningen langs Kerstraat en Dorpstraat. Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het bouwen van de nieuwe sporthal Verona, met bijhorende parking, terreinaanlegwerken en omgevingswerken. De nieuwe sporthal wordt ingepast binnen de in het RUP voorziene zone voor gebouwen en verharde parkeerplaatsen (overdruk) als een ovalen gebouw zonder hoeken met licht gebogen dakvorm. De onderste verdieping waar sportvelden, kleedkamers en danszaal gelegen zijn, wordt ingepakt met een talud. Voor de ontsluiting zal de bestaande weg worden uitgebreid naar een volwaardige richtingsstraat met een breedte van 5,20m. De uitbreiding zal gebeuren in een verharding in grasbetondallen. Daarnaast zal ook een parkeerveld worden aangelegd voor 127 personenauto’s; hiervan zijn er 6 plaatsen voor andersvaliden en 2 plaatsen voor elektrische wagens. Ook het nieuwe parkeerveld wordt voorzien in een verharding met grasbetondallen.
• Watertoets
Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijke effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd het watertoetsinstrument op internet doorlopen. De resultaten worden als bijlage toegevoegd. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in 4 regenwaterputten van elk 20 000 liter. In een toegevoegde nota wordt aangetoond dat het plaatsen van een hemelwaterput met een groter volume verantwoord is. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Artikel 2 §6 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 over de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectrapportage en latere wijzigingen (MER-besluit). Dit artikel bepaalt de projecten waarvoor een project MER-screeningsnota dient opgesteld te worden.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
• Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 25 oktober 2016 betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
1. De aanvraag is gelegen binnen beschermingszone 2 van de waterwingebieden. Op 13 augustus 2019 werd advies gevraagd aan De Watergroep. Op 22 augustus 2019 werd volgend voorwaardelijk gunstig advies ontvangen:
º "De parkings aangelegd met grasdallen zijn enkel toegankelijk voor personenwagens en kleine bestelwagens. Het moet fysiek onmogelijk gemaakt worden om vrachtwagens of bussen te parkeren. Parkeer- of staanplaatsen voor bussen of vrachtwagen zijn aan te leggen in waterondoorlaatbare verharding.
º Boringen, ontgrondingen en graafwerken van 2,5 meter onder het bestaande maaiveld (uitgezonderd peilputten) is verboden.
º Bronbemaling voor de verwezenlijking van bouwkundige werken is verboden indien het zich dieper bevindt dan 2,5 meter onder het bestaande maaiveld.
º Infiltratie van hemelwater en/of afvalwater zijn verboden binnen de beschermingszone II van een waterwinning.
º De aanleg van koude-warmtepompen binnen de beschermingszone II van een waterwinning kan eveneens niet toegelaten worden.
º Er kunnen, nu of in de toekomst, geen activiteiten toegelaten worden die volgens het Grondwaterdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten, het Vlarem of een andere van toepassing zijnde wetgeving verboden zijn binnen de beschermingszone II van een waterwinning.
º Zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden teneinde elk risico op verontreiniging van bodem en/of grondwater te voorkomen:
▪ Opslag van oliën of mazout dient te gebeuren in een opvangbak waarvan het volume minstens even groot is als de inhoud van de erin opgeslagen recipiënten.
▪ Het overgieten of vullen van machines dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren om morsen te voorkomen.
▪ Machines met enig verlies van olie of mazout dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden en boven een opvangbak geplaatst te worden.
▪ Mochten er zich tijdens de werkzaamheden calamiteiten of verontreinigingen voordoen, dient De Watergroep hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht (02/238 96 99 en op milieu@dewatergroep.be"
2. Op 12 september 2019 heeft de Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Het project omvat de nieuwbouw van een sporthal.
Het gebouw omvat een ingegraven bouwlaag (niveau -1), in het hellend terrein zijn uitsparingen voorzien waarin zich 4 uitgangen bevinden ( 2x 240cm en 2 x 180cm). Op deze bouwlaag bevindt zich het sportveld (duplex-verdieping) en het compartiment met de kleedkamers, sanitaire ruimtes, danszaal en technische ruimte.
Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich de inkomhal dewelke toegankelijk is via een helling. Deze inkomhal vormt een duplex-compartiment met het sportveld. Verder bevindt zich hier een horecazaak. De zaak is brandveilig gescheiden van het sportveld. Het gelijkvloers beschikt over 3 naar buiten draaiende uitgangsdeuren (1 x 180cm en 2 x 120cm)
Op de 1ste verdieping bevindt zich de opslagzone van de horecazaak. Deze bouwlaag is enkel toegankelijk via de horecazaak.
Het betreft een laag gebouw.
Volgende brandpreventiemaatregelen zijn voorzien:
º gebouw is opgedeeld in 3 compartimenten
▪ inkomhal / sportzaal (EI 60)
▪ kleedkamers, sanitair en technische ruimte (EI 60)
▪ horecazaak glazen wand (EI 60)
º brandwerende deuren
▪ tussen de compartimenten (EI130)
▪ technische ruimte (EI160)
▪ trappenhal (EI130 ZS)
º plaatsing rookkoepel met bediening op het evacuatieniveau
º blusmiddelen
▪ brandblussers
▪ haspels
In het gebouw zal personeel tewerkgesteld worden.
De studie inzake brandvoorkoming en - bestrijding gebeurde op basis van:
1. De toepasselijke artikels van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB): art. 52 www.werk.belgie.be
2. Codex welzijn op het werk, Boek 3, Arbeidsplaatsen, Titel 2, Elektrische installaties www.werk.belgie.be
3. Codex welzijn op het werk, Boek III, Arbeidsplaatsen, Titel 3, Brandpreventie op de arbeidsplaatsen www.werk.belgie.be
4. Codex welzijn op het werk, Boek 3, Arbeidsplaatsen, Titel 6, Veiligheids- en gezondheidssignalering www.werk.belgie.be
5. De toepasselijke artikels van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I): art. 271 en 104 http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=593
6. Het KB van 7 december 2016 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (bijlagen 1; 2/1; 5/1; 7). www.besafe.be
7. De politieverordening omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd op de gemeenteraad te Bertem van 27 november 2001.
Rekening houdend met hoger vermelde reglementering vragen volgende punten om uw bijzondere aandacht bij de realisatie van het project:
Overeenkomstig basisnormen, Bijlage 2/1: lage gebouwen
1. Het gebouw is voorzien van een algemene en automatische branddetectie-installatie. Deze installatie is van het type totale bewaking die automatisch een aanduiding van de brandmelding en de plaats ervan geeft en waarvan de detectoren aangepast zijn aan de aanwezige risico's. De branddetectieinstallatie voldoet aan de norm NBN S 21-100-1&2 of aan elke andere regel van goede praktijk die een gelijkwaardig veiligheidsniveau garandeert.
2. De gebruikers van het gebouw dienen in geval van brand op de hoogte gebracht te worden dat ze het gebouw dienen te verlaten. Daartoe is het gebouw uitgerust met een gepaste alarminstallatie.
3. Het gebouw moet voorzien worden van veiligheidsverlichting overeenkomstig de norm NBN EN 1838, NBN EN 60598-2-22 en NBN EN 50172. De evacuatiewegen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keuken en de voornaamste stroomborden moeten voorzien worden van een degelijke veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om een gebouw veilig te ontruimen. De veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de
gewone verlichting; zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren. De veiligheidsverlichting moet minstens een lichtsterkte hebben van 1 lux ter hoogte van de grond in de as van de vluchtweg en 5 lux op gevaarlijke plaatsen (art.6.5).
4. Voor alle niveaus moet het volgnummer (-1, 0, 1, 2, ...) aangebracht worden op de overlopen van trappen en liften. De plaats en de richting van de uitgangen en nooduitgangen moeten aangeduid worden met gepaste pictogrammen. De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk (art.4.5).
5. De toegang tot de lift afgesloten worden door een sas met wanden EI60 en zelfsluitende deuren EI1 30 (art.6). Als de oppervlakte van het sas kleiner is dan de oppervlakte van de liftkooi is de toegangsdeur tussen het compartiment en het sas een bij brand zelfsluitende deur EI1 30 bediend door een
branddetectie-installatie die minstens het volgende omvat:
º een rookdetectie in de liftschacht;
º een rookdetectie in het compartiment in de omgeving van de toegangsdeur tot het sas
De deuren ter hoogte van de lift dienen brandwerend te zijn. Deze deuren zijn zelfsluitend of bij brand zelfsluitend.
6. De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door allerhande doorvoeringen, zoals leidingen, buizen, kokers, uitzetvoegen van wanden e.d. en door eventuele openingen en constructies. De nodige beschermingsmiddelen dienen aangebracht om de vereiste brandweerstand te behouden (brandwerende kleppen, moffen,…). De bepalingen van bijlage 7 zijn van toepassing (art.3.1).
7. De aëraulische installatie moet voldoen aan art.6.7.
De brandweerstand van de bouwelementen mag niet verminderd worden door doorvoeringen van luchtkanalen. Er dienen brandwerende kleppen aangebracht te worden om de vereiste brandweerstand te behouden.
Bij controle van de brandweer dient voorgelegd te worden welke kleppen er voorzien zijn. Bij de eindcontrole dient er een attest van de gebruikte afdichtingsmaterialen voorgelegd te worden aan de brandweer.
8. De elektrische leidingen die installaties of toestellen voeden die bij brand absoluut in dienst moeten blijven, worden zodanig geplaatst dat de risico's van algehele buitendienststelling gespreid zijn. De bedoelde installaties of toestellen zijn (art.6.5):
º de veiligheidsverlichting en eventueel de vervangingsverlichting;
º de installaties voor melding, waarschuwing en alarm;
º de installaties voor rookafvoer;
º de waterpompen voor de brandbestrijding en eventueel de ledigingspompen;
º de liften bestemd voor de evacuatie van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in punt 6.4.
Op hun tracé tot aan het compartiment waar de installatie zich bevindt, hebben de
elektrische leidingen de volgende brandweerstand:
º ofwel een intrinsieke brandweerstand die minimaal
▪ PH 60 bedraagt volgens NBN EN 50200 voor leidingen waarvan de buitendiameter kleiner is dan of gelijk aan 20 mm en waarvan de doorsnede van de geleiders kleiner is dan of gelijk aan 2,5 mm²;
▪ Rf 1 h bedraagt volgens add. 3 van NBN 713-020 voor leidingen waarvan de buitendiameter groter is dan 20 mm of waarvan de doorsnede van de geleiders groter is dan 2,5 mm²;
º ofwel Rf 1 h, volgens add. 3 van NBN 713-020, voor leidingen zonder intrinsieke brandweerstand die in kokers zijn geplaatst.
9. Wanneer verticale kokers door horizontale wanden dringen waarvoor een brandweerstand vereist is, geldt één van de volgende drie maatregelen:
º de wanden van de verticale kokers hebben een brandweerstand EI 60. De valluiken en deurtjes hebben EI1 30. Zij hebben aan hun boveneind een degelijke verluchting. De vrije verluchtingsdoorsnede van de koker is ten minste gelijk aan 10% van de totale horizontale doorsnede van de koker met een minimum van 4 dm². De vrije verluchtingsdoorsnede kan uitgerust worden met gemotoriseerde verluchtingskleppen waarvan de opening als volgt wordt bevolen:
▪ automatisch bij detectie van brand in een koker
▪ automatisch bij de detectie van een brand in het gebouw, indien dit uitgerust is met een algemene branddetectie-installatie;
▪ automatisch bij een defect aan de energiebron, de voeding of de bediening (toestel met positieve veiligheid)
▪ manueel via een bediening op een evacuatieniveau of op een bepaalde plaats in onderling overleg met de brandweer (art.5.1.5.)
Deze kokers mogen in de trappenhuizen gebouwd worden.
º ter hoogte van de doorvoering bevindt zich een bouwelement met minstens de vereiste brandweerstand van de horizontale wand;
º de wanden van de verticale kokers hebben EI 30. De valluiken en deurtjes EI1 30. De verticale kokers worden ter hoogte van elk compartiment onderbroken door horizontale schermen met de volgende kenmerken:
▪ zij bestaan uit een materiaal van klasse A1;
▪ zij beslaan de gehele ruimte tussen de leidingen;
▪ zij hebben EI 30.
In gevallen 2 en 3 moeten de kokers niet verlucht zijn (art. 5.1.5.1).
Een afvoerkanaal voor rookgassen dient steeds in een afgescheiden deel van de technische koker geplaatst worden. Deze afscheiding dient een brandweerstand EI30 te bezitten. (NBN B61-002)
10. De gasinstallatie moet voldoen aan art.6.6.
11. De structurele elementen die de stabiliteit van het gebouw verzekeren zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte vloeren en andere essentiële delen moeten R60 hebben (art. 3.2).
Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
12. De structurele elementen van het dak moeten R 30 hebben of het dak moet aan de binnenkant beschermd worden door een bouwelement (plafond) met EI30 (art.3.3).
Er dient, bij controle door de brandweer, een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat er voldaan is aan bovenvermelde eis.
13. De trappen hebben de volgende kenmerken (art.4.2.3):
º Evenals de overlopen hebben zij R 30 of zijn op dezelfde manier ontworpen als een betonplaat met R 30. Er wordt evenwel geen stabiliteit bij brand vereist voor de trappen en de overlopen die uitsluitend zijn samengesteld uit materialen van klasse A1 met een smelttemperatuur groter dan 727 °C (staal voldoet aan deze voorwaarde, aluminium en glas niet).
º Zij zijn aan beide zijden uitgerust met leuningen. Voor de trappen met een nuttige breedte, kleiner dan 1,20 m, is één leuning voldoende, voor zover er geen gevaar is voor het vallen;
º De aantrede van de treden is in elk punt ten minste 20 cm;
º De optrede van de treden mag niet meer dan 18 cm bedragen;
º Hun helling mag niet meer dan 75% bedragen (maximale hellingshoek 37°), vb. optrede is 18 cm en aantrede is 24 cm;
º Zij zijn van het “rechte” type. Maar, “wenteltrappen” worden toegestaan zo ze verdreven treden hebben en zo hun treden, naast de hiervoor vermelde vereisten met uitzondering van voornoemd punt 3, ten minste 24 cm aantrede hebben op de looplijn.
14. Centrale stookinstallaties met een vermogen ≥ 70kW worden ondergebracht in stookplaatsen waarvan de opvatting en uitvoering voldoen aan de voorschriften van de norm NBN B61-001 +A1:1996. Deze conformiteit moet worden geattesteerd. De stookplaats mag niet rechtstreeks uitgeven in een ruimte die toegankelijk is voor het publiek. In afwijking op deze norm mogen de stookafdelingen en hun bijvertrekken verbonden worden met de andere gedeelten van het gebouw via een zelfsluitende deur EI1 60 op voorwaarde dat deze niet uitgeeft op een trappenhuis noch op een liftoverloop noch in een lokaal met bijzonder risico. De deur draait in de vluchtzin (art. 5.1.2.1).
15. De brandwerende deuren moeten geattesteerd worden door het BENOR-ATG kenmerk of gelijkwaardig en dienen geplaatst te worden door een door ISIB gecertificeerde plaatser.
Een kopie van het plaatsingsattest afgeleverd door de plaatser aan de bouwheer moet worden voorgelegd.
Overeenkomstig basisnormen Bijlage 5/1: reactie bij brand van de materialen
16. De bezetting van het gebouw valt onder type 3: zelfredzame en wakende bezetters. Voor de vereisten inzake de reactie bij brand die van toepassing zijn op de bouwproducten die gebruikt worden voor de bekleding van verticale wanden, plafonds en vloeren dienen de respectievelijke tabellen van bijlage 5/1 gevolgd te worden.
17. De gevelbekledingen van de lage gebouwen hebben klasse D-s3,d1. Een maximum van 5% van de zichtbare oppervlakte van de gevels is niet onderworpen aan deze vereiste (art.6).
Deze eisen zijn van toepassing op de bouwproducten in hun uiteindelijke gebruiksvoorwaarden, men dient dus rekening te houden met de eventuele invloed van de onderliggende materiaallagen en de bevestigingswijze. Deze achterliggende lagen moeten niet in aanmerking genomen worden indien deze beschermd zijn door een plaatmateriaal met een toereikend brandbeschermingsvermogen (=K210)
18. De dakbekledingen hebben klasse Broof (t1) of zijn dakbekledingen die voldoen aan de eisen van het prestatiecriterium van een externe brand zonder test (MB van 21/11/2012) (art.8.1).
Bovenstaande eis is eveneens van toepassing op de terrassen.
Overeenkomstig Codex welzijn op het werk, Boek III, Arbeidsplaatsen, Titel 3, Brandpreventie op de arbeidsplaatsen
19. De werkgever dient:
º een risicoanalyse betreffende het brandrisico uitvoeren
º specifieke preventiemaatregelen treffen door:
▪ het oprichten en uitrusten van een brandbestrijdingsdienst;
▪ preventiemaatregelen treffen om brand te voorkomen;
▪ het verzekeren van een snelle en veilige evacuatie van werknemers en aanwezige personen;
▪ elk begin van brand vlug en doelmatig te bestrijden;
▪ de schadelijke gevolgen van brand te beperken;
▪ de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken;
▪ periodieke controles en onderhoud te laten uitvoeren.
º een intern noodplan opstellen. Dit plan omvat o.a.:
▪ de locatie van de elektrische installaties;
▪ de locatie en werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda
▪ de locatie en de werking van de ventilatiesystemen
▪ de locatie van de branddetectiecentrale
Het noodplan wordt ter beschikking gesteld door de verantwoordelijke van de instelling op een plaats in de inrichting die afgesproken is met de brandweer (bij voorkeur receptie bij dagbezetting of brandweerkluis indien geen nachtbezetting)
º een brandpreventiedossier samenstellen en ter beschikking stellen van de openbare hulpdiensten.
Overeenkomstig de politieverordening omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd op de gemeenteraad te Bertem van 27 november 2001.
20. Een open keuken in een inrichting kan toegestaan worden indien het totaal nuttig vermogen van alle keukentoestellen (elektrisch of gas) beperkt is tot maximum 20 kW. Alle keukentoestellen, die uitgerust zijn met een automatisch blussysteem en afsluiting van de energietoevoer, moeten niet worden meegerekend in het totale nuttig vermogen van de keuken.
Indien het nuttig vermogen van de keukentoestellen groter is dan 20kW dient de keuken brandveilig afgescheiden te worden van de voor het publiek toegankelijke lokalen. Een brandweerstand van minimum een uur is vereist voor de compartimentswanden. De verbindingsdeur en doorgeefluiken moeten een minimum brandweerstand van een half uur bezitten. Deze deur of luik is bovendien
zelfsluitend of bij brand zelfsluitend.
De aanwezigheid van 1 huishoudelijke elektrische friteuse, voorzien van het CE keurmerk en een maximale olie-inhoud van 8 liter, is toegestaan in de keuken. Deze friteuse bevindt zich op een vaste locatie en kan op een veilige manier elektrisch afgeschakeld worden door de uitbater en/of personeel.
In de buurt van toestel is het metalen deksel van de friteuse aanwezig.
In alle andere gevallen dienen de aanwezige friteuses beveiligd te worden met een automatisch blussysteem met afsluiting van de energietoevoer.
Advies
º Er wordt een gunstig advies, inzake brandveiligheid, tot bouwen verleend indien aan hoger vermelde opmerkingen wordt voldaan
º Dit advies is niet van beperkende aard op de bestaande voorschriften en bepalingen die van toepassing kunnen zijn. Tevens werd het verslag uitsluitend opgesteld in functie van de vaststellingen gedaan tijdens een controle van de plannen.
º Volgende attesten dienen overgemaakt te worden aan de brandweerdienst voor de ingebruikname van het gebouw:
▪ keuringsattest elektrische installatie (door erkend keuringsorganisme)
▪ keuringsattest gasinstallatie (door erkend keuringsorganisme of cerga-installateur)
• gasdichtheid
• conformiteitsonderzoek conform NBN D51-003 bij ingebruikname
▪ keuringsattest veiligheidsuitrustingen (door erkend keuringsorganisme)
• veiligheidsverlichting
• alarminstallatie
• rookkoepels volgens de norm NBN S21-208-1
• keuringsattest branddetectie conform NBN S21-100-1&2
▪ attesten van de gebruikte materialen voor doorvoeringen door Rf-wanden
▪ attest reactie bij brand van de dakisolatie
▪ attest plaatser brandwerende deuren (ISIB gecertificeerde plaatser)
▪ attest gevelbekledingen
º Van zodra de werken uitgevoerd zijn dient de brandweer hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht te worden.
º Er kan geen enkele zekerheid van volledige beveiliging tegen brand of totale evacuatie gegeven worden, gezien deze beveiliging en evacuatie steeds en hoofdzakelijk afhankelijk zal blijven van het stipt naleven van de verplichtingen en het opvolgen van de ordemaatregelen, de voorzichtigheid en de waakzaamheid van de aanwezigen."
3. Op 17 september 2019 heeft Inter een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht nl.:
"Voorwaardelijk gunstig
Op de plannen zijn er afwijkingen aanwezig ten opzichte van de normen die vermeld worden onder de artikels 18, 19 §1 / 19 §4, 19 §9, 20 §1, 20 §3, 20 §4, 22 §2, 26, 30, 31 1° en 31 3° c) van de Vlaamse stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid.
Er dient extra aandacht geschonken te worden aan de toepassing van de artikels 12 §1, 13, 16, 18, 19 §3, 19 §7, 21 §1, 21 §5, 22 §1, 28, 29, , 31 2° e), 31 3°d), 31 3° e), 31 3° f) en 31 3° g) van de Vlaamse stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid.
De te smalle deuren dienen voldoende breed te worden uitgevoerd, best met een vrije doorgangsbreedte van minimum 105 cm zodat G-sport kan uitgeoefend worden in de sporthal.
In toepassing van art. 4.2.19.§1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, adviseren we de voorwaarden opgenomen in dit advies op te leggen.
Dit advies bekijkt de wettelijke voorschriften op basis van de op plan afleesbare elementen in de vergunningsfase. Dit advies doet dus geen uitspraak over de integrale toegankelijkheid van het gebouw na volledige afwerking. Niet-planafleesbare afwerkingselementen bepalen immers in grote mate mee de toegankelijkheid van het geheel.
1. Beschrijvende nota / checklist inzake toegankelijkheid
• Er is een checklist / beschrijvende nota aanwezig.
• Er worden geen afwijkingen aangevraagd
2. Verplichting advies
• Verplicht
º het betreft handelingen aan constructies, opgericht voor het gebruik of uitbating door de overheid of in opdracht van de overheid, waarbij afgeweken wordt van het BVR 05 juni 2009.
3. Toepassingsgebied
Dit advies is van toepassing op het (deel van het) gebouw dat gebouwd, herbouwd, verbouwd of uitgebreid wordt.
De aanvraag betreft:
• Art. 3: Gebouw(en) waarbij de totale publieke oppervlakte toegankelijke oppervlakte groter is dan 400 m².
º Het besluit is van toepassing op: alle nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden publiek toegankelijke delen van een constructie.
4. Normen
4.1 Algemene bepalingen
4.1.1 Algemene bepalingen (art.11-13):
• Aandachtspunten:
a. Artikel 12 §1: de aanwezigheid van de nodige draairuimte op de vaste tribune.
b. Artikel 13: de geleiding voor de blinden en slechtzienden.
º In alle delen van de constructie waarop dit besluit van toepassing is, moet voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd.
º Het traject naar publiek toegankelijke delen moet aangeduid worden door middel van natuurlijke gidslijnen of geleidelijnen.
4.2 Buitenomgeving
4.2.1 Looppaden buiten (art.14-17):
• Aandachtspunten:
c. Artikel 16: de dwarshellingen in de toegangspaden.
4.2.2 Opvangen niveauverschillen buiten (art.18-21)
• Afwijkingen:
A. Artikel 18: er is enkel een helling aanwezig om een hoogteverschil op te vangen bij:
º 1.4.1. Helling naar inkomdeur gevel noord van niveau +43.85 naar niveau +45.27.
º 1.4.4. Helling naar aangepaste parkeerplaatsen van niveau +45.53 naar niveau +48.54.
Er zijn naar de ingangen van de sporthal alternatieve toegangen aanwezig.
B. Artikel 18: er is enkel een trap aanwezig om een hoogteverschil op te vangen bij:
º 1.5.2. Trap naar inkom noordgevel van niveau +45.40 naar niveau +48.54.
Er zijn alternatieve toegangen van en naar de sporthal die praktisch conform zijn.
C. Artikel 19 §1 / 19 §4: de lengte en het hellingspercentage komt niet overeen met de te overwinnen hoogte bij:
º 1.4.1. Helling naar inkomdeur gevel noord van niveau +43.85 naar niveau +45.27.
º 1.4.3. Helling naar inkomdeur gevel oost van niveau +43.58 naar niveau +45.27.
º 1.4.4. Helling naar aangepaste parkeerplaatsen van niveau +45.53 naar niveau +48.54.
Er zijn naar de ingangen van de sporthal alternatieve toegangen aanwezig.
D. Artikel 19 §9: er ontbreken doorlopende leuningen aan beide zijden van:
º 1.4.1. Helling naar inkomdeur gevel noord van niveau +43.85 naar niveau +45.27.
º 1.4.2. Helling naar inkomdeur gevel oost van niveau +43.21 naar niveau +43.58. 1.4.3. Helling naar inkomdeur gevel oost van niveau +43.58 naar niveau +45.27. 1.4.4. Helling naar aangepaste parkeerplaatsen van niveau +45.53 naar niveau +48.54.
º 1.4.5. Helling in het toegangspad naar de hoofdingang van niveau +48.54 naar niveau +48.67.
Bij de afwerking dienen doorlopende leuningen aan beide zijden van de hellingen te worden voorzien.
E. Artikel 20 §3: de trapverhouding klopt niet bij:
º 1.5.2. Trap naar inkom noordgevel van niveau +45.40 naar niveau +48.54.
Bij de juiste bepaling van de hoogtepeilen dient de trap zo gedimensioneerd te worden dat met conforme optreden en aantreden een correcte trapverhouding bekomen wordt.
F. Artikel 20 §4: er ontbreken doorlopende leuningen aan beide zijden van:
º 1.5.1. Trap naar ingang oostgevel van niveau +43.31 naar niveau +45.27.
º 1.5.2. Trap naar inkom noordgevel van niveau +45.40 naar niveau +48.54.
Bij de afwerking dienen doorlopende leuningen aan beide zijden van de trappen te worden voorzien.
Aandachtspunten:
d. Artikel 18: de aanwezigheid van drempels in de toegangspaden.
e. Artikel 19 §3: de aanwezigheid van vrije vlakke draairuimten boven- en onderaan de buitenhellingen.
f. Artikel 19 §7: de aanwezigheid van afrijdbeveiligingen aan de buitenhellingen.
Algemeen:
º Niveauverschillen van meer dan 18 cm moeten overbrugd worden met een combinatie trap-helling, trap-lift of helling-lift.
Hellingen:
º Hellingspercentages mogen maximaal (het totale niveauverschil moet in aanmerking genomen worden):
▪ 10% bedragen voor niveauverschillen tot 10 cm (tolerantie van 2 cm in buitenruimtes of tussen binnen- en buitenpas);
▪ 8.3% bedragen voor niveauverschillen tussen 10 m en 25 cm;
▪ 6.25% bedragen voor niveauverschillen tussen 25 cm en 50 cm;
▪ 5% bedragen bij niveauverschillen vanaf 50 cm.
▪ Zowel boven- als onderaan hellingen van meer dan 4% moet een vrije en vlakke draairuimte van 150 cm omschreven kunnen worden.
º Niveauverschillen van meer dan 10 cm moeten aan de open zijkanten van de helling en aan eventuele tussenbordessen over de volledige lengte beveiligd worden met een afrijdbeveiliging van minstens 5 cm hoogte.
º Niveauverschillen van meer dan 25 cm met het naastliggende maaiveld of naastliggende vloerpas en hellingen die meer dan 25 cm overbruggen moeten aan beide zijden voorzien zijn van leuningen, die doorlopen over eventuele tussenbordessen, en minstens 40 cm horizontaal doorlopen voor en na hellingen of loopbruggen. Indien de leuning in het ijle stopt, moet zij afbuigen naar de grond of de wand.
Trappen:
º De som van tweemaal de optrede en eenmaal de aantrede moet 60 cm, of een veelvoud ervan, bedragen +/- 3 cm.
º Trappen moeten aan beide zijden voorzien zijn van leuningen, die doorlopen over eventuele tussenbordessen, en minstens 40 cm horizontaal doorlopen voor en na de trappen. Indien de leuning in het ijle stopt, moet zij afbuigen naar de grond of de wand.
Liften:
º Over de volledige lengte van de plateaulift, alsook ter hoogte van de doorgangen van de deuren, moet een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd worden.
4.3 Het gebouw
4.3.1 Toegangen, deuropeningen en deuren (art.22-26):
Afwijkingen:
G. Artikel 22 §2: volgende deuren zijn te smal: 2.1.6. Dubbele inkomdeur gevel noord inkomsas op niveau +48.67. De te smalle dubbele deuren dienen te worden vervangen door ofwel voldoende brede enkele deuren, ofwel door asymmetrische dubbele deuren waarvan één deurblad voldoende breed is. 5.3.2. Deur EHBO / vergaderzaal niveau +45.27. 5.3.3. Deur gang – sanitair dames niveau +45.27. 5.3.4. Deur gang – sanitair mannen niveau +45.27. 5.3.11. Deur zaalwachter niveau +48.77. Te smalle deuren, met uitzondering van deze naar de ‘gewone’ sanitaire installaties, dienen voldoende breed te worden uitgevoerd. 5.9.7.1. Deur kleedkamer scheidsrechter oost niveau +45.27. 5.9.8.1. Deur kleedkamer scheidsrechter west niveau +45.27. Er zijn voldoende kleedkamers aanwezig voor personen met een beperking.
H. Artikel 26: deze deuren draaien naar binnen open: 5.9.1.1. Deur kleedkamer west kleedkamers west niveau +45.27. 5.9.2.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers west niveau +45.27. 5.9.3.1. Deur kleedkamer west kleedkamers midden niveau +45.27. 5.9.4.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers midden niveau +45.27. 5.9.5.1. Deur kleedkamer west kleedkamers oost niveau +45.27. 5.9.6.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers oost niveau +45.27. De kleedkamers zijn voldoende groot om inklemmen van de deuren na een val vlak achter de deur te verhinderen.
4.3. Het gebouw
4.3.1 Toegangen, deuropeningen en deuren (art.22-26):
• Afwijkingen:
G. Artikel 22 §2: volgende deuren zijn te smal:
º 2.1.6. Dubbele inkomdeur gevel noord inkomsas op niveau +48.67.
De te smalle dubbele deuren dienen te worden vervangen door ofwel voldoende brede enkele deuren, ofwel door asymmetrische dubbele deuren waarvan één deurblad voldoende breed is.
º 5.3.2. Deur EHBO / vergaderzaal niveau +45.27. 5.3.3. Deur gang – sanitair dames niveau +45.27.
º 5.3.4. Deur gang – sanitair mannen niveau +45.27.
º 5.3.11. Deur zaalwachter niveau +48.77.
Te smalle deuren, met uitzondering van deze naar de ‘gewone’ sanitaire installaties, dienen voldoende breed te worden uitgevoerd.
º 5.9.7.1. Deur kleedkamer scheidsrechter oost niveau +45.27.
º 5.9.8.1. Deur kleedkamer scheidsrechter west niveau +45.27.
Er zijn voldoende kleedkamers aanwezig voor personen met een beperking.
H. Artikel 26: deze deuren draaien naar binnen open:
º 5.9.1.1. Deur kleedkamer west kleedkamers west niveau +45.27.
º 5.9.2.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers west niveau +45.27.
º 5.9.3.1. Deur kleedkamer west kleedkamers midden niveau +45.27.
º 5.9.4.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers midden niveau +45.27.
º 5.9.5.1. Deur kleedkamer west kleedkamers oost niveau +45.27.
º 5.9.6.1. Deur kleedkamer oost kleedkamers oost niveau +45.27.
De kleedkamers zijn voldoende groot om inklemmen van de deuren na een val vlak achter de deur te verhinderen.
Maatvoering algemeen:
º De vrije doorgangsbreedte moet minstens ruwbouw 105 cm bedragen (afgewerkt 90 cm).
4.3.2 Opvangen niveauverschillen binnen (art.18-21):
Afwijkingen:
I. Artikel 18: er is enkel een trap aanwezig om een hoogteverschil op te vangen bij:
º 3.1.3. Trap naar mezzanine van niveau +48.67 naar niveau +49.67.
De toegang naar de mezzanine mag afwijken van de normen.
J. Artikel 20 §1: volgende trappen zijn te smal:
º 3.1.2. Trap naar lobby van niveau +45.27 naar niveau +48.67.
De trap naar de lobby heeft afgewerkt een vrije doorgangbreedte van minimum 100 cm.
º 3.1.3. Trap naar mezzanine van niveau +48.67 naar niveau +49.67.
De toegang naar de mezzanine mag afwijken van de normen.
K. Artikel 20 §3: de optrede is te hoog bij:
º 3.1.3. Trap naar mezzanine van niveau +48.67 naar niveau +49.67.
De toegang naar de mezzanine mag afwijken van de normen.
L. Artikel 20 §4: er ontbreken doorlopende leuningen aan beide zijden van /
º 3.1.1. Trap danszaal – sanitair van niveau +44.07 naar niveau +45.27.
º 3.1.2. Trap naar lobby van niveau +45.27 naar niveau +48.67.
º 3.1.3. Trap naar mezzanine van niveau +48.67 naar niveau +49.67.
Bij de afwerking dienen doorlopende leuningen aan beide zijden van de hellingen te worden voorzien.
Aandachtspunten:
g. Artikel 18: de aanwezigheid van drempels op de looproutes.
h. Artikel 21 §1: de lift dient minstens te beantwoorden aan de normen opgelegd aan lift type 2 in de EN 81-70.
i. Artikel 21 §5: de vrije doorgangsbreedte van de liftdeuren.
j. Artikel 22 §1: de hoogte van de liftdeuren.
Algemeen:
º Niveauverschillen van meer dan 18 cm moeten overbrugd worden met een combinatie trap-helling, trap-lift of helling-lift.
º Trappen:
▪ Over de volledige breedte van trappen moet voor een ruwbouwbreedte van minstens 125 cm gezorgd worden, zodat na afwerking, tussen leuningen en plinten, minstens 100 cm vrije doorgangsbreedte gerealiseerd is.
▪ De optrede mag hoogstens 18 cm bedragen, de aantrede moet minstens 23 cm bedragen.
▪ Trappen moeten aan beide zijden voorzien zijn van leuningen, die doorlopen over eventuele tussenbordessen, en minstens 40 cm horizontaal doorlopen voor en na de trappen. Indien de leuning in het ijle stopt, moet zij afbuigen naar de grond of de wand.
º Liften:
Een kokerlift moet minstens voldoen aan het type 2 omschreven in de EN 81-70. Concreet hebben deze liften een binnenruimte van minstens 140 cm x 110 cm en een vrije doorgangsbreedte aan de deuren van minstens 90 cm. Voor een lifttoegang moet een vrije en vlakke vrije en vlakke draairuimte van minstens 150 cm kunnen omschreven worden.
4.3.3 Onthaalmeubel (art. 28):
Aandachtspunten:
k. Artikel 28: de aanwezigheid van een verlaagd gedeelte aan de balies waaronder rolstoelgebruikers kunnen plaatsnemen.
º Voor vaste inrichtingselementen die dienen voor onder meer het onthaal van het publiek, moet een vrije en vlakke draairuimte van minstens 150 cm beschreven kunnen worden. Er moet tevens een verlaagd gedeelte voorzien zijn, met een hoogte van maximaal 80 cm, een onderrijdbare hoogte van minstens 70 cm, vrije breedte van minstens 90 cm en diepte van minstens 60 cm.
4.3.4 Vaste zitplaatsen (art. 29):
Aandachtspunten:
l. Artikel 29: de aanwezigheid van opstelplaatsen voor rolstoelgebruikers op de vaste tribune.
º Aula’s, auditoria of andere ruimtes met zitplaatsen voor toeschouwers of toehoorders met een capaciteit tot 50 zitplaatsen:
▪ minstens 2 zitplaatsen moeten voorzien worden voor rolstoelgebruikers, zij moeten minstens 90 cm breed zijn en minstens 140 cm diep, op een vlakke vloer en bereikbaar via een toegankelijke route;
4.3.5 Toiletten (art.29/2-32):
Aandachtspunten:
m. Artikel 31 2° e): de onderzijde van de wastafel dient voldoende hoog geplaatst te worden, zodat de mogelijkheid aanwezig is om in een rolstoel plaats te nemen onder de wastafel.
º Een wastafel moet aanwezig zijn, met een onderrijdbare ruimte van minstens 70 cm hoog, 90 cm breed en 60 cm diep. De as van de wastafel moet zich minstens 50 cm van elke hoek bevinden.
4.3.6 Doucheruimtes (art.29/2-32):
Afwijkingen:
M. Artikel 30: volgende doucheruimten zijn te klein:
º 5.10.7. Douche kleedkamer scheidsrechter oost niveau +45.27.
º 5.10.8. Douche kleedkamer scheidsrechter west niveau +45.27.
Indien de douches van de kleedkamers spelers uitgerust worden met ofwel een conform douchezitje, ofwel een conforme douche(rol)stoel, dienen de douches in de kleedkamers scheidsrechters niet aangepast te worden. Zo niet dient er minstens één douche volledig conform te worden ingericht.
N. Artikel 31 1°: de nodige draairuimte ontbreekt in:
º 5.10.7. Douche kleedkamer scheidsrechter oost niveau +45.27.
º 5.10.8. Douche kleedkamer scheidsrechter west niveau +45.27
Indien de douches van de kleedkamers spelers uitgerust worden met ofwel een conform douchezitje, ofwel een conforme douche(rol)stoel, dienen de douches in de kleedkamers scheidsrechters niet aangepast te worden. Zo niet dient er minstens één douche volledig conform te worden ingericht.
O. Artikel 31 3° c): het doucheoppervlak is te klein in:
º 5.10.7. Douche kleedkamer scheidsrechter oost niveau +45.27.
º 5.10.8. Douche kleedkamer scheidsrechter west niveau +45.27.
Indien de douches van de kleedkamers spelers uitgerust worden met ofwel een conform douchezitje, ofwel een conforme douche(rol)stoel, dienen de douches in de kleedkamers scheidsrechters niet aangepast te worden. Zo niet dient er minstens één douche volledig conform te worden ingericht.
Aandachtspunten:
n. Artikel 31 3° d) de aanwezigheid van een douchezitje in de douches kleedkamers.
o. Artikel 31 3° e) en f): de transferruimten naast en voor de douchezitjes in de douches kleedkamers.
p. Artikel 31 3° g): de plaatsing van de douchekranen in de douches kleedkamers.
º De doucheruimte moet minstens 220 cm x 240 cm groot zijn (ruwbouw) zodat na afwerking minstens 215 cm x 235 cm beschikbaar is. Bij deze maatvoering moet de deur in de korte zijde geplaatst worden.
º De vloer van de douchezone moet drempelloos aansluiten op de vloer van de doucheruimte, de helling van de vloer moet beperkt blijven tot maximaal 2%.
º De oppervlakte van de douchezone moet minstens 120 cm x 120 cm bedragen.
º Een douchezitje van minstens 45 cm diep en 40 cm breed moet aanwezig zijn. De as van dit douchezitje moet minstens 45 cm van elke hoek verwijderd zijn.
º Aan één zijde van het douchezitje moet een vrije ruimte van minstens 90 cm aanwezig zijn.
º Aan de voorzijde van het douchezitje moet een vrije ruimte van minstens 120 cm aanwezig zijn.
º De douchezone moet een slipvrij oppervlak hebben.
5 Bijkomende eisen bij verplicht advies volgens art. 4.3.4 VCRO
Voor het beoefenen van G-sporten, dienen de deuren een minimum vrije doorgangsbreedte te bezitten van 105 cm.
Artikel 4.3.4. uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, TITEL 4. Vergunningenbeleid:
º Een vergunning kan worden geweigerd indien uit een verplicht in te winnen advies blijkt dat het aangevraagde onwenselijk is in het licht van doelstellingen of zorgplichten die gehanteerd worden binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder “doelstellingen of zorgplichten” verstaan: internationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die de overheid bij de uitvoering of de interpretatie van de regelgeving of het voeren van een beleid verplichten tot de inachtneming van een bepaalde doelstelling of van bepaalde voorzorgen, zonder dat deze op zichzelf beschouwd voldoende juridisch duidelijk zijn om onmiddellijk te kunnen worden uitgevoerd.
6 Bijkomende informatie
Evacuatie bij brand:
De evacuatie van personen met een beperking bij brand dient door de ontwerper besproken met de plaatselijke brandweer en worden voorzien overeenkomstig het wijzigingsbesluit van 12 juli 2012 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Alsook de specifieke voorzieningen bepaald in het BVR van 09 december 2011 inzake brandveiligheidsnormen waaraan ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf moeten voldoen.
Ruimtes voor personeel:
Volgens de bepalingen art. 1 punt 15° en art. 2 §1 vallen de ruimtes die “alleen toegankelijk zijn voor werknemers” niet onder in de hierboven vermelde stedenbouwkundige verordening.
Doch volgens de bepalingen van art. 5 van het KB van 10 okt. 2012 inzake de basiseisen van arbeidsplaatsen is het noodzakelijk van nieuwe arbeidsplaatsen in te richten rekening houdend de eventuele tewerkstelling van werknemers met een handicap."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Sportpark Verona'. De bestemming, inplanting, afmetingen en materiaalgebruik zijn in overeenstemming met de bepalingen van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De inrichting van de groenbuffer wordt niet in detail weergegeven.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 22 augustus 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Hulpverleningszone Vlaams-Brabant Oost van 12 september 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Inter van 17 september 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• De groenbuffer van 7 meter breed ter hoogte van de westelijke perceelsgrens dient, in overeenstemming met de voorschriften van het RUP 'Sportpark Verona', meer bepaald de ontwikkelingsmodaliteiten van art. 4 "groenbuffer" (overdruk), te worden beplant met een menging van streekeigen of standplaatsgebonden struiken en hoogstammige bomen. Hoogstammige bomen worden ingeplant op minstens 2,00 meter van de perceelsgrens. Ten laatste in het plantseizoen volgend op het verlenen van deze omgevingsvergunning moet de buffer aangeplant zijn.
• De groenbuffer langsheen de Kerstraat dient in overeenstemming met het RUP 'Sportpark Verona', meer bepaald art. 6 "landschappelijke inpassing" voor minstens 80% beplant te worden volgens een fijnmazig beplantingsrooster met streekeigen of standplaatsgebonden lage struiken, hoge heesters en hoogstammige bomen. De landschappelijke inpassing moet ten laatste gerealiseerd worden 5 jaar na de inwerkingtreding van het RUP. Afsluitingen zijn enkel toegelaten onder de vorm van levende hagen of open afsluitingen met paal en draad.
• De maatregelen in de geakteerde archeologienota met referentienummer ID12131 moeten uitgevoerd worden overeenkomstig het programma geformuleerd in die archeologienota, inclusief de opgelegde voorwaarden, en in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Niels Rappe en Paul Ivens namens Cordeel voor het bouwen van een sporthal in Dorpstraat 257 te 3061 Leefdaal, sectie D nrs. 168d, 177a en 176g onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 22 augustus 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Hulpverleningszone Vlaams-Brabant Oost van 12 september 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van Inter van 17 september 2019 moeten strikt worden nageleefd.
• De groenbuffer van 7 meter breed ter hoogte van de westelijke perceelsgrens dient, in overeenstemming met de voorschriften het RUP 'Sportpark Verona', meer bepaald de ontwikkelingsmodaliteiten van art. 4 "groenbuffer" (overdruk), te worden beplant met een menging van streekeigen of standplaatsgebonden struiken en hoogstammige bomen. Hoogstammige bomen worden ingeplant op minstens 2,00 meter van de perceelsgrens. Ten laatste in het plantseizoen volgend op het verlenen van deze omgevingsvergunning moet de buffer aangeplant zijn.
• De groenbuffer langsheen de Kerstraat dient in overeenstemming met het RUP 'Sportpark Verona', meer bepaald art. 6 "landschappelijke inpassing" voor minstens 80% beplant te worden volgens een fijnmazig beplantingsrooster met streekeigen of standplaatsgebonden lage struiken, hoge heesters en hoogstammige bomen. De landschappelijke inpassing moet ten laatste gerealiseerd worden 5 jaar na de inwerkingtreding van het RUP. Afsluitingen zijn enkel toegelaten onder de vorm van levende hagen of open afsluitingen met paal en draad.
• De maatregelen in de geakteerde archeologienota met referentienummer ID12131 moeten uitgevoerd worden overeenkomstig het programma geformuleerd in die archeologienota, inclusief de opgelegde voorwaarden, en in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager, De Watergroep, Inter en Hulpverleningszone Oost Vlaams-Brabant.
Zitting van 7 oktober 2019
GROENBEHEER. GOEDKEURING OVEREENKOMST PETERSCHAP KLEINE GROENSTROKEN EN PLANTSOENEN IN DE GRAUWE STEENBERG 51.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Adviezen
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college besluit de bijgevoegde overeenkomst inzake peterschap van een groenstrook of plantsoen van Jozef Schepers en Carina Jorissen, Grauwe Steenberg 51 te Bertem, goed te keuren.
Zitting van 7 oktober 2019
FIETSPAD MEERBEEKSESTEENWEG. BESPREKING HEROPSTART DOSSIER.
Motivering
Eind 2017 heeft een eerste vergadering plaatsgevonden samen met Kortenberg, provincie en MOW om het fietspad van de Meerbeeksesteenweg te vernieuwen. Deze route ligt op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk en loopt van de Meerbeeksesteenweg over naar de Hulstbergstraat op grondgebied Kortenberg. Op Bertem zijn er fietspaden in slechte staat aanwezig, op Kortenberg zijn nog geen fietspaden aanwezig.
Het dossier is na de vergadering en enkele contacten met overheidsinstanties on hold gezet tot de volgende legislatuur.
Er is recent opnieuw met alle partijen incl. studiebureau Quadrant rond de tafel gezeten. Zowel Kortenberg als Bertem willen deze legislatuur inzetten op de ontwikkeling van fietspaden. Kortenberg heeft in 2006 het studiebureau Quadrant een studie laten opmaken voor de volledige vernieuwing van de Hulstbergstraat (rijweg inclusief fietspaden) vanaf de gemeentegrens. Het studiebureau werd op grondgebied Kortenberg recent aan het werk gezet om terug alles op te meten. Bertem kan ervoor kiezen om aan te sluiten bij gemeente Kortenberg (pilootgemeente) en een intergemeentelijke samenwerkingsovereenkomst op te maken. Op die manier kan het aangestelde studiebureau Quadrant ook het gedeelte op grondgebied Bertem doen. Gezien het fietspad één geheel vormt en een gedeelte studiewerk voor Kortenberg reeds gebeurd is, heeft het zeker voordelen om hetzelfde studiebureau aan te stellen. Ook voor het subsidiedossier is het beter als er met 1 startnota en projectnota wordt gewerkt (bovenlokaal dossier, dezelfde termijnen na goedkeuring subsidie).
Het studiebureau zal na aanstelling sowieso starten met een scenario-analyse. Er zijn minstens 4 mogelijkheden:
• vanaf het kruispunt Heerbaan komt op Kortenberg en Bertem een (gescheiden) enkelrichtingsfietspad langs beide zijden. Voor Bertem betekent dit dat de 2 bomenrijen dan moeten verdwijnen. Dit is tegen het advies in van Agentschap voor Natuur en Bos.
• vanaf het kruispunt Heerbaan komt op Kortenberg en Bertem een dubbelrichtingsfietspad aan de linkerkant (kant veld). De bomenrij aan de buitenkant moet dan verdwijnen, een inname van de landbouwgrond is nodig (3 percelen van OCMW Brussel). Dit scenario heeft als grootste nadeel dat het dubbelrichtingsfietspad op de 'berg' van kant wisselt. Hier zijn wel minder innames voor nodig.
• vanaf het kruispunt Heerbaan komt op Kortenberg en Bertem een dubbelrichtingsfietspad aan de linkerkant, op grondgebied Bertem naast de bomen in het veld. De bomen kunnen behouden blijven, een inname van de landbouwgrond is nodig (3 percelen van OCMW Brussel). Dit scenario heeft als grootste nadeel dat het dubbelrichtingsfietspad op de 'berg' van kant wisselt. Hier zijn wel minder innames voor nodig en de aanleg is gemakkelijker gezien er geen obstakels zijn.
• vanaf het kruispunt Heerbaan komt op Kortenberg en Bertem een dubbelrichtingsfietspad aan de rechterkant. De bomenrij aan de binnenkant moet dan verdwijnen, een inname van de landbouwgrond is nodig (veel verschillende eigenaars). Dit scenario heeft als grootste voordeel dat het dubbelrichtingsfietspad vanaf Meerbeeksesteenweg tot een groot gedeelte van de Hulstbergstraat aan dezelfde kant ligt en er ook geen oversteekbewegingen nodig zijn aan Heerbaan of Walenpot. Hier zijn wel meer innames nodig en er zijn meer obstakels (terreinhelling, enkele woningen, Oude Tervuursebaan) aanwezig.
Bespreking
Het college gaat akkoord met het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst met Kortenberg zodat het studiebureau Quadrant ook voor Bertem het studiewerk kan doen.
Zitting van 7 oktober 2019
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN I.V.M. HET UITVOEREN VAN KABEL- EN SLEUFWERKEN AAN DE TERVUURSESTEENWEG 42-44.
Voorgeschiedenis
• Schriftelijke aanvraag op 1 oktober 2019 van Jonas Van Velthoven namens Admibo bvba, Ternesselei 181 te 2160 Wommelgem, om met het oog op het uitvoeren van kabel- en sleufwerken in opdracht van Fluvius cvba het openbaar domein in te nemen aan de Tervuursessteenweg ter hoogte van huisnummers 42 en 44, en verkeerssignalisatie te plaatsen van 31 oktober 2019 tot 6 november 2019.
Feiten en context
• De berm, het voetpad, het fietspad, de parkeerstrook en een deel van de rijbaan van de Tervuursesteenweg zullen ingenomen worden.
• Er moeten driekleurige verkeerslichten voorzien worden op de Tervuursesteenweg.
• Tijdens de werken zal het kruispunt van de Tervuursesteenweg met de Gebrs. Jourandstraat afgesloten zijn.
• Er moet een omleiding voorzien worden via de Weygenstraat en de Oude Baan.
• EBN-Tech bvba, Zonnestraat 8 te 9160 Lokeren (werfleider: Erol Mergen 0479 34 32 80) is de uitvoerende aannemer/verantwoordelijke signalisatie.
Juridische gronden
• Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet.
De gemeenteraad maakt de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
• Artikel 130bis van de Nieuwe Gemeentewet.
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.
• Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, hoofdstuk 3, inzonderheid afdeling 3 en 5.
• Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
• KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
• MB van 11 oktober 1976 betreffende de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
• MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
• Raadsbesluit van 29 augustus 2016 over de retributie voor inname van het openbare domein bij werken.
Adviezen
• De wijkverantwoordelijke Bertem van de politiezone VODI gaf mondeling advies.
• Op 2 oktober 2019 werd advies gevraagd aan Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant, district Leuven.
Argumentatie
Deze werken brengen, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kunnen niet worden uitgevoerd zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Bijlagen
• Signalisatieplan met driekleurige lichten en omleiding.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Aan de aanvrager wordt toelating verleend om met het oog op het uitvoeren van kabel- en sleufwerken in opdracht van Fluvius cvba de berm, het voetpad, het fietspad, de parkeerstrook en een deel van de rijbaan in te nemen aan de Tervuursessteenweg ter hoogte van huisnummers 42 en 44 te 3060 Bertem van 31 oktober 2019 tot 6 november 2019.
Artikel 2:
Aan de aanvrager wordt toelating verleend om verkeerssignalisatie te plaatsen volgens bijgevoegd signalisatieplan Cat. 3 sterke hinder met driekleurige lichten en omleiding via de Weygenstraat en de Oude Baan.
De oversteekplaats voor voetgangers moet steeds bereikbaar blijven.
Artikel 3:
De aanvrager moet de bewoners van de Gebrs. Jourandstraat 48 uur op voorhand inlichten via een (nieuws)brief die vooraf aan het gemeentebestuur bezorgd wordt.
Artikel 4:
De signalisatie zal door de aanvrager geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Hiervoor zal de aanvrager de contactgegevens van de verantwoordelijke voor de signalisatie doorgeven aan het gemeentebestuur en aan het wijkkantoor van de lokale politiezone.
Artikel 5:
De aanvrager moet, vooraleer de werken te starten, ter plaatse nagaan of er geen hindernissen of beletsels zijn die de werken eventueel zouden kunnen verhinderen. Indien het geval is, mogen de werken NIET uitgevoerd worden en moeten zijn zo spoedig mogelijk contact opnemen met het gemeentebestuur van Bertem en de Politiezone Voer en Dijle.
Artikel 6:
Deze toelating ontslaat de verkrijger geenszins van het naleven van alle wettelijke bepalingen en voorschriften, zoals ondermeer M.B. 07/05/1999.
De uitvoerder van de werken is volledig aansprakelijk voor de door hem aangebrachte signalisatie en de daaruit voortvloeiende risico’s, hij verwijdert de signalisatie van de openbare weg van zodra de werkzaamheden zijn geëindigd.
Artikel 7:
Dit besluit wordt van kracht op 31 oktober 2019 en het blijft van kracht tot 6 november 2019 om 17.00 uur.
Zitting van 7 oktober 2019
TIJDELIJKE POLITIEVERORDENING OP HET WEGVERKEER. GOEDKEURING MAATREGELEN I.V.M. DE VERNIEUWING VAN VOETPADEN IN DE KORBEEKSE KERKSTRAAT TE KORBEEK-DIJLE VAN 14 OKTOBER 2019 TOT 11 DECEMBER 2019.
Voorgeschiedenis
• Collegebesluit van 1 juli 2019 over de gunning van de heraanleg van de voetpaden Korbeekse Kerkstraat.
• Schriftelijke aanvraag op 9 september 2019 van Christopher Van Lindt namens Liema, Ambachtenlaan 42 te 3300 Tienen, om met het oog op de vernieuwing van de voetpaden in de Korbeekse Kerkstraat te 3060 Korbeek-Dijle het openbaar domein in te nemen en verkeerssignalisatie te plaatsen van 14 oktober 2019 tot 11 december 2019.
Feiten en context
• Op 3 oktober 2019 antwoordde Liema op bijkomende vragen van de politiezone VODI.
• Vanaf 14 oktober 2019 zullen de werken uitgevoerd worden in twee fasen, gedurende 40 werkdagen.
• De bewoners van de Korbeekse Kerkstraat kunnen hun oprit altijd bereiken, behalve gedurende 48 uur als de boordsteen gegoten is; dan kunnen ze op straat parkeren.
Juridische gronden
• Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet
De gemeenteraad maakt de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
• Artikel 130bis van de Nieuwe Gemeentewet
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.
• Algemeen politiereglement van Bertem aangenomen door de gemeenteraad op 20 maart 2018, hoofdstuk 3, inzonderheid afdeling 3 en 5.
• Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het KB van 16 maart 1968.
• KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
• MB van 11 oktober 1976 betreffende de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
• MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Adviezen
De wijkverantwoordelijke Bertem van politiezone VODI geeft negatief advies: gezien de grootte van de werken is het signalisatieplan ruim onvoldoende.
Argumentatie
Deze werken brengen, behoudens onvoorziene omstandigheden, de openbare veiligheid niet in gevaar, maar kunnen niet worden uitgevoerd zonder het treffen van speciale verkeersmaatregelen.
Het negatieve advies van de politie is niet gebaseerd op inhoudelijke bezwaren tegen de aangevraagde verkeersmaatregelen, maar op de vormelijke kwaliteit van het voorgelegde signalisatieplan, die als onvoldoende wordt beoordeeld.
Bijlagen
• Voetpaden Korbeekse Kerkstraat signalisatieplan Korbeek-Dijle.
• Voetpaden Korbeekse Kerkstraat signalisatieplan Oud-Heverlee.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Aan de aanvrager wordt toelating verleend om met het oog op de vernieuwing van de voetpaden in de Korbeekse Kerkstraat te 3060 Korbeek-Dijle het openbaar domein in te nemen en verkeerssignalisatie te plaatsen volgens bijgevoegd signalisatieplan van 14 oktober 2019 tot 11 december 2019.
Artikel 2:
Deze vergunning wordt verleend voor zover de aanvrager vóór de aanvang van de werken de signalisatievergunning van de gemeentes Oud-Heverlee en Leuven voorlegt.
Artikel 3:
Van 14 oktober 2019 tot 11 december 2019 zal een gedeelte van de Korbeekse Kerkstraat te 3060 Korbeek-Dijle enkel toegankelijk zijn voor plaatselijk verkeer;
• gedurende fase 1 van aan het kruispunt van de Nijvelsebaan met de Korbeekse Kerkstraat noord tot het aan kruispunt van de Korbeekse Kerkstraat met de Stationsstraat
• gedurende fase 2 van aan het kruispunt van de Nijvelsebaan met de Korbeekse Kerkstraat zuid tot aan het kruispunt van de Korbeekse Kerkstraat met de Stationsstraat.
Artikel 4:
Voor doorgaand verkeer + 3,5t van en naar Oud-Heverlee wordt tijdens de gehele duur van de werken een omleiding voorzien via de E 40 afrit Haasrode.
Artikel 5:
De aanvrager dient per begonnen werfzone een tijdelijk parkeerverbod in te stellen dat 24 uur vooraf aangeduid wordt met verkeersborden E1 a en b met onderbord data en uren.
De aanvrager zal de dienst interventie van de politiezone Voer en Dijle telkens 24 uur vooraf hierover inlichten.
Artikel 6:
Op de rijbaan moet steeds een vrije doorgang met een minimumbreedte van 3 meter gevrijwaard blijven.
Artikel 7:
Er moet steeds een vrije doorgang voor voetgangers en fietsers gegarandeerd worden.
Artikel 8:
De bewoners van de Korbeekse Kerkstraat en de Stationsstraat moeten door de aanvrager minstens 1 week voor de aanvang van de inname op de hoogte gebracht worden via een bewonersbrief.
De bewoners die hun oprit tijdelijk niet kunnen bereiken, als de boordsteen gegoten worden, moeten door de aanvrager minstens 48 uur voor de aanvang van de inname op de hoogte gebracht worden van het feit dat zij dan op straat kunnen parkeren.
Artikel 9:
De verkeersborden zullen door de aanvrager geplaatst en onderhouden worden zoals bepaald in het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Artikel 10:
De aanvrager moet, vooraleer de werken te starten, ter plaatse nagaan of er geen hindernissen of beletsels zijn die de werken eventueel zouden kunnen verhinderen. Indien dat het geval is, mogen de werken NIET uitgevoerd worden en moet de aanvrager zo spoedig mogelijk contact opnemen met het gemeentebestuur van Bertem en de Politiezone Voer en Dijle.
Artikel 11:
Op de werfzone moeten de contactgegevens van de verantwoordelijke van de werken en signalisatie duidelijk zichtbaar aangebracht worden.
Artikel 12:
Dit besluit wordt van kracht op 14 oktober 2019 en het blijft van kracht tot 11 december 2019.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.