Zitting van 22 juni 2020
ZITTINGEN CBS. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische grond
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de notulen van de zitting van 15 juni 2020 goed.
Zitting van 22 juni 2020
INKOMENDE FACTUREN. GOEDKEURING FACTUREN.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Dit besluit legt de bestelprocedures vast conform de wet op de overheidsopdrachten.
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de facturen goed van nr. 2020/2021 tot en met nr. 2020/2226 voor een totaal bedrag van 132 104,53 euro.
Zitting van 22 juni 2020
CONTRACTEN. GOEDKEURING BESTELBONS.
Juridische gronden
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.
Adviezen
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de bestelbons goed van nr. 2020/197 tot en met nr. 2020/210 voor een totaal bedrag van 18 314,74 euro.
Zitting van 22 juni 2020
BELASTINGEN. UITVOERBAARVERKLARING BELASTINGKOHIER LEEGSTAND 2019.
Feiten en context
• Vanaf aanslagjaar 2014 worden er gemeentelijke belastingen geheven op de woningen en/of gebouwen opgenomen in het leegstandsregister.
Juridische gronden
• Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
• Omzendbrief BB 2008/07 van 18 juli 2008 aangaande het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
• Wetboek van de inkomstenbelastingen
Hoofdstukken 1,3,4,6 tot en met 9 en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit wetboek zijn van toepassing voor zover dit niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreft.
• Het decreet van 27 maart 2009 over het grond- en pandenbeleid
Volgens dit decreet zijn gemeenten vanaf 1 januari 2010 verplicht een register van leegstaande gebouwen en woningen bij te houden (leegstandsregister) en zijn de gemeenteraden autonoom gemachtigd tot het heffen van een leegstandsheffing op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister.
• Besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels over het leegstandsregister.
Dit besluit wijzigt ook het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 over de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen.
• Raadsbesluit van 24 oktober 2017 over de goedkeuring opname van gebouwen en woningen in het leegstandsregister en heffingsreglement.
Argumentatie
De heffing is verschuldigd op het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van 12 maanden vanaf de datum van de eerste verjaardag (datum van opname in het leegstandsregister).
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Geraamde inkomsten |
737400 0020-00 | € 50 000 | € 63 750 |
Bijlagen
• Belastingkohier leegstaande woningen en gebouwen 2019.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college stelt het belastingkohier op leegstaande woningen en gebouwen aanslagjaar 2019 vast en verklaart het uitvoerbaar voor een totaal bedrag van 63 750 euro.
Zitting van 22 juni 2020
PUBLIEKSWERKING. GOEDKEURING ORGANISATIE SCHATTEN VAN VLIEG 2020.
Feiten en context
• Schatten van Vlieg is een jaarlijks weerkerend evenement voor kinderen dat de bibliotheek organiseert in samenwerking met Publiq, tijdens de zomervakantie. Meestal is het in de vorm van een zoektocht rond een bepaald thema die in de bibliotheek zelf uitgestippeld wordt.
• Het evenement loopt van 1 juli tot 31 augustus en wordt nationaal georganiseerd door Publiq.
• Het is een traditie geworden dat de bibliotheek een zoekparcours rond het opgegeven thema (dit jaar 'geluid') uitwerkt.
• Door de Covid-19 richtlijnen die thans van kracht zijn, is het niet aangeraden om dit parcours binnen in de bibliotheek op te stellen.
• Daarom werd een alternatief uitgewerkt: een zoektocht op basis van QR-codes die gescand worden en waaraan opdrachtjes verbonden zijn in het Speelbos 't Vossenhol.
Juridische gronden
• ACT-29 van het Strategisch Meerjarenbeleidsplan 2020 - 2025
º organisatie van laagdrempelige activiteiten in de bib die kaderen in landelijke campagnes en initiatieven.
Argumentatie
Het parcours bestaat uit 6 opdrachtjes die op locatie gedaan kunnen worden.
De opdrachten worden aangegeven met een QR-code die ingescand kan worden.
Er zullen dus tijdelijk 6 QR-codes opgehangen worden op volgende locaties in 't Vossenhol: ingang, radar, ondergrondse buizen, vliegend hert, klimtoren en kabouterhuisjes.
Voor de laatste opdracht, het vinden van de schat, moeten men naar de bibliotheek komen waar deelnemers ook hun gadget zullen krijgen.
Door te werken met QR-codes kan online bijgehouden worden wie effectief deelgenomen heeft.
Deze activiteit werd opgenomen in de zomerprogrammatie van de Druivenstreek.
Financiële gevolgen
Registratiesleutel | Budgettair krediet | Beschikbaar | Geraamde uitgaven |
643700 0703-00 BD1 AP9 ACT29 | € 4500 | € 3830,64 | € 350 |
De kostprijs voor deze activiteit bedraagt 100 euro voor aankoop materiaal voor de opdrachten en 250 euro voor de gadgets in de schatkist die de kinderen krijgen als ze het hele parcours doorlopen hebben.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college keurt de organisatie activiteit 'Schatten van Vlieg 2020' op de locatie Speelbos 't Vossenhol goed.
Zitting van 22 juni 2020
CORONACRISIS. BESPREKING EXTRA SUBSIDIES VLAAMSE REGERING VOOR JEUGD, SPORT, CULTUUR.
Besluit
Motivering
De coronacrisis treft de sectoren cultuur, jeugd en sport zwaar. Om de lokale besturen te helpen om die sectoren bij te staan, besliste de Vlaamse regering om hen 87,3 miljoen euro uit het Vlaams noodfonds ter beschikking te stellen.
Lokale besturen mogen zelf beslissen hoe ze de bedragen voor die sectoren inzet, maar moeten wel kunnen aantonen waaraan ze die besteed hebben.
De gemeente Bertem ontvangt een bedrag van 68 989,80 euro.
Er zijn verschillende mogelijkheden om dit bedrag te gebruiken in de sector vrije tijd.
De dienst heeft een bevraging gedaan bij de Druivenstreekgemeenten en op de websites van Bataljong en VVSG staan ook verschillende ideeën. Van daaruit werden er door de dienst een aantal voorstellen opgelijst.
De dienst vraagt aan het college welke voorstellen geconcretiseerd mogen worden.
1. De subsidies, die aan alle verenigingen vorig jaar werden uitgekeerd, worden opnieuw uitgekeerd, naast de normale subsidie die de gemeente ook voor dit jaar zal voorzien.
Verenigingen krijgen op die manier dit jaar tweemaal subsidies. Daarmee kunnen ze hun onkosten die ze gemaakt hebben, betalen. Ter informatie: vorig jaar werd door de gemeente voor 40 850 euro subsidies uitbetaald aan verenigingen (15 850 jeugd, 9000 cultuur, 16 000 sport).
2. De verenigingen krijgen een aankoopbon om te besteden bij de Bertemse handelaren, zodat die ook een graantje kunnen meepikken.
3. De gemeente kan een deel van het geld zelf gebruiken om bijvoorbeeld de extra aankopen voor de verhuur van de gemeentelijke zalen te betalen. Bijvoorbeeld voor de aankoop van geldispencers, aanpassingen aan toiletten, markeringen, affichehouders...
4. Verenigingen tonen aan welke financiële verliezen zij geleden hebben door de coronacrisis. Bijvoorbeeld een jaarlijks mosselfeest dat niet is kunnen doorgaan, een wafelbak, een cafetaria die niet kunnen openen is... Op basis van de inkomsten van het jaar voordien, kunnen zij een schadeclaim indienen die vergoed wordt (eventueel procentueel om het maximumbedrag niet te overstijgen).
5. Rechtstreeks de onkosten vergoeden die gemaakt zijn door de coronacrisis op basis van factuur. Nadeel zou kunnen zijn dat verenigingen meer gaan inkopen dan ze eigenlijk nodig hebben.
6. Aankoop van een pretcamionette, om in de toekomst in te zetten voor buurt/wijkwerkingen (voor bv. speelpleinwerking op verplaatsing, het wijkvoorlezen van de bib).
7. Geen kosten aanrekenen aan de verenigingen voor het huren van zalen en materiaal, tussenkomst in energie- en huurkosten van lokalen voor een periode van 4 maanden (duur van de sluiting van de zalen)
8. Andere...
Bespreking
Het college verzoekt de dienst vrije tijd om een gestandaardiseerde bevraging te houden bij de verenigingen en organisatoren met het oog op een inventaris van objectieve kosten en behoeften (gestaafd met aannemelijke bewijsstukken).
Voor de corona-gerelateerde behoeften op de korte termijn (bv. extra uitgaven voor de jeugdkampen) moet op zeer korte termijn worden afgesproken welke ondersteuning de gemeente kan bieden (bv. terbeschikkingstelling gels, mondmaskers enz.).
Het college is principieel akkoord om geen gemeentelijke huur te vragen voor locaties die niet gebruikt konden worden als gevolg van de corona-maatregelen. Aan de betrokken diensten wordt gevraagd om een voorstel i.v.m. de financiële impact en werkwijze uit te werken.
Het college wenst de Vlaamse subsidie aan te wenden voor ondersteuning van de verenigingen en organisatoren, rechtstreeks gelieerd aan corona, niet voor duurzame investeringen voor de gemeentelijke uitleendienst.
Zitting van 22 juni 2020
SPEELPLEIN KATTESTROOF. PRINCIPIËLE GOEDKEURING GEBRUIK GEMEENTELIJKE DIENSTWAGEN DOOR HOOFDANIMATOREN TIJDENS SPEELPLEINWERKING KATTESTROOF.
Feiten en context
• De dienst vrije tijd organiseert tijdens de paasvakantie 2 weken speelpleinwerking en tijdens de zomervakantie 6 weken speelpleinwerking.
• De hoofdverantwoordelijke doet elke eerste werkdag van de week inkopen voor het speelplein. Elke vrijdag voorafgaand aan de week krijgt de hoofdverantwoordelijke een lijstje van de animatoren met benodigdheden die ze gaan gebruiken tijdens hun activiteiten.
Argumentatie
Het speelplein heeft een stock aan materialen, maar bepaalde activiteiten zoals de kookactiviteiten met de kinderen vereisen verse benodigdheden. Om de inkopen te kunnen doen, heeft de hoofdverantwoordelijke de gemeentelijke dienstwagen nodig.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft principiële goedkeuring aan de hoofdanimatoren om de dienstwagen van de gemeente te gebruiken tijdens speelplein Kattestroof.
Zitting van 22 juni 2020
OMGEVINGSVERGUNNING L. VAN BUEKENHOUDTSTRAAT 45. AANVRAAG FRANK VANDER HUST VOOR HET BOUWEN VAN EEN BIJGEBOUW IN L. VAN BUEKENHOUDTSTRAAT 45, 3061 BERTEM.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 21 februari 2020 heeft Frank Vander Hulst een aanvraag ingediend voor het bouwen van een bijgebouw in 3061 Leefdaal, L. Van Buekenhoudtstraat 45, sectie B nr 295b.
• Op 22 maart 2020 werd de gevraagde extra informatie ontvangen.
• Op 3 april 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen een gemeenteweg.
De omgeving wordt gekenmerkt door hoofdzakelijk vrijstaande woningen in verschillende verschijningsvormen en de waardevolle natuurelementen die eigendom zijn van de familie de Liedekerke.
Op het bouwperceel staat een vrijstaande woning.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het bouwen van een bijgebouw.
Het bijgebouw wordt voorzien met een maximale breedte van 7,00 m, een maximale diepte van 10,00 m, met een kroonlijsthoogte van 2,15 m en afgewerkt met een schilddak met een nokhoogte van 4,03 m. Het bijgebouw wordt ingeplant op een afstand van 2,50 m ten opzichte van de achterste perceelsgrens.
Vanaf de linkerperceelsgrens wordt er een toerit voorzien naar het bijgebouw.
Het bijgebouw wordt voorzien in houten beplanking met smeedijzeren ramen. Het dak wordt voorzien in rood/bruine pannen.
• Watertoets
Wateradvies: gunstig wateradvies met voorwaarden van 11 juni 2020 van de provinciale dienst waterlopen.
"Wij verwijzen naar uw adviesaanvraag van 8 juni 2020 op naam van Frank Vander Hulst voor WIJZIGING 2020-0389-WAT bouwen bijgebouw. De aanvraag heeft betrekking op de percelen gelegen in de L. Van Buekenhoudtstraat 45, 3061 Bertem, kadastraal gekend als afdeling 3, sectie B nrs. 292E en 295B.
Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:
Wijziging van de hemelwaterafvoer naar de vijver op het perceel in plaats van naar een aparte infiltratievoorziening.
Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.
Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de waterloop van tweede categorie B2022 Voer. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het risico op overstroming is afkomstig van oppervlakkig afstromend hemelwater en/of vanuit het rioolstelsel.
Hemelwaterverordeningen
º Niet-verontreinigd hemelwater van de eventuele vertraagde afvoer of de overloop van hemelwatervoorzieningen wordt aangesloten op de waterloop onder de voorwaarden vermeld in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013.
º Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen (besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 24 juni 2014, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van12 september 2014, Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2014), moet het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
Maatregelen en voorwaarden
Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden.
De aanvrager voorziet in volgende maatregelen:
º Als infiltratievoorziening gebruikt de aanvrager de vijver reeds aanwezig op de percelen. Na analyse van het dossier lijkt dit voldoende voor de dienst waterlopen.
De dienst waterlopen bindt de aanvrager aan volgende voorwaarden
º Het is de aanvrager niet toegestaan om een afvoer of overloop vanuit de vijver naar buiten het perceel te plaatsen.
Het voorwerp van de aanvraag kan bijgevolg als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.
Aanvullende algemene maatregelen indien van toepassing
º In toepassing van artikel 1.3. en 12/1.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, zijn het plaatsen van gesloten afsluitingen en/of andere constructies en/of reliëfwijzigingen, met als doel de vermindering van de natuurlijke komberging in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied zonder compensatiemaatregelen, verboden.
Aangevuld met bovenvermelde opgelegde voorwaarden en maatregelen is het voorwerp van de aanvraag in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018."
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
1) De Watergroep heeft op 6 april 2020 een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht.
"Dit is een deeladvies van De Watergroep omtrent de bescherming van de drinkwaterwinning.
Het perceel is gelegen binnen de beschermingszone III van een grondwaterwinning die ondiep grondwater onttrekt voor de drinkwatervoorziening. Dit betekent dat het infiltrerend water ondergronds in de richting van de waterwinning stroomt en ooit zal opgepompt worden. Zuiver hemelwater mag in deze zone geïnfiltreerd worden.
De Watergroep geeft een gunstig advies voor wat betreft de bescherming van de waterwinning aangezien het project geen effect heeft op grondwaterkwaliteit of kwantiteit van de waterwinning.
Wel dient er met volgende zaken rekening gehouden te worden tijdens werken op het perceel:
º koolwaterstoffen waarvan het gezamenlijke volume groter is dan 50 liter worden opgesteld in een opvangbak waarvan de inhoud minstens gelijk is aan de inhoud van de gestockeerde recipiënten;
º het overgieten en/of vullen van recipiënten dient met de nodige omzichtigheid te gebeuren teneinde het morsen te voorkomen;
º machines met enig verlies van olie of mazout dienen van de werf verwijderd te worden en boven een opvanglade geplaatst.
º iedere verontreiniging dient onmiddellijk gemeld op het nummer 02/238 96 99 of via milieu@dewatergroep.be"
2) De Watergroep heeft op 10 april 2020 een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht.
"De aanvraag is gelegen binnen de beschermingszone van onze waterwinning te Egenhoven.
Voor de voorwaarden aangaande werken binnen een beschermingszone verwijzen we naar het deeladvies van de afdeling Waterbronnen en Milieu."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.
Het plaatsen van een bijgebouw met garage, berging en overdekt terras in de tuinzone is functioneel inpasbaar in een bebouwde omgeving en behoort tot de normale tuinuitrusting.
Mobiliteitsimpact
Het bijgebouw voorziet in een bijkomende garage, naast de reeds aanwezige garages in het hoofdgebouw.
Schaal
Het bijgebouw wordt voorzien met een kroonlijsthoogte van 2,15 m en een nokhoogte van 4,03 m, waardoor het qua schaal aanvaardbaar is en zich integreert in de omgeving.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
Het bijgebouw wordt ingeplant op een afstand van 2,50 m ten opzichte van de perceelsgrens, daar waar een afstand van 1,00 m gebruikelijk is.
Hierdoor mag worden aangenomen dat het bijgebouw qua ruimtegebruik de draagkracht van het perceel niet overschrijdt.
Visueel-vormelijke elementen
Het bijgebouw wordt voorzien in houten beplanking met smeedijzeren ramen. Het dak wordt voorzien in rood/bruine pannen zodat het zal inpassen in het heterogene straatbeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Reliëf
Het reliëf wordt beperkt gewijzigd ten behoeve van de aansluiting aan de straat.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Niet van toepassing.
Conclusie
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 6 april 2020 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 11 juni 2016 moeten strikt worden nageleefd.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Frank Vander Hulst voor het bouwen van een bijgebouw in 3061 Leefdaal, L. Van Buekenhoudtstraat 45, sectie B nr 295b onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van De Watergroep van 6 april 2020 moeten strikt worden nageleefd.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van de provinciale dienst waterlopen van 11 juni 2016 moeten strikt worden nageleefd.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager, De Watergroep en de provinciale dienst waterlopen.
Zitting van 22 juni 2020
OMGEVINGSVERGUNNING MEZENSTRAAT 14. AANVRAAG RONNIE MOEYS VOOR HET VERBOUWEN VAN EEN BIJGEBOUW IN 3061 LEEFDAAL, MEZENSTRAAT 14, SECTIE B NR 239H2.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 10 maart 2020 heeft Ronnie Moeys een aanvraag ingediend voor het verbouwen van een bijgebouw in 3061 Leefdaal, Mezenstraat 14, sectie B nr 239h2.
• Op 30 maart 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Meergezinswoningen', definitief goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 2018.
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in woongebied.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Mezenstraat.
De Mezenstraat is een van de verbindingswegen tussen de Dorpstraat en de gewestweg Tervuursesteenweg in het noorden.
De omgeving wordt gekenmerkt door woningen in verschillende verschijningsvormen. Op het perceel, dat behoort tot het kernweefsel van Leefdaal, staat een halfopen woning en een bijgebouw.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het verbouwen van een bijgebouw.
Het linkse gedeelte van het huidige bijgebouw wordt afgebroken. Het rechtse gedeelte blijft behouden en wordt achteraan, ter plaatse van de opslagruimte voor hout, uitgebreid. De huidige hellende daken worden weggenomen en vervangen door een plat dak.
De nieuwe zij- en achtergevel worden met hout afgewerkt. De uitbreiding van de muur op de perceelsgrens wordt, net zoals de bestaande, met een cementering afgewerkt.
Het bijgebouw wordt gebruikt als garage en stelplaats voor een mobilhome, de hoogte van de garagepoort wordt hiernaar aangepast. Dit resulteert in een verhoging van de bestaande muur op de perceelsgrens (rechts) met 50cm.
Achter het bijgebouw blijven langs de rechterzijde de bestaande betonpanelen behouden.
Op de linkse perceelsgrens blijft de scheidingsmuur volledig behouden, enkel de voor- en achtergevel van het huidige bijgebouw worden afgebroken. Het achterste gedeelte van deze muur wordt aan de bovenzijde recht gemaakt, het laagste punt is hiervoor het referentiepunt.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
• Bestemming volgens de rioleringsinfrastructuur zoneringsplannen
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centrale gebied.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
Het standpunt van de aanpalende eigenaars werd gevraagd. Zij hebben zich akkoord verklaard met het project.
• Externe adviezen
///
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven. Een bijgebouw bij een particuliere woning behoort tot de normale tuinuitrusting.
Mobiliteitsimpact
Het project heeft geen impact op de mobiliteit in de omgeving.
Schaal
De schaal van het vernieuwde gebouw is merkelijk kleiner dan het bestaande bijgebouw en de omliggende woningen.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De bouwdichtheid op het perceel neemt af en de relatie van de woning met de tuin wordt hersteld.
Visueel-vormelijke elementen
Het slopen en verbouwen van de bestaande bijgebouwen heeft een positieve impact op de omgeving en het straatbeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing op de aanvraag.
Reliëf
Niet van toepassing op de aanvraag.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De aanpalende eigenaars hebben zich akkoord verklaard met het project.
Conclusie
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Ronnie Moeys voor het verbouwen van een bijgebouw in 3061 Leefdaal, Mezenstraat 14, sectie B nr 239h2 onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager.
Zitting van 22 juni 2020
OMV QUICK WINS N253. ADVIES GEMEENTE BERTEM OVER OMGEVINGSAANVRAAG VAN KENNETH VANHOENACKER NAMENS DEPARTEMENT MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN VOOR WERKEN AAN DE GEWESTWEG N253, LANGERODESTRAAT EN SINT-JANSBERGSTEENWEG (NEERIJSE EN LOONBEEK) EN NIJVELSEBAAN (KORBEEK-DIJLE).
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 21 mei 2019 heeft Kenneth Vanhoenacker namens Departement Mobiliteit en Openbare Werken een aanvraag ingediend voor werken aan de gewestweg N253:
º Langerodestraat en Sint-Jansbergsteenweg (Neerijse en Loonbeek)
º Nijvelsebaan (Korbeek-Dijle).
Deze aanvraag werd op 24 oktober 2019 ingetrokken.
• Op 13 februari 2020 heeft Kenneth Vanhoenacker namens Departement Mobiliteit en Openbare Werken een nieuwe aanvraag ingediend voor bovenvernoemde werken.
Feiten en context
• Situering
In de gemeente Bertem heeft het project betrekking op 3 locaties langsheen de gewestweg N253 (Nijvelsebaan) in de deelgemeente Korbeek-Dijle.
• kadastrale gegevens
afdeling 2 sectie A nr 117t2, afdeling 2 sectie B nr 286g, afdeling 2 sectie A nr 129e6
afdeling 2 sectie B nr 439k, afdeling 2 sectie A nr 116b, afdeling 2 sectie B nr 313l
afdeling 2 sectie A nr 129d5, afdeling 2 sectie A nr 345n4
afdeling 2 sectie B nr 312n, afdeling 2 sectie A nr 17a, afdeling 2 sectie A nr 117w2
afdeling 2 sectie A nr 117p2, afdeling 2 sectie B nr 441v, afdeling 2 sectie A nr 10m
afdeling 2 sectie A nr 345p4, afdeling 2 sectie A nr 16g, afdeling 2 sectie A nr 129f5
afdeling 2 sectie A nr 345h4, afdeling 2 sectie A nr 130n4, afdeling 2 sectie B nr 290v
afdeling 2 sectie A nr 117n2, afdeling 2 sectie A nr 17b, afdeling 2 sectie A nr 441x
De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven vooral gelegen in woongebied met landelijk karakter.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De woongebieden met landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven (artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• Op het grondgebied Bertem worden volgende werken gepland:
Quickwin 1 - Nijvelsebaan (N253) – Kleinebroekstraat – Begijnhof te Bertem
Dit tracé is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan, Kleinebroekstraat en Begijnhof met de Sint-Jansbergsteenweg (N253) te Bertem. Het ligt volledig in woongebied met landelijk karakter, maar grenst aan VEN-gebied en is gelegen in SBZ-V. Er worden voetpaden aangelegd in het zuidelijk gedeelte in biologisch minder waardevol gebied. De werken omvatten het afgraven van het talud (volume: 656 m³). Aan de noordzijde van de N253, ter hoogte van Begijnhof en de oostzijde van Kleinebroekstraat, zal de N253 voorzien worden van een fietspad.
Quickwin 3 - Nijvelsebaan (N253) – Korbeekse Kerkstraat te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en de Korbeekse Kerkstraat te Bertem. Het ligt volledig in woongebied met landelijk karakter. De werken omvatten de aanleg van voetpaden. De werken gebeuren binnen het bestaande tracé en er is geen inname van biologisch waardevolle zones.
Quickwin 4 - Nijvelsebaan (N253) – Putstraat te Bertem
Deze quickwin is gelegen ter hoogte van de kruisingen van de Nijvelsebaan en de Putstraat te Bertem. Er wordt een voetpad voorzien, aanliggend aan de bestaande rijweg, in waterdoorlatende halfverharding. De talud wordt afgegraven (volume: 7902 m³). Een voetpad wordt aangelegd in de zone ten noorden van de Putstraat tegen de bewoning aan.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De gemeente Bertem heeft over deze aanvraag een openbaar onderzoek georganiseerd van 8 mei 2020 tot 6 juni 2020.
De ontvangen bezwaren worden overgemaakt aan het Departement Omgeving. De vergunningverlenende overheid is gelast met de eventuele behandeling van de ontvangen bezwaarschriften.
• Bespreking van de aanvraag
De aanvraag omvat het uitvoeren van voorbereidende grondwerkzaamheden in het kader van het later uit te voeren totaalproject van de heraanleg van de N253. Op het grondgebied van de gemeenten Huldenberg en Bertem zal de toekomstige heraanleg onder meer een verbreding van het momenteel smalle en gevaarlijke wegtracé omvatten. De volledige heraanleg en verbreding van de N253 kunnen echter niet op korte termijn gebeuren. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) tracht samen met de gemeenten Bertem en Huldenberg enkele gevaarlijke punten aan te pakken en zo de veiligheid voor de zwakke weggebruiker te verhogen.
Het voorliggende project omvat de aanleg van voetwegen en fietswegen (en nutsvoorzieningen) op locaties die op relatief eenvoudige wijze heringericht kunnen worden. Drie van deze locaties zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Bertem.
Advies van de gemeente Bertem
De gemeente heeft het dossier niet afgetoetst aan geldende wet- en regelgeving (natuurwetgeving, erfgoedwetgeving, waterwetgeving...). Deze aftoetsing zal uiteindelijk gebeuren door de desbetreffende adviesinstanties en de vergunningverlenende overheid.
De gemeente is zich bewust dat dit project geen oplossing biedt aan alle onveilige en gevaarlijke punten op de N253. Er werd in eerste fase geopteerd om een aantal locaties die op relatief eenvoudige wijze heringericht kunnen worden, aan te pakken. De verbreding van de N253 zal bij de totale herinrichting worden opgenomen.
Op 11 oktober 2019 vond een overlegvergadering plaats tussen AWV en de gemeenten Bertem en Huldenberg. Tijdens dit overleg werden volgende afspraken gemaakt:
º De gevraagde verduidelijkingen in ons advies van 21 mei 2019 zullen worden aangebracht op de uitvoeringsplannen.
º De aanleg van de voetpaden verder van de rijweg dan voorgesteld op de plannen zal tijdens de uitvoering onderzocht worden.
Tijdens het openbaar onderzoek werden dezelfde opmerkingen geformuleerd als tijdens de openbare onderzoeken van 31 mei 2019 tot 29 juni 2019 en van 18 augustus 2019 tot 16 september 2019 (administratieve lus).
Op het overlegmoment van 11 oktober 2019 werden deze opmerkingen besproken en werden volgende afspraken gemaakt:
º voetpad ter hoogte van de Ruwaalbeek
De gemeente Bertem zal in haar deel van het aanbestedingsdossier het voetpad doortrekken.
º fietsoversteek ter hoogte van de Nijvelsebaan 232.
De gemeente zal samen met AWV in overleg gaan en onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om tot een andere verkeerstechnische oplossing te komen.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college geeft een gunstig advies in de omgevingsaanvraag van Kenneth Vanhoenacker namens Departement Mobiliteit en Openbare Werken voor werken aan de gewestweg N253:
º Langerodestraat en Sint-Jansbergsteenweg (Neerijse en Loonbeek)
º Nijvelsebaan (Korbeek-Dijle) onder de bovenvermelde voorwaarden en aandachtspunten.
Artikel 2:
Dit advies wordt overgemaakt aan de aanvrager en de vergunningverlenende overheid.
Zitting van 22 juni 2020
OMGEVINGSVERGUNNING ARMENLOSWEG 16. AANVRAAG PHILIPPE DEMAEREL VOOR HET VELLEN VAN BOMEN IN 3060 BERTEM, ARMENLOSWEG 16, SECTIE A NR 391A.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 3 april 2020 heeft Philippe Demaerel een aanvraag ingediend voor het vellen van bomen in 3060 Bertem, Armenlosweg 16, sectie A nr 391a.
• Op 6 april 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven gelegen in natuurgebied.
De natuurgebieden ressorteren onder de groengebieden, welke bestemd zijn voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden.
In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk (artikel 13 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De bouwplaats is gelegen langsheen de Armenlosweg.
Het perceel met woning grenst aan Bertembos dat noordoostelijk gesitueerd is ten opzichte van het centrum van Bertem.
De omgeving wordt gekenmerkt door zeer waardevolle bossen, kouterlandschappen met waardevolle natuurelementen. Het reliëf is vrij grillig.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het vellen van 11 populieren.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is niet van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft op 17 april 2020 een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht.
"Ruimtelijke bestemming
Het perceel is gelegen in natuurgebied volgens gewestplan.
Beschermingsstatus
Het perceel ligt gedeeltelijk in Habitatrichtlijngebied “Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden - BE2400011”. De te kappen bomen staan in het Habitatrichtlijngebied.
Het perceel ligt gedeeltelijk in VEN-gebied “Het Bertembos-Grevensbos – 527”. De te kappen bomen staan niet in het VEN-gebied.
Biologische waarderingskaart
De zone waar de te kappen bomen staan, is gekarteerd als biologisch waardevol (code w), met als karteringseenheden soortenrijk permanent cultuurgrasland (code hp+) en bomenrij met dominantie van populier (Populus sp.) (code kbp).
Rechtsgrond
Dit advies wordt verstrekt door het Agentschap voor Natuur en Bos op basis van de volgende wetgeving:
º Artikel 35 § 2 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
º Artikel 38/3 Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
º Artikel 36ter Natuurdecreet van 21 oktober 1997 (in het kader van passende beoordeling).
º Artikel 26bis §2 van het Natuurdecreet van 21 oktober 1997 (in het kader van de verscherpte natuurtoets).
Bespreking aanvraag
Uit het dossier blijkt dat de aanvrager 11 populieren wenst te vellen, omdat zij door hun leeftijd en hoogte een gevaar vormen. In februari 2020 zijn er 4 bomen afgebroken. Hij wenst tevens de wortels uit te frezen.
In de aanvraag werd volgende herstelmaatregel voorgesteld: aanplanten inheemse bomen.
Heraanplanten is noodzakelijk zodat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan.
Bespreking passende beoordeling
De initiatiefnemer van de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma heeft geen passende beoordeling opgemaakt. Uit de aangeleverde informatie door de betrokkene blijkt dat mits naleving van de vooropgestelde milderende maatregelen er geen sprake zal zijn van een betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone.
Als milderende maatregel wordt voorgesteld om nieuwe inheemse bomen aan te planten. Het vervangen van populieren door inheemse bomen kan een verhoging van de biodiversiteit tot gevolg hebben.
Bijgevolg oordeelt het Agentschap voor Natuur en Bos dat alle noodzakelijke informatie werd aangeleverd zodat er geen verdere stappen moeten worden genomen voor het opstellen van een formele passende beoordeling.
Bespreking verscherpte natuurtoets
Er werd geen verscherpte natuurtoets bij het dossier gevoegd. De te kappen bomen staan niet binnen het VEN-gebied. Er wordt voorgesteld om de populieren te vervangen door inheemse bomen.
Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken.
Conclusie
Op basis van bovenstaande uiteenzetting verleent het Agentschap voor Natuur en Bos een gunstig advies mits naleving van de volgende voorwaarde(n):
º Binnen de perimeter van het perceel/de percelen moet per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom aangeplant worden. Er mogen ook hoogstammige fruitbomen worden aangeplant.
º De aanplant gebeurt met streekeigen hoogstammige bomen (plantformaat 10/12).
º Het heraanplanten met bomen dient uitgevoerd te worden binnen het jaar na het kappen van de bomen.
º De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwalitatief degelijk plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelverankering en zo nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- en/of veevraat.
º Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld. In ieder geval is de aanvrager er toe gehouden om op zijn perceel per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom of hoogstammige fruitboom tot volle wasdom te brengen.
º De bomen mogen niet geknot worden of op enige andere wijze belemmerd worden in hun groei.
º Alle andere bomen en struiken op het perceel dienen gespaard te worden.
º De werken worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (in de periode tussen 1 maart en 1 juli)
º Na de aanplanting moeten de bomen / heg / houtkant onderhouden worden volgens de Code Goede Natuurpraktijk (zie bijlage).
De vergunningverlenende overheid kan de vergunning slechts toekennen mits naleving van deze voorwaarden.
Onderstaande direct werkende normen zijn hierbij van toepassing:
º Artikel 13 §4 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997
º Artikel 16 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997
º Artikel 26 bis Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997
º Artikel 36 ter §4 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997
º Artikel 8 Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21.10.1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 23.07.1998
Onderstaande doelstellingen of zorgplichten zijn hierbij van toepassing:
º Artikel 14 §1 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997
Alle van nature in het wild levende vogelsoorten en vleermuizen zijn beschermd in het Vlaamse Gewest op basis van het Soortenbesluit van 15 mei 2009. De bescherming heeft onder meer betrekking op de nesten van de vogels en de rustplaatsen van de vleermuizen (artikel 14 van het Soortenbesluit). Bij het uitvoeren van werken in de periode van 1 maart tot 1 juli moet men er zich – vóór men overgaat tot de uitvoering van de werken – van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten beschadigd, weggenomen of vernield worden. Bij het werken aan (oude) constructies of het kappen van bomen dient men na te gaan vóór de werken beginnen of er vleermuizen aanwezig zijn. Als nesten of rustplaatsen in het gedrang komen dient de aanvrager contact op te nemen met het Agentschap voor Natuur en Bos via het algemeen emailadres van AVES.
Het Agentschap voor Natuur en Bos wenst een afschrift van de beslissing over de vergunningsaanvraag te ontvangen."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het project is in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven.
Het vervangen van populieren door inheemse bomen en/of hoogstammige fruitbomen kan een verhoging van de biodiversiteit tot gevolg hebben.
Mobiliteitsimpact
Niet van toepassing op de aanvraag.
Schaal
Niet van toepassing op de aanvraag.
Ruimtegebruik en bouwdichtheid
Niet van toepassing op de aanvraag.
Visueel-vormelijke elementen
Niet van toepassing op de aanvraag.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing op de aanvraag.
Reliëf
Niet van toepassing op de aanvraag.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Door de milderende maatregelen zal er geen onherstelbare schade aan de natuur veroorzaakt worden.
Conclusie
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos van 17 april 2020 moeten strikt worden nageleefd
Bijzondere aandacht wordt gevestigd op de volgende opgelegde voorwaarden:
º Binnen de perimeter van het perceel/de percelen moet per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom aangeplant worden. Er mogen ook hoogstammige fruitbomen worden aangeplant.
º De aanplant gebeurt met streekeigen hoogstammige bomen (plantformaat 10/12).
º Het heraanplanten met bomen dient uitgevoerd te worden binnen het jaar na het kappen van de bomen.
º De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwalitatief degelijk plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelverankering en zo nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- en/of veevraat.
º Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld. In ieder geval is de aanvrager er toe gehouden om op zijn perceel per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom of hoogstammige fruitboom tot volle wasdom te brengen.
º De bomen mogen niet geknot worden of op enige andere wijze belemmerd worden in hun groei.
º Alle andere bomen en struiken op het perceel dienen gespaard te worden.
º De werken worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (in de periode tussen 1 maart en 1 juli)
º Na de aanplanting moeten de bomen / heg / houtkant onderhouden worden volgens de Code Goede Natuurpraktijk (zie bijlage).
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Philippe Demaerel voor het vellen van bomen in 3060 Bertem, Armenlosweg 16, sectie A nr 391a onder volgende voorwaarden:
• De verkrijger van de huidige vergunning moet de beschadigingen aan het openbaar domein, als gevolg van de uitvoering van de vergunde bouwwerken, herstellen binnen de 30 dagen na het beëindigen van de (ver)bouwwerken. Er wordt aangeraden om een voorafgaande plaatsbeschrijving op te maken. Bij het ontbreken van een plaatsbeschrijving wordt aangenomen dat het openbaar domein geen gebreken vertoonde voor aanvang van de werken.
• de voorwaarden opgelegd in het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos van 17 april 2020 moeten strikt worden nageleefd
Bijzondere aandacht wordt gevestigd op de volgende opgelegde voorwaarden:
º Binnen de perimeter van het perceel/de percelen moet per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom aangeplant worden. Er mogen ook hoogstammige fruitbomen worden aangeplant.
º De aanplant gebeurt met streekeigen hoogstammige bomen (plantformaat 10/12).
º Het heraanplanten met bomen dient uitgevoerd te worden binnen het jaar na het kappen van de bomen.
º De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwalitatief degelijk plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelverankering en zo nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- en/of veevraat.
º Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld. In ieder geval is de aanvrager er toe gehouden om op zijn perceel per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom of hoogstammige fruitboom tot volle wasdom te brengen.
º De bomen mogen niet geknot worden of op enige andere wijze belemmerd worden in hun groei.
º Alle andere bomen en struiken op het perceel dienen gespaard te worden.
º De werken worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (in de periode tussen 1 maart en 1 juli)
º Na de aanplanting moeten de bomen / heg / houtkant onderhouden worden volgens de Code Goede Natuurpraktijk (zie bijlage).
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en het Agentschap voor Natuur en Bos.
Zitting van 22 juni 2020
OMGEVINGSVERGUNNING SPORTPARK. AANVRAAG YONI PULINCKX VOOR DE GEMEENTE BERTEM VOOR HET VELLEN VAN BOMEN IN LEEFDAAL, DORPSTRAAT - BLOKKENSTRAAT, SECTIE D NR 175L.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
• Op 3 april 2020 heeft Yoni Pulinckx voor de gemeente Bertem een aanvraag ingediend voor het vellen van bomen in Leefdaal, Dorpstraat - Blokkenstraat, sectie D nr 175l.
• Op 6 april 2020 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Feiten en context
• Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg van de plaats, gebaseerd op de voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan.
• Het goed is gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Sportpark Verona dat definitief goedgekeurd werd door de gemeenteraad op 25 april 2017. Het RUP voorziet o.a. in een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut voor de realisatie van een sportpark (art. 2), een overdrukzone voor gebouwen en verharde parkeerplaatsen (art. 3), een groenbuffer (art. 4), landschappelijke inpassing (art. 6) en een open ruimte corridor (art. 9). De ontsluiting is aangeduid op het grafisch plan (art. 7 en 8). De aanvraag is in overeenstemming met de geldende voorschriften.
• De aanvraag is volgens het gewestplan Leuven landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
• De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin; behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven; gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft; de afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven (artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
De landschappelijk waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen (artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
• De site is gelegen tussen de gemeentewegen Dorpstraat en Kerstraat, op een perceel dat de overgang maakt tussen het plateau van Duisburg en de lager gelegen Voervallei. De bomen staan tussen het trainingsveld van voetbalploeg VC Bertem-Leefdaal en de aangekochte hoeve op de Blokkenstraat.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
• Het voorstel omvat het kappen van 26 canadabomen.
• Watertoets
Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Juridische gronden
• Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
• Koninklijk besluit van 7 april 1977 - Gewestplan Leuven
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
• De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2003
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Dit besluit is van toepassing op de aanvraag.
• Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integrale waterbeleid.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde handelingen geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
• Besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004
Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
• Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 8 mei 2009
º Artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
• De gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake de afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
º artikel 6: Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
º Artikel 13 bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
• De provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot verhardingen van 12 september 2014
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
• Besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, met als bijlage 1 de Vlaamse lijst en als bijlage 2 de provinciale lijst
• Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
• Openbaar onderzoek
De aanvraag diende niet openbaar gemaakt te worden.
• Externe adviezen
Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft op 16 april 2020 volgend advies uitgebracht.
"Ruimtelijke bestemming
Agrarisch gebied volgens het gewestplan.
Beschermingsstatus
n.v.t.
Rechtsgrond
Dit advies wordt verstrekt door het Agentschap voor Natuur en Bos op basis van de volgende wetgeving:
º Artikel 35 § 2 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
º Artikel 38/3 Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Beoordeling
Bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag en het nemen van de beslissing over de omgevingsvergunning, moet de vergunningverlenende overheid steeds rekening houden met de zorgplicht en het tegengaan van onvermijdbare schade (artikel 14 en 16 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu).
Om aan de zorgplicht te voldoen, moet men de natuurwaarden die mogelijk aangetast worden bij het uitvoeren van de geplande activiteiten herstellen. Dit kan bijvoorbeeld door vervangen of herstellen van kleine landschapselementen of het heraanplanten van bomen of lijnbeplantingen, zoals voorgesteld door de aanvrager (heraanplanten van 26 bomen meer centraal op het terrein).
Het Agentschap voor Natuur en Bos maakt voor vergunningen in agrarische gebieden zelf geen inschatting meer van de impact op natuurwaarden. De vergunningverlener moet zelf verifiëren of minimum aan de zorgplicht wordt voldaan en er geen vermijdbare schade is.
Indien aan de bovenstaande bepalingen wordt voldaan, geeft het Agentschap voor Natuur en Bos gunstig advies.
Om correct af te wegen of de natuurwaarden door de geplande activiteit in het gedrang komen en om na te gaan of aan de zorgplicht wordt voldaan, kan men beroep doen op de online helpdesk van het Agentschap voor Natuur en Bos.
De helpdesk beschrijft mogelijke maatregelen die men in een vergunning kan opnemen.
Thema’s die in de helpdesk aan bod komen zijn:
- Kappen van bomen, dreven en/of houtkanten
- Acuut gevaar
- Hoogstamboomgaarden
- (her)aanleggen van een poel
- Reliëfwijzigingen
- Oprichten van gebouwen en verhardingen
- Begrippen
U kunt de helpdesk terugvinden via deze link: www.natuurenbos.be/helpdesk.
Tot slot willen we nog de aandacht vestigen op een algemene maatregel, die voor elke vergunning van toepassing is:
“Alle van nature in het wild levende vogelsoorten en vleermuizen zijn beschermd in het Vlaamse Gewest op basis van het Soortenbesluit van 15 mei 2009. De bescherming heeft onder meer betrekking op de nesten van de vogels en de rustplaatsen van de vleermuizen (artikel 14 van het Soortenbesluit).
Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart tot 1 juli moet men grondig nagaan - vóór men start met de werken – dat geen nesten van beschermde vogelsoorten beschadigd, weggenomen of vernield worden.
Bij het werken aan (oude) constructies of het kappen van bomen moet men na gaan vóór de werken beginnen of vleermuizen aanwezig zijn. Als nesten of rustplaatsen in het gedrang komen, dient u contact op te nemen met het Agentschap voor Natuur en Bos”.
Het Agentschap voor Natuur en Bos wenst een afschrift van de beslissing over de vergunningsaanvraag te ontvangen."
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Art. 4.3.1.§2 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.
Het voorgestelde project geeft uitvoering aan de opties die voorzien zijn in het RUP Sportpark Verona. De bomen zijn op deze locatie hinderlijk voor de sportinfrastructuur.
Conclusie:
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
• In het kader van de zorgplicht worden volgende compenserende maatregelen opgelegd:
º Binnen de perimeter van het perceel/de percelen of in de nabije omgeving moet per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom aangeplant worden. Er mogen ook hoogstammige fruitbomen worden aangeplant.
º De aanplant gebeurt met streekeigen hoogstammige bomen (plantformaat 10/12).
º Het heraanplanten met bomen dient uitgevoerd te worden binnen het jaar na het kappen van de bomen.
º De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwalitatief degelijk plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelverankering en zo nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- en/of veevraat.
º Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld. In ieder geval is de aanvrager er toe gehouden om op zijn perceel per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom of hoogstammige fruitboom tot volle wasdom te brengen.
º De bomen mogen niet geknot worden of op enige andere wijze belemmerd worden in hun groei.
º Alle andere bomen en struiken op het perceel dienen gespaard te worden.
º De werken worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (in de periode tussen 1 maart en 1 juli)
º Na de aanplanting moeten de bomen / heg / houtkant onderhouden worden volgens de Code Goede Natuurpraktijk.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Yoni Pulinckx voor de gemeente Bertem voor het vellen van bomen in Leefdaal, Dorpstraat - Blokkenstraat, sectie D nr 175l onder volgende voorwaarden:
• In het kader van de zorgplicht worden volgende compenserende maatregelen opgelegd:
º Binnen de perimeter van het perceel/de percelen of in de nabije omgeving moet per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom aangeplant worden. Er mogen ook hoogstammige fruitbomen worden aangeplant.
º De aanplant gebeurt met streekeigen hoogstammige bomen (plantformaat 10/12).
º Het heraanplanten met bomen dient uitgevoerd te worden binnen het jaar na het kappen van de bomen.
º De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwalitatief degelijk plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelverankering en zo nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- en/of veevraat.
º Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld. In ieder geval is de aanvrager er toe gehouden om op zijn perceel per te kappen boom minstens één nieuwe hoogstammige, inheemse en streekeigen boom of hoogstammige fruitboom tot volle wasdom te brengen.
º De bomen mogen niet geknot worden of op enige andere wijze belemmerd worden in hun groei.
º Alle andere bomen en struiken op het perceel dienen gespaard te worden.
º De werken worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (in de periode tussen 1 maart en 1 juli)
º Na de aanplanting moeten de bomen / heg / houtkant onderhouden worden volgens de Code Goede Natuurpraktijk.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en het Agentschap voor Natuur en Bos.
Zitting van 22 juni 2020
OMGEVINGSAANVRAAG VERKAVELEN VAN GRONDEN. VERGUNNING OMGEVINGSAANVRAAG VAN CHRIS HOLEMANS NAMENS KWADRAAT VOOR HET BIJSTELLEN VAN EEN VERKAVELINGSVERGUNNING VOOR EEN PERCEEL GELEGEN IN 3061 LEEFDAAL, KRUISKOUTER - EIKENDREEF, SECTIE B NR 276K2.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Deze verkaveling werd gewijzigd op 29 mei 1973, 15 juli 1975, 4 december 1984, 27 mei 1986, 27 januari 2014 en 10 februari 2014.
Het betreft loten 23 en 24 van deze verkaveling met eengezinswoning als algemene bestemming.
Deze verkaveling werd begin jaren zeventig gerealiseerd ten noorden van het centrum Leefdaal tussen de Dorpstraat en de Voer enerzijds en de Tervuursesteenweg anderzijds. Door de ligging op de noordelijke valleirand van de Voer wordt deze verkaveling gekenmerkt door grote niveauverschillen van zuid naar noord. De bebouwing is overwegend vrijstaand, met een zuiver residentieel karakter en met een zeer grote verscheidenheid in bouwstijlen.
Door de aanwezige bebouwing en de aanwezige infrastructuur is de ordening van het gebied bekend.
Wateradvies van 17 maart 2020 van de provinciale dienst waterlopen
"Wij verwijzen naar uw adviesaanvraag van 17 februari 2020 op naam van Kwadraat voor verkavelingswijziging. De aanvraag heeft betrekking op perceel gelegen Eikendreef, Bertem, kadastraal gekend als 3e afdeling, sectie B, nr. 276k2.
Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitvoering van volgende handelingen:
Splitsing van een perceel in 2 loten voor woningen.
Overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, wordt volgend wateradvies verstrekt.
Het oppervlaktewater van het voorwerp van de aanvraag wordt verzameld in de waterloop van tweede categorie B2022 Voer. Volgens de overstromingskaart van Vlaanderen is het voorwerp van de aanvraag deels gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het risico op overstroming is afkomstig van oppervlakkig afstromend hemelwater.
Voor zover de dienst waterlopen kan opmaken uit de documenten die bij de aanvraag gevoegd zijn, kan het voorwerp van de aanvraag een effect hebben op de bescherming tegen wateroverlast en overstromingen en/of op het behoud van de watergebonden natuurwaarden.
Hemelwaterverordeningen
Het voorwerp van de aanvraag kan bijgevolg als verenigbaar met het watersysteem beschouwd worden.
Het voorwerp van de aanvraag is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen, bepaald in artikel 1.2.2. en 1.2.3. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018."
Het perceel ligt volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in het centraal gebied.
Juridische gronden
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
Het project situeert zich in het gewestplan 'Leuven'.
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
De omzendbrief is van toepassing op de aanvraag.
De vergunningverlenende overheid moet steeds de resultaten van de watertoets vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde werken geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben. De vergunningverlenende overheid moet steeds hiermee rekening houden in haar uiteindelijke beslissing.
Dit uitvoeringsbesluit regelt de adviesverlenende instanties.
artikel 1.1.4.
De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.
artikel 4.2.15.
§ 1. Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden een stuk grond verkavelen voor woningbouw of voor het opstellen van vaste of verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden kan worden aangevraagd en verleend voor het verkavelen voor de aanleg en het bebouwen van terreinen voor andere functies.
§ 2. Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden omvat reglementaire voorschriften aangaande de wijze waarop de verkaveling ingericht wordt en de kavels bebouwd kunnen worden.
§ 3. De verkavelaar zorgt ervoor dat de in de verkaveling opgenomen loten kunnen aansluiten op alle voorzieningen van openbaar nut die vereist worden door het vergunningverlenende bestuursorgaan. In voorkomend geval bepaalt de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden op welke wijze in de nodige infrastructuur voor de nutsvoorzieningen wordt voorzien.
Artikel 4.2.16.
§ 1. Een kavel uit een vergunde verkaveling of verkavelingsfase kan enkel verkocht worden, verhuurd worden voor méér dan negen jaar, of bezwaard worden met een recht van erfpacht of opstal, nadat de verkavelingsakte door de instrumenterende ambtenaar is verleden.
§ 2. De verkavelingsakte wordt eerst verleden na overlegging van een attest van het college van burgemeester en schepenen, waaruit blijkt dat, voor de volledige verkaveling of voor de betrokken verkavelingsfase, het geheel van de lasten uitgevoerd is of gewaarborgd is door :
1° de storting van een afdoende financiële waarborg;
2° een door een bankinstelling op onherroepelijke wijze verleende afdoende financiële waarborg.
Het attest, vermeld in het eerste lid, kan worden afgeleverd indien de vergunninghouder deels zelf de lasten heeft uitgevoerd, deels de nodige waarborgen heeft gegeven.
artikel 4.2.17.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt als omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wat betreft alle handelingen die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken, zoals in het bijzonder:
1° de aanleg van nieuwe verkeerswegen, of de tracéwijziging, verbreding of opheffing daarvan;
2° de wijziging van het reliëf van de bodem;
3° de ontbossing, met behoud van de toepassing van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
4° het afbreken van constructies.
Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt tevens als omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie, vermeld in artikel 9bis, § 7, en artikel 13, § 4 en § 5, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat betreft alle handelingen die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken.
Het eerste en het tweede lid gelden als de vergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden voldoet aan de vereisten inzake ontvankelijkheid en volledigheid die gelden voor de aanvraag voor stedenbouwkundige handelingen of voor het wijzigen van de vegetatie
artikel 4.2.18.
De bepalingen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden worden niet opgeheven door de inwerkingtreding van een stedenbouwkundig voorschrift waarmee ze onverenigbaar zijn, met behoud van de toepassing van artikel 84 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Deze verordening is niet van toepassing op de aanvraag.
Artikel 6
Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning of meldingsakte een project dat bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, is onderworpen aan vergunningsplicht of meldingsplicht uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunnings- of meldingsplichtige verandering eraan te doen
Artikel 13
bepaalt waarop een vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.
Artikel 86
§ 1.
De eigenaar van een kavel die begrepen is in een niet-vervallen omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, kan gemotiveerd om een bijstelling van deze omgevingsvergunning verzoeken voor het deel dat hij in eigendom heeft.
De aanvraag doorloopt dezelfde procedure als een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, met dien verstande dat de vergunningsaanvraag of de aanvraag gelezen moet worden als de aanvraag of het verzoek tot bijstelling en de aanvrager als aanvrager of verzoeker van de bijstelling.
De verordening bepaalt dat het hemelwater dat op een verharding terechtkomt, op natuurlijke wijze doorheen of naast die verharding op het eigen terrein in de bodem moet infiltreren. Het mag niet van het eigen terrein afgevoerd worden door middel van afvoergoten of vergelijkbare voorzieningen.
Dit besluit bevat de verdere uitwerking van de procedure en de nodige bijlagen.
Adviezen
Argumentatie
Deze beoordeling, als uitvoering van artikel 1.1.4 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, houdt rekening met de volgende criteria volgens artikel 4.3.1 van deze codex.
Functionele inpasbaarheid
Het ingediende project stemt overeen met de planologische voorschriften gevoegd bij het gewestplan Leuven. Het realiseren van 2 bouwloten voor geschakelde bebouwing is inpasbaar in de omgeving.
Mobiliteitsimpact
De aanvraag heeft een beperkte impact op de mobiliteit. De voorschriften vermelden 1 parkeerplaats per woning. Beter is voor deze percelen op te leggen dat de gemeentelijke parkeerverordening moet nageleefd worden bij het oprichten van de woningen zodat bijkomende parkeerdruk op het openbaar domein vermeden wordt.
Schaal/Ruimtegebruik en bouwdichtheid
De schaal en grondafdruk van de woningen in de oorspronkelijke verkaveling blijven behouden. Enkel de oriëntatie wordt gewijzigd.
Visueel-vormelijke elementen
De voorgestelde voorschriften laten ook het bouwen met een plat dak en een rond dak toe. Dit heeft te maken met de huidige bouwtrends en zal de woningen en het straatbeeld een hedendaagser karakter geven.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing op de aanvraag.
Reliëf
Niet van toepassing op de aanvraag.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Tijdens het openbaar onderzoek zijn geen opmerkingen binnengekomen.
Conclusie
Het voorgestelde project is planologisch en stedenbouwkundig-architecturaal verantwoord.
Advies en voorwaarden
De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt voor om de vergunning te verlenen onder volgende voorwaarden:
Deze uitrusting omvat ten minste de kosten van de noodzakelijke rioleringswerken en de voorwaarden voor de aanleg van een aardgas- en elektriciteitsnet voor openbare distributie door Fluvius.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Het college heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse codex ruimtelijke ordening en het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hun uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2:
Het college levert een vergunning af aan Chris Holemans namens Kwadraat voor het bijstellen van een verkavelingsvergunning voor een perceel gelegen in 3061 Leefdaal, Kruiskouter - Eikendreef, sectie B nr 276k2 onder volgende voorwaarden:
Deze uitrusting omvat ten minste de kosten van de noodzakelijke rioleringswerken en de voorwaarden voor de aanleg van een aardgas- en elektriciteitsnet voor openbare distributie door Fluvius.
Artikel 3:
Deze beslissing wordt overgemaakt aan de aanvrager en de provinciale dienst waterlopen.
Zitting van 22 juni 2020
LEEFMILIEU. BESPREKING DEELNAME OPEN TUINEN OP 25 JULI 2020.
Besluit
Motivering
• Op 16 juni 2020 ontving de dienst omgeving een e-mail van Landelijke Gilden over de organisatie van de jaarlijkse Open Tuinen dag.
• Na het laatste advies van de Nationale Veiligheidsraad van 3 juni 2020 is de tuin openstellen vanaf 1 juli 2020 weer toegestaan, maar wel onder strikte voorwaarden:
º Informeer je bezoekers over de preventiemaatregelen die van toepassing zijn;
º Bezoekers van verschillende gezinnen moeten altijd 1,5 meter afstand van elkaar en van de tuineigenaar kunnen houden;
º Het bewaren van de sociale afstand is ook belangrijk voor én na het tuinbezoek; samenscholingen (als verschillende ‘bubbels’ met elkaar een praatje willen maken) moet je vermijden;
º Je stelt aan de in- en uitgang van de tuin ontsmettingsgel of stromend water en zeep ter beschikking om de noodzakelijke handhygiëne mogelijk te maken en vraagt bezoekers bij aankomst de handen te ontsmetten of te wassen;
º Tuineigenaars dragen een mondmasker of plastiek scherm;
º Het dragen van mondmaskers door bezoekers is niet verplicht, maar aanbevolen;
º Je biedt geen drankjes of hapjes aan;
º Je laat bezoekers geen gebruik maken van het toilet;
º Voorzie een persoon die erop toeziet dat bezoekers de maatregelen en veiligheid van jou en zichzelf respecteren;
º Geef bezoekers geen hand of knuffel;
º Was zelf regelmatig je handen;
º Nies en hoest in de binnenkant van je elleboog;
º Stel de tuin niet open als je zelf ziek bent of iemand van je contacten ziek is.
Bespreking
Het college van burgemeester en schepenen gaat akkoord met de openstelling van de afvalarme tuin op zaterdag 25 juli 2020 van 14 tot 17 uur in samenwerking met Landelijke Gilden mits het naleven van de veiligheidsvoorwaarden voor de bestrijding van Covid-19.
Zitting van 22 juni 2020
INVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED. KENNISNAME BEZWAAR INGEDIEND DOOR SCHEPEN MARC MORRIS IN NAAM VAN DE GEMEENTE BERTEM HOUDENDE AANPASSING VAN DE BESCHRIJVING VAN "HET SPEELGOED" IN KORBEEK-DIJLE.
Besluit
Motivering
Tijdens het openbaar onderzoek werd aan Interleuven gemeld dat de beschrijving van "Het Speelgoed" in Korbeek-Dijle, die gevoegd is bij de vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed, niet correct is.
Een afstammeling van één van de vorige eigenaars heeft opgemerkt dat "Het Speelgoed" eigenlijk ouder is dan in de beschrijving wordt vermeld. Er is namelijk een aankoopakte waaruit blijkt dat "Het Speelgoed" reeds in 1704 bestond.
Het openbaar onderzoek eindigde op 18 juni 2020 waardoor schepen Marc Morris dit bezwaar op deze dag heeft ingediend.
Mededeling
Het college neemt kennis van de bepalingen van dit bezwaar.
Zitting van 22 juni 2020
VERDELINGSPLAN. BESPREKING MELDING VERDELING NOTARIS JOZ WERCKX VOOR EEN PERCEEL GELEGEN IN 3060 KORBEEK-DIJLE, KORBEEKSE KERKSTRAAT 3, SECTIE B NR 247B.
Besluit
Motivering
Op 10 juni 2020 heeft notaris Joz Werckx een verdelingsplan overgemaakt in toepassing van artikel 5.2.2. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening voor een perceel gelegen in 3060 Korbeek-Dijle, Korbeekse Kerkstraat 3, sectie B nr 247b.
Bespreking
Het college heeft geen opmerkingen bij het voorgestelde verdelingsplan.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.