Zitting van 21 december 2021
ZITTINGEN GR. GOEDKEURING NOTULEN VORIGE ZITTING.
Juridische gronden
Bijlagen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De raad keurt de notulen van de zitting van 30 november 2021 goed.
Zitting van 21 december 2021
ZITTINGEN GEMEENTERAAD. MEDEDELING DATUMS ZITTINGEN 2022.
Besluit
Mededeling
De raad neemt kennis van de geplande datums voor de zittingen van de gemeenteraad in 2022:
• dinsdag 25 januari
• dinsdag 22 februari
• dinsdag 29 maart
• dinsdag 26 april
• dinsdag 31 mei
• dinsdag 28 juni
• dinsdag 30 augustus
• dinsdag 27 september
• dinsdag 25 oktober
• dinsdag 29 november
• dinsdag 20 december
Zitting van 21 december 2021
BELASTINGEN. GOEDKEURING BELASTINGREGLEMENT OP FRITUUR- EN VERKOOPKRAMEN.
Voorgeschiedenis
Juridische gronden
• Artikel 170, §4 van de grondwet
Geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.
• Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglement, vast. De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de gemeentebelastingen is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Artikel 41, 2e lid, 14° van het decreet lokaal bestuur
De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen, is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
• Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Argumentatie
De uitbaters van frituur- en verkoopkramen leveren geen bijdrage tot de werking van de gemeentelijke infrastructuur, maar maken er wel gebruik van.
Om de ontvangsten voor het komende jaar op peil te houden, is het noodzakelijk om diverse belastingen te heffen.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Voor het aanslagjaar 2022 wordt een gemeentebelasting op permanente frituren en wekelijkse verkoopkramen gevestigd indien de uitbating is gelegen op openbaar domein.
Artikel 2:
De belasting is verschuldigd door de uitbater.
Artikel 3:
De belasting wordt vastgesteld op 250 euro per uitbating per jaar.
Artikel 4:
De belastingsplichtigen moeten uiterlijk op 31 januari van het belastingjaar bij het gemeentebestuur aangifte doen van elke frituur- en verkoopkraam die hij in de gemeente uitbaat door middel van het formulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. De personen die de uitbating staken, moeten binnen de week het schepencollege bericht geven.
Artikel 5:
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat wordt opgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 6:
De gemeenteraad verzoekt de gemeentelijke administratie om uiterlijk op 30 november 2022 een ontwerp van belastingreglement op de frituur- en verkoopkramen voor te leggen voor inwerkingtreding vanaf 1 januari 2023.
Artikel 7:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2022.
Artikel 8:
Het reglement van 17 december 2019 over de belasting op permanente frituren en wekelijkse verkoopkramen wordt opgeheven op 1 januari 2022.
Zitting van 21 december 2021
BELASTINGEN. GOEDKEURING BELASTINGREGLEMENT OP AANPLAKBORDEN BESTEMD VOOR HET DRAGEN VAN RECLAME.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
• Artikel 170, §4 van de grondwet
Geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.
• Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglementen, vast.
• Artikel 41, 2e lid, 14° van het decreet lokaal bestuur
De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen, is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
• Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Argumentatie
De financiële toestand van de gemeente vereist dat diverse belastingen worden geheven waarbij een evenwichtige verdeling van de belastingdruk wordt nagestreefd.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Vanaf het aanslagjaar 2022 wordt een gemeentebelasting op aanplakborden bestemd voor het dragen van reclame gevestigd.
Artikel 2:
Onder aanplakborden wordt verstaan: elke constructie in onverschillig welk materiaal, geplaatst langs de openbare weg of op een plaats in de open lucht die zichtbaar is vanaf de openbare weg, waarop reclame wordt aangebracht door aanplakking, vasthechting, schildering of door elk ander middel, met inbegrip van muren of gedeelten van muren en omheiningen die gehuurd of gebruikt worden om er reclame op aan te brengen.
Worden niet beschouwd als aanplakborden voor reclame:
• de borden, vastgehecht aan de handelshuizen en bestemd voor het bevorderen van de verkoop van hum producten
• de borden geplaatst door openbare besturen of openbare diensten
• de borden die enkel en alleen gebruikt worden voor notariële aankondigingen
• de borden die enkel en alleen gebruikt worden naar aanleiding van de bij wet bepaalde verkiezingen
• de borden geplaatst op sportterreinen en gericht naar de plaats van de sportbeoefening
• de borden en zuilen uitsluitend gebruikt door groeperingen van culturele of sportieve aard.
Artikel 3:
De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de aanplakborden. Indien de eigenaar onbekend is, is de belasting verschuldigd door de natuurlijke of rechtpersoon die al dan niet over het recht beschikt om gebruik te maken van het aanplakbord voor het aanbrengen van zijn/haar reclameaffiches.
Artikel 4:
De belasting op vaste aanplakborden wordt vastgesteld op 25 euro per vierkante meter nuttige oppervlakte.
De belasting op verplaatsbare aanplakborden wordt vastgesteld op 5 euro per vierkante meter nuttige oppervlakte per maand.
Elk gedeelte van een vierkante meter wordt beschouwd als een volledige vierkante meter.
Artikel 5:
De belasting op vaste aanplakborden is verschuldigd voor het hele jaar volgens de toestand op 1 januari van het belastingjaar.
De belasting op verplaatsbare aanplakborden zal verrekend worden per maand, waarbij elke nieuw begonnen maand beschouwd wordt als een volledige maand.
Artikel 6:
De belastingplichtigen moeten uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op het belastingjaar aangifte doen bij het gemeentebestuur door middel van het aangifteformulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld.
Artikel 7:
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat wordt opgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8:
Het reglement van 17 december 2019 over de belasting op aanplakborden wordt opgeheven vanaf 1 januari 2022.
Artikel 9:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.
Zitting van 21 december 2021
BELASTINGEN. GOEDKEURING BELASTINGREGLEMENT OP OPSLAGPLAATSEN SCHROOT EN OUDE VOERTUIGEN.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
• Artikel 170, §4 van de grondwet
Geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.
• Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglementen, vast.
• Artikel 41, 2e lid, 14° van het decreet lokaal bestuur
De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen, is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
• Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Vanaf het aanslagjaar 2022 wordt een gemeentebelasting op de opslagplaatsen schroot en oude voertuigen gevestigd.
Artikel 2:
De belasting wordt geheven voor iedere opslagplaats die niet is ondergebracht in een gebouw dat in de onroerende voorheffing wordt aangeslagen. Voor de belasting komt de hele oppervlakte van het terrein in aanmerking, met inbegrip van die waarop zich voor de exploitatiedienstige loodsen, dienstgebouwen, wegen enz. bevinden.
Artikel 3:
De belasting is verschuldigd door de uitbater van de opslagplaats.
Artikel 4:
De belasting wordt vastgesteld op 0,50 euro per m² oppervlakte van het terrein.
Artikel 5:
De belasting is verschuldigd op 1 januari van het belastingjaar. Zij wordt het eerste jaar tot de helft verminderd voor de opslagplaatsen die in de loop van de tweede helft van het jaar worden opgericht. Deze belasting is volledig verschuldigd op 1 januari voor de oppervlakte waarmee een bestaande exploitatie uitgebreid wordt in de loop van het eerste semester van het jaar.
Artikel 6:
De belastingplichtige moet uiterlijk op 31 januari van het belastingjaar bij het gemeentebestuur aangifte doen van de opslagplaats die hij exploiteert op 1 januari. De aangifte vermeldt de ligging en de juiste oppervlakte.
Voor de nieuwe opslagplaatsen moet de aangifte gebeuren binnen de veertien dagen na hun oprichting.
Iedere uitbreiding van de belastbare oppervlakte van een opslagplaats, die plaatsheeft in de de loop van de eerste helft van het jaar, moet bij wege van een aanvullende aangifte binnen de veertien dagen nadat zij gebeurt, ter kennis gebracht worden van het gemeentebestuur.
Artikel 7:
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat wordt opgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8:
Het reglement van 17 december 2019 over de belasting op opslagplaatsen schroot en oude voertuigen wordt opgeheven op 1 januari 2022.
Artikel 9:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.
Zitting van 21 december 2021
BELASTINGEN. GOEDKEURING BELASTINGREGLEMENT TWEEDE VERBLIJVEN.
Voorgeschiedenis
• Raadsbesluit van 17 december 2019 over de goedkeuring van het belastingreglement op tweede verblijven.
Juridische gronden
• Artikel 170, §4 van de grondwet
Geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.
• Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglementen, vast.
• Artikel 41, 2e lid, 14° van het decreet lokaal bestuur
De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen, is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
• Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Argumentatie
De financiële toestand van de gemeente vereist dat diverse belastingen worden geheven waarbij een evenwichtige verdeling van de belastingdruk wordt nagestreefd.
De bewoners van een tweede verblijf maken enerzijds wel gebruik van de gemeentelijke infrastructuur, maar buiten de eventuele deelname aan het DifTar-systeem voor ophaling van huisvuil, leveren zij geen andere bijdrage voor het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en de gemeentelijke dienstverlening.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Vanaf het aanslagjaar 2022 wordt een gemeentebelasting op de tweede verblijven gevestigd.
Artikel 2:
Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke woongelegenheid waarvan diegene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, wooncaravans en alle andere vaste woongelegenheden.
Als tweede verblijf worden niet beschouwd:
• de lokalen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit
• de verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens, tenzij ze tenminste zes maanden van het belastingjaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden.
• de leegstaande woongelegenheden waarvan het bewijs voorgelegd wordt dat zij in de loop van het aan het belastingjaar voorafgaand kalenderjaar niet als tweede verblijf werden aangewend.
Artikel 3:
De belasting is verschuldigd door ieder persoon die effectief gebruik kan maken van het tweede verblijf.
Artikel 4:
De belasting wordt vastgesteld op 500 euro per tweede verblijf.
Artikel 5:
De belasting is ondeelbaar en voor het gehele belastingjaar verschuldigd op 1 januari van het belastingjaar door de persoon vermeld in artikel 3 van dit reglement.
Artikel 6:
De belastingplichtigen moeten uiterlijk op 31 januari van het belastingjaar bij het gemeentebestuur aangifte doen van elk tweede verblijf dat zij in de gemeente bezitten door middel van het formulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld.
Artikel 7:
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat wordt opgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8:
Het reglement van 17 december 2019 betreffende de belasting op de tweede verblijven wordt opgeheven vanaf 1 januari 2022.
Artikel 9:
Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2022.
Zitting van 21 december 2021
RETRIBUTIES. AANPASSING RETRIBUTIEREGLEMENT COMPOSTVATEN EN -BAKKEN.
Voorgeschiedenis
• Raadsbesluit van 25 november 2003 over de oprichting van EcoWerf
• E-mail van Ecowerf van 15 april 2021 waarin de eenheidsprijzen (inclusief btw en subsidies reeds in mindering gebracht) worden meegedeeld waaraan de gemeente het betreffende materiaal kan aankopen:
º compostvat: 35,74 euro
º beluchtingsstok: 5,78 euro
º PVC compostbak: 79,86 euro.
• Raadsbesluit van 29 juni 2021 over de goedkeuring van het retributiereglement compostvaten en - bakken, waarbij de raad beslist tot volgende verkoopprijzen:
º compostvat: 36 euro
º beluchtingsstok: 6 euro
º PVC compostbak: 80 euro.
• De beslissing van de raad van bestuur van EcoWerf van 13 oktober 2021
• Brief van Ecowerf van 21 oktober 2021 over het hanteren van uniforme verkoopprijzen.
Juridische gronden
• Artikel 173 van de Grondwet
Behalve voor de provincies, de polders en wateringen en de gevallen uitdrukkelijk uitgezonderd door de wet, het decreet en de regelen bedoeld in artikel 134, kan van de burgers geen retributie worden gevorderd dan alleen als belasting ten behoeve van de Staat, de gemeenschap, het gewest, de agglomeratie, de federatie van gemeenten of de gemeente.
• Artikel 40, §3 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen, waaronder de gemeentelijke belasting- en retributiereglement, vast.
• Artikel 41, 2e lid, 14° van het decreet lokaal bestuur
De bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen, is niet delegeerbaar naar het college van burgemeester en schepenen.
• Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
• Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Argumentatie
Het organisch materiaal uit de tuin en de keuken wordt ter plaatse verwerkt tot compost en kadert dus binnen de afvalpreventie.
De ophaling van het huishoudelijk afval kan dalen wanneer de inwoners van de gemeente overgaan tot het composteren van het organisch afval. Dit resulteert in een vermindering van de verwerkingskost voor de gemeente.
De gemeente biedt hiertoe compostvaten, compostbakken en beluchtingsstokken te koop aan op een gemeentelijke locatie.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
Er wordt een retributie geheven voor de doorverkoop aan de inwoners van de gemeente van compostvaten, compostbakken, aanbouwelementen en beluchtingsstokken.
Deze retributie wordt als volgt vastgesteld:
• 30 euro voor een compostvat (incl. 1 beluchtingsstok)
• 6 euro voor een extra beluchtingsstok
• 60 euro voor een compostbak (kunststof)
• 40 euro voor een aanbouwmodule (kunststof)
Artikel 2:
Er zijn geen verminderingen of vrijstellingen mogelijk met betrekking tot dit retributiereglement.
Artikel 3:
De artikelen zoals opgesomd in artikel 1 worden verkocht aan de gemeentelijke loods.
Artikel 4:
De retributie is verschuldigd door de persoon die het composteermateriaal afhaalt aan de gemeentelijke loods van de gemeente.
Artikel 5:
De retributie is contant (cash of bancontact) te betalen aan het onthaal van de gemeente. Er wordt een ontvangstbewijs voor de betaling afgeleverd.
Artikel 6:
De raad heft bij de inwerkingtreding van dit besluit het raadsbesluit van 29 juni 2021 tot vaststelling van de verkoopprijs van compostvaten op.
Artikel 7:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.
Zitting van 21 december 2021
RETRIBUTIES. GOEDKEURING RETRIBUTIEREGLEMENT PAROCHIEZAAL KORBEEK-DIJLE.
Voorgeschiedenis
Feiten en context
Juridische gronden
Argumentatie
Als gevolg van de erfpachtakte voor de parochiale gebouwen van Korbeek-Dijle komt de parochiezaal van Korbeek-Dijle vanaf 1 januari 2022 in het beheer van lokaal bestuur Bertem. Voor het verhuren van de parochiezaal van Korbeek-Dijle zullen de geldende tarieven als retributies gelden vanaf 1 januari 2022.
Besluit
eenparig
Artikel 1:
De gemeenteraad keurt volgende retributie voor het huren van de parochiezaal van Korbeek-Dijle goed:
• Entiteiten categorie 1 - gratis
• Entiteiten categorie 2
º Kleine zaal: 20 euro
º Grote zaal: 25 euro
º Beide zalen: 35 euro
• Entiteiten categorie 3 en 4 - 155 euro
Artikel 2:
De parochiezaal van Korbeek-Dijle wordt beheerd en ter beschikking gesteld aan dezelfde voorwaarden als opgenomen in het gebruiksreglement gemeentelijke infrastructuur van 25 mei 2021.
Artikel 3:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.